Oud-zendelinge Ank Cappon (93): Ik heb nog nooit nee gezegd tegen God
Tientallen jaren leefde ze als zendelinge „tussen de mensen” in de binnenlanden en berggebieden van Zuidoost-Azië. Nu woont Ank Cappon (93) al zo’n vijftien jaar in Rotterdam. Maar ook daar is ze een schakel tussen culturen en kan ze –vurig als ze is– niet zwijgen over wat haar drijft.
Ank Cappon moet erom lachen, schaterend haast. Of ze last heeft van de warmte? „Ik heb toch in de warmte gewerkt? Ik ben een tropenmens. Daar was het echt heet, 40 graden.”
De tuindeuren van haar Rotterdamse portiekwoning op de begane grond staan open, hangplanten bungelen in het kozijn. De tuin is weelderig groen en veel planten staan in bloei. Haar woonkamer is trouwens evengoed rijk voorzien van planten. Cappon laat zich omringen door warmte, kleur en gezellige rommeligheid. Bloemenprints sieren haar kleding en ook op kussentjes prijken bloemen. Overal staan of hangen spullen, knipsels en foto’s. Zelfs buitenshuis: het raam aan de straatzijde is beplakt met citaten en christelijke teksten. „Alleen Jezus brengt vrede”, kunnen de voorbijgangers lezen.
Cappon haalt ze het liefst naar binnen, zo uit de hectiek van de stad. Ze is geen dag alleen, al is ze als enige over van het gezin waarin ze opgroeide. Haar zus, de laatste die nog in leven was, is een paar weken geleden overleden. Juist vandaag werd haar orgel in Anks huis gezet. „Anders zou het verloren gaan.”
De verhalen blijven maar over elkaar heen rollen. Over visjes uit de rijstvelden in Laos die rauw gegeten werden. Over talen die ze wel verstond, maar waarin ze gesprekken toch lang niet altijd kon volgen. Omdat de verschillende tonen zo ingewikkeld waren en omdat er zo veel uitdrukkingen werden gebruikt. Over de Bijbel in het Shan, de taal van een volk zonder land, waaruit ze moeiteloos een stukje voorleest. De energieke dame vertelt alles op haar eigen manier, met tussendoor details of gebeurtenissen die haar te binnen schieten en soms met lange uithalen, hoge tonen in haar intonatie en soms die aanstekelijke lach. Een enkele keer schiet er een priemende vinger de lucht in of sluit ze even haar ogen. Zeker als het om de kern gaat: getuigen van haar Heer –zoals Cappon steevast zegt– en Zijn Koninkrijk.
1 Wie ziet u als u in de spiegel kijkt?
Beslist: „Ik kijk nooit in de spiegel. Alleen aan de achterkant, of mijn knot goed zit. Van de week was ik in de kerk. Iemand vroeg me: Wat is dat plekje onder je oog? Ik had geen idee. Ik heb nooit met spiegels geleefd. Wat moet je met een spiegel in een bamboehuisje? De mensen daar keken gewoon in het water.
Het moet allemaal ook niet tot eer van Ank zijn, maar tot eer van God. Ik heb een hekel aan zendingsboeken die vooral over de zendeling gaan. Dan weet je aan het eind waar zo iemand naartoe ging en hoe het was. Maar je hoort weinig over waaróm iemand ging.”
2 Waar en hoe komt u tot rust?
„Rust vind ik overal. Ja, ook hier in Rotterdam. Nee hoor, dit is geen drukke stad. Het is eerder een fijn buurtje hier. De buurvrouw aan deze kant” –ze wimpelt met haar hand– „gelooft. Die aan de andere kant is weduwe en heeft nu een vriend, die wilden me pas een dagje ergens mee naartoe nemen, dat doen ze zo. Dan heb je nog een Griek, die groet me alsof ik een koningin ben. En een andere buurman, die niks wil horen maar toch nieuwsgierig is…”
In een woordenvloed komt een groot deel van de buren voorbij. Maar vooral praat ze veel over „de Chinezen”, haar vrienden in de Chinese gemeenschap. Ze horen bij een van de Chinese christelijke gemeenten in de stad en Cappon kreeg contact met hen doordat ze zelf Chinees spreekt. De dag voor het interview hebben ze nog eten bij haar gebracht en meegegeten. Het was een overvloedig maal en de restjes –stukjes honingmeloen en een risottoachtig rijstgerecht met onder meer mosselen, boontjes en stukken lotuswortel– serveert ze nu als lunch. Om daarna weer terug te keren bij het gespreksthema rust.
„Als ik onrustig ben, in mijn hart, dan is er iets verkeerd gegaan. Vroeger ging ik dan op mijn matras zitten, en dan bad ik daar om vergeving. Ik vind werkelijk overal” –ze spreek de ”o” uit met een lange uithaal– „rust, omdat de Heer met mij is. Dan hoef je je niet ongerust te maken. Iedereen is hier ook welkom. Ja hoor, je mag komen, zeg ik dan. En er kómen mensen, van heinde en ver, bijvoorbeeld uit Tholen of Moerkapelle, om te praten. Vaak over drempels die ze ervaren om tot geloof te komen.”
3 Wat vindt u belangrijk in uw vakantie?
„Toen ik in de bergen, in primitieve gebieden woonde, ging ik altijd naar de zee. Ik leefde toen ik zendelinge was altijd bij de bevolking, dat moet je even weten. Heb jij weleens een rauw ei gegeten met peper, zout en sambal, zoals ik? Dat is speciaal bedoeld voor een gast. Als je tussen de mensen woont, dan is vakantie echt nodig, want het is intensief.
