Zomergesprek: Hanneke van Eckeveld ervaart taal als de weg naar binnen en buiten
De evangelist Johannes, hem zou Hanneke van Eckeveld (38) weleens hebben willen ontmoeten. Misschien omdat ze in het werk van de ”adelaar onder de evangelisten” iets weerspiegeld ziet van wie zij zelf is: een liefhebber van taal en een zoeker naar samenhang.
Ze wil wel in gesprek, maar beantwoordt dan graag de vragen „op een manier die bij mij past.” Voor Hanneke van Eckeveld betekent dat zoeken naar lijn en logica, kortom: samenhang. Vraag haar niet naar details: één Bijbeltekst, één boek, één hoogtepunt. Liever dan de loep pakt zij de groothoeklens voor het hele plaatje: hoe vallen al de puzzelstukjes ineen, hoe horen al deze dingen bij elkaar?
Zo dénkt ze niet alleen, zo functioneert ze, zegt de communicatieadviseur bij Zending Gereformeerde Gemeenten (ZGG) in haar appartement in Zeist. In werk, in leven, in contacten: altijd op zoek naar het brede perspectief.
1 Wie ziet u als u in de spiegel kijkt?
„Als ik voor de spiegel sta, kan ik maar één ding concluderen: een spiegel verhult veel meer dan die onthult. Je ziet er vooral de beperkingen in van ons menselijk verschijnen, ons uiterlijk. Om iemand echt te kennen, moet je verder kijken, naar innerlijk, overtuigingen, karakter. Al die dingen die maken dat je een uniek mens bent. Kijk ik in die ‘spiegel’, dan zie ik mezelf als een zoeker naar samenhang. Ik kan een detail niet begrijpen als ik niet zie wat daar omheen is, als ik het grotere kader mis.
Om die samenhang te vinden, heb ik taal nodig. Taal is voor mij de weg naar binnen en de weg naar buiten, daarmee kan ik dingen begrijpen en verbinden.
Ik hoorde eens een testje, dat ik sindsdien regelmatig heb gedaan. Dan vraag ik iemand: Waar denk jij aan bij het woord gorilla? De meeste mensen zeggen: Dan zie ik een plaatje van een gorilla voor me. Maar ik zie dus het wóórd gorilla, het letterbeeld. Dat leerde mij hoe diep taal bij mij verankerd is, dat ik niet zonder kan, dat ik daaruit leef. Achteraf gezien had ik dat als kind al. Toen kon ik dat alleen nog geen woorden geven. Ik heb het als heel inzichtgevend ervaren om te ontdekken hoezeer taal bij mij hoort. Het is verrijkend en geeft ruimte om te accepteren dat je zo bent.”
2 Waar en hoe komt u tot rust?
„Dat kan op allerlei manieren. Rust hangt voor mij samen met geen tijdsdruk hebben. Uit eten gaan met iemand met wie je een goed gesprek kunt voeren, en dan de hele avond niet op je horloge kijken: dat is tot rust komen.
Ik vind rust ook wel alleen, zoals tijdens een wandeling. Maar langduriger momenten van ontspanning breng ik graag door in gezelschap. Dat kunnen ook kinderen zijn. Als hier kinderen zijn, en ik hoor hun spel: dat vind ik heerlijk. Ook dat is voor mij rust.
Ik zorg ervoor dat ik voor zulke momenten ruimte heb in mijn agenda, en ben ook niet geneigd die op te geven. Heb ik een volle agenda maar komt er iemand langs die waardevol is in mijn leven, dan moeten andere dingen aan de kant. Rust gaat ook over keuzes maken.”
3 Wat vindt u belangrijk in uw vakantie?
„Dat wisselt; de ene keer wil ik in de bergen wandelen, een andere keer verlang ik ernaar iets nieuws te ontdekken. Soms heb ik zin in cultuur, soms in natuur; soms in gezelschap en soms wil ik alleen zijn.
Eén ding is wel duidelijk: bij voorkeur ga ik naar het buitenland. Daar word ik geprikkeld om na te denken, om met taal bezig te zijn, om te zien hoe communicatie verloopt wanneer je eigen taalvermogen beperkt is. Het buitenland maakt mij creatief, omdat het vertrouwde wegvalt. Zo’n prikkel is voor mij nodig, want prikkelloosheid gaat niet goed, dat vind ik saai.”
4 Welk boek ligt er momenteel op uw nachtkastje?
„Een boek op m’n nachtkastje? Dat kan ik elke drie maanden afstoffen. Nee, mijn boeken reizen met me mee mijn huis door en zelfs de natuur in.
Een boek waardoor ik geprikkeld word, moet sowieso een boek zijn met mooie, verzorgde taal. Ik kan er niet goed tegen als er slecht geredigeerd is. Redigeren was mijn vak bij uitgeverij De Banier; wanneer dat slecht gebeurt, ervaar ik dat als een klap in het gezicht van de taal.
Ik lees graag boeken waarin een ontwikkeling is beschreven. In die zin ben ik een echte romanlezer. Momenteel herlees ik ”Stilte” van de Japanse auteur Shusaku Endo. Feitelijk gebeurt daar niet veel; summiere locatiewisselingen, wat natuurbeschrijving, en dan houdt het zo’n beetje op. Maar het is één grote innerlijke tocht, zo duizelingwekkend goed opgeschreven. Zo’n boek brengt mij vanbinnen in beweging.
Naast romans lees ik graag biografieën, op dit moment die over Hella Haasse door Aleid Truijens. Het mooie daarvan vind ik dat het een leven van begin tot eind is. Het is die blik in de spiegel, maar dan wél onthullend: je ziet hoe iemand is tijdens het hele leven.
Een goed boek doet voor mij hetzelfde als taal: het vindt bij mij de weg naar binnen, en via zo’n boek kan ik ook weer iets naar buiten brengen, het brengt me nieuwe ideeën.”
5 Met welke persoon uit heden of verleden zou u weleens (hebben) willen praten?
„Dat is niet moeilijk: de evangelist Johannes. Omdat hij hoofdstuk 1 van zijn evangelie heeft geschreven; dat vind ik zo onnoemelijk mooi.
Waarschijnlijk wist hij als laatste evangelieschrijver wat de andere evangelisten hadden opgeschreven. Ik vind het mooi dat hij vaak weglaat wat zij al beschreven, en dat hij wel opschreef wat anderen niet deden. En alles in het kader van dat eerste vers: In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.
Tijdens een preek over dit hoofdstuk viel het voor mij op zijn plaats. God de Vader schept door het Woord, de Zoon is het Woord en Hij verlost en de Heilige Geest gebruikt het Woord om bij mensen te komen. Toen dacht ik: het is toch niet vreemd dat ik zo van taal houd? Het is eigenlijk heel basaal, de basis van ons hele bestaan is het Woord.
Ik zou Johannes weleens willen vragen: Waarom ben jij zo begonnen met je evangelie? Houd jij dan ook zo van taal? Vind jij het ook zo belangrijk om de dingen samenhang te geven? Ergens heb ik het gevoel dat Johannes en ik elkaar zouden kunnen begrijpen.”
6 Waar luistert u naar?
„Veel naar de podcast van de historicus Maarten van Rossem. Dat is een middel voor mij om meer zicht te hebben op de seculiere, hoogopgeleide wereld en niet alleen in de kerkelijke kring rond te kijken.
In de intro van elke podcast klinkt Van Rossems vraag: „Kunt u mij horen?” Dat is zó’n cruciale vraag. Als het gaat om verbinding maken en samenhang zoeken: hoe kun je dat doen als je niet naar elkaar luistert, als je elkaar niet hoort?
Dat klinkt logisch, maar dat is het niet. Een van de mooiste dingen in mijn werk als leerkracht vond ik de gesprekken van kinderen onderling. Als we op excursie gingen, zat ik daar in de auto vaak naar te luisteren. Soms konden klasgenootjes op zo’n respectvolle manier in gesprek gaan. Naar elkaar luisteren, vragen stellen, nieuwe informatie aan het gesprek toevoegen; echt harmonieus. Maar de andere kant was er ook: ik herinner me dat jongetje dat de hele autorit boven de anderen uit zat te praten, zonder een moment te luisteren. Ik zag er een prototype in van hoe wij volwassenen soms kunnen roepen zonder nadenken, zonder ons af te vragen of we elkaar echt horen. Wie ooit een groepje kinderen in de auto heeft: zeg zelf niets, en luister naar wat zij zeggen. Het is de moeite waard.
Er is meer om naar te luisteren. Soms fiets ik op een heldere zomeravond naar Utrecht. De binnenstad leeft altijd, maar ’s avonds op een heel rustige manier. Als je dan door de straatjes langs de grachten loopt, je ziet de zon op de Domtoren en je hoort de avond vallen – dat is zo’n prachtig verstild geluid.
Veel vreugde kan ik ook beleven aan het luisteren naar een preek in de stille omgeving van het eigen godshuis. Waar de prediker vanuit Gods Woord het Evangelie brengt met verzorgde taal, zodat elk woord op de goede plek valt.”
7 Wat is de missie van uw leven?
„Ergens vraag ik me af waarom we deze vraag stellen in de reformatorische wereld. Je hoeft de Bijbel maar open te slaan en je ziet overal dat wij maar één doel hebben: tot Gods eer leven en Zijn Naam bedoelen. Zoals de berijming in Psalm 145:1 het mooi samenvat: „De Heer is groot; al ’t schepsel moet Hem prijzen.”
Ik begrijp wel, dat kan theoretisch overkomen. Het gaat erom: hoe maak je keuzes op basis van deze levensopdracht? Ik geloof dat je daarvoor die spiegel nodig hebt, om je af te vragen: wie ben ik? Wat heeft God aan mij gegeven, waarin ben ik beelddrager van Hem? Voor mij betekent dit dat ik niet op mijn plek ben waar het vooral over cijfers gaat. Ik ben een taalmens, maar voor een ander ligt dat misschien heel anders.