Het was twee tot drie dagen reizen met de bus naar de westkust van de Golf van Bangkok in Thailand. Prachtig blauw water heb je daar. We zaten in een mooi huis, bedoeld voor zendelingen. Er was een bibliotheek, er werden samenkomsten georganiseerd, we konden zwemmen…
Sinds ik in Rotterdam woon, ga ik niet meer weg. Dit is zo’n heerlijk plekje, het hoeft niet. En alle mensen komen naar míj toe. Waarom zou ik dan ergens alleen in een huisje gaan zitten?”
4 Welk boek ligt er momenteel op uw nachtkastje?
„Ik lees veel, vaak wel drie boeken in de week. Net toen ik zat te wachten tot jij er was, heb ik het boek ”God bewegend bewogen” van Henk Medema gepakt. Dat gaat erover dat God geen statische God is, dat Hij anders is dan wij denken.” Vurig: „Ik geloof alles wat in de Bijbel staat. Daar lees je ook: „God liet Zich verbidden.”
Soms ga ik naar Pelgrim, de boekhandel hier, en dan koop ik alle tweedehandsboeken die ik mooi vind. Ik hou alleen van boeken waar ik wat aan heb. Zoals ”Redeeming love” (”Bevrijdende liefde”, MO) van Francine Rivers. Het gaat over een jonge prostituee. Dan komt er iemand langs, Hosea. Hij is door God gedreven en vraagt of ze zijn vrouw wil worden. Zo wordt ze ook christen. Waarom zo’n boek me zo aanspreekt? Omdat het precies laat zien hoe God werkt. Ik lees ook graag werk van John Grisham (auteur van juridische thrillers, MO). Hij schrijft bij de vleet, altijd over misstanden in onze wereld. Je leert er veel van. En ze zijn spannend! Boeken met oplossingen, die spreken mij aan. Ik zie het licht van God daarin terug.”
Ze somt moeiteloos namen op van auteurs en van boeken. Otto de Bruijne. Derek Prince. De klassieker ”Alleen op de wereld”. ”Jennie” van Gallico („Over een poesje, zo schattig”). En de serie van mr. J. van der Hoeven over zijn gehandicapte zoon, waaronder ”Scheel engeltje”.
„Van der Hoeven had een ‘idioot’ kindje, dat rond de dertig werd. De boeken gaan over zijn leven.” Ze pakt een van de delen erbij en begint vol geestdrift te lezen en te vertellen. „”Dank U voor deze nieuwe morgen”, dat was een van de lievelingsgezangen van zijn zoon. Daar word je zó blij van, als je dat leest. Maar het is geen blij boek hoor, je moet er ook wel bij huilen.”
5 Met welke persoon uit heden of verleden zou u weleens (hebben) willen praten?
„Met koning Willem-Alexander. Je ziet geen licht in zijn ogen. Bij Máxima vind ik dat anders.
Ik zou de koning willen vragen: Hebt u zekerheid over het eeuwige leven? Wat zou hij tot een zegen kunnen zijn! Ze zijn zo rijk, de koning en zijn gezin, ze hebben niks nodig. Of dat gevaarlijk is? Ja, dat is toch Bijbels? Zelf heb ik van giften geleefd. En ik ben nooit iets tekortgekomen!”
6 Waar luistert u naar?
„Ik luister niet vaak iets en heb ook geen tv. Maar tegelijk heb ik in mijn leven heel veel geluisterd. Wie een vreemde taal wil leren, moet wel! Om zendeling te zijn en medisch werk te doen in een andere cultuur is luisteren ook belangrijk. Je moet mensen begrijpen zoals zij het begrijpen. Als iemand last van verstopping had en ik vroeg: „Wat eet je precies?”, dan vond diegene dat vreemd. Iederéén at rijst. En een beetje groente en eiwitten uit de jungle. Hoe ze over boze geesten dachten, dat leerde ik óók door hen aan te horen.
Ik heb hier in huis trouwens wel zo’n machientje staan om cd’s af te spelen. Ik wilde kinderen uit de Chinese gemeenschap liedjes van Elly en Rikkert aanleren. Zoals ”De steen is weg” en ”Is je deur nog op slot?”. Maar die moest ik eerst zelf leren. Ik kende alleen maar liederen in andere talen.”
7 Wat is de missie van uw leven?
„Ik ben een geboren teacher. Voor ik naar school ging, vroeger in Strijen, leerde ik de buurkinderen al rekenen. We hadden een groot terrein en konden er heerlijk spelen. We waren aangesloten bij de Vrije Evangelische Gemeente, mijn moeder was een echte Maranathachristen. Voor het naar bed gaan vroeg ze mij: „Zit er nog iets verkeerds in je hart? Want als de Heer Jezus vanavond komt, dan moet je met ons mee.” Ze was heel direct. Ik schaamde me soms voor haar. Ze droeg ook nog Zeeuwse klederdracht. Ik was als kind heel verlegen, maar nu lijk ik op haar. Ik denk niet als ik iets doe: hoe zal het overkomen? Jezus sprak ook altijd over het Koninkrijk.”
Ze gaat vuriger praten: „Straks loopt het uit op het Koninkrijk. Hoor je er niet bij, dan ga je verloren. Ik werkte lange tijd voor OMF (Overseas Missionary Fellowship, MO). Met mensen van alle kerken, het gaat erom of je gelooft en wedergeboren bent.” Ze houdt even stil, om dan te concluderen: „Ik ben echt een evangelist