Ontdekken wie je bent en hoe je daarmee kunt beantwoorden aan je levensdoel, dat is geen navelstaren of ‘horizontaal’ met mensen bezig zijn. Ik denk dat het juist recht doet aan hoe hoog de mens, als kroon op de schepping, geëerd wordt in de Bijbel. Maar je ontdekt dan tegelijk hoe diep gevallen je bent. Als ik aan deze opdracht probeer gehoor te geven, besef ik hoe vaak dat niet lukt. Hoe ik met de taalvermogens die God mij geeft mensen kan beschadigen en kwetsen, hoe ik woorden soms gebruik om dingen te verhullen of om kwetsbaarheid weg te stoppen. Maar toch blijft daaraan voorafgaan: het is ooit anders geweest en het zal ook weer anders worden.”
8 Welke Bijbeltekst betekent veel voor u?
„Vraag mij niet naar één tekst. De Bijbel heeft zo’n 31.000 verzen, en dan wil je het over één vers hebben? Wat is één tekst als je niet de koepel van het geheel erboven ziet?
Eigenlijk heb ik moeite met deze vraag. Legt die niet bloot hoe we soms de Bijbel klein maken, door in te keren tot die ene tekst die betekenis voor je heeft? Terwijl we al honderden jaren een volledige Bijbel in verschillende vertalingen hebben. Losse teksten kun je nooit goed begrijpen zonder het verband daarvan.
Voor ZGG verdiepte ik me eens in de Una-Bijbelvertaling op Papoea-Nieuw-Guinea. Lange tijd was daar alleen het Nieuwe Testament beschikbaar. Wij denken dan: heel goed, het gaat tenslotte om Christus. Maar een van de vertalers ontdekte tijdens zijn werk aan het Oude Testament een tekst waaruit blijkt dat God toornt op Zijn eigen volk. Niet op vijanden, maar op Zijn éígen volk! Dat was nieuw, al kende hij het Nieuwe Testament allang en wist hij van verlossing, zonde en genade. Hij preekte er direct die zondag over om het aan zijn gemeente uit te leggen.
Om zulke verbanden gaat het in het Woord. Daarom probeer ik het liefst flinke stukken tegelijk te lezen. Neem bijvoorbeeld het Hooglied, in een vertaling waarin de dichtvorm van het Hebreeuws terugkomt. Als je dat in één adem doorleest, gaat het gedicht leven, alsof het mooiste schilderij zich voor je aftekent.”
9 Terugkijkend op de voorbije jaren: wat was een diepte- en wat een hoogtepunt?
„Inmiddels is vast wel duidelijk dat ik niet in punten maar in processen denk. Elk hoogtepunt wordt gevolgd door een dieptepunt, en andersom. Het is één doorgaande lijn, met samenhang.
We stellen vaak de vraag: wat gebeurt er in mijn leven en hoe erg of hoe fijn is dat? Dat kan helpend zijn in vreugde of verdriet. Maar daarna komt volgens mij de vraag: wat dóé je met het goede en de pijn in je leven? Kun je dat verbinden aan je Schepper, aan je persoonlijkheid, aan het doel van je leven, en zo een plaats geven?
Zou ik een dieptepunt moeten noemen, dan denk ik vooral aan leed van anderen. Bijvoorbeeld als zij worstelen met hun zelfbeeld, als ze niet weten wie zij zijn of vastzitten in patronen die er soms al generaties zijn. Dat raakt mij diep. Ik vind het vooral pijnlijk omdat niet goed weten wie je bent niet alleen een miskenning van jezelf is, maar ook van de Schepper Die je uniek heeft gemaakt. Misschien vind ik daarom kinderen wel zo mooi, omdat ze vaak zo onbevangen en puur zijn, in zekere zin onbeschreven door het leven.”
10 Hoe kijkt u naar de toekomst?
„Met kinderen besprak ik weleens de vraag: wat weet je zeker voor de toekomst? „Dat ik een baan krijg”, zei er een. „Dat ik moeder word.” Weet je dat zeker? vroeg ik. Hoe langer ze nadachten, hoe meer ze beseften dat ze niets zeker wisten. Uiteindelijk geeft alleen Gods Woord zekerheid voor de toekomst. Ik kan niet verder kijken dan wat ik in de spiegel kan zien: naar wie ik nu ben en naar hoe het verleden mij vormde. Zo kan ik hopelijk, met deze kennis van mezelf en bij het licht van de Bijbel, in de toekomst goede keuzes maken.
Met carrièreplanning ben ik niet bezig en hoe mijn leven eruitziet als ik vijftig mag worden, geen idee. Morgen kan de wereld totaal anders zijn. Vaak voel ik me verwant met Abraham, die een „vreemdeling en bijwoner” was. Een bedoeïen, niet geworteld, geen diep ingeslagen tentpinnen. Zo probeer ik in het leven te staan: los, omdat alles hier voorbijgaat.
God weet waar alles naartoe gaat en daar ligt houvast. Als ik dan toch een concrete Bijbeltekst mag noemen, denk ik aan Openbaring 7:9-10. Als alle culturen en talen samen beantwoorden aan het Bijbelse levensdoel voor elk schepsel, om Gods lof te zingen. Dat is: missie volbracht.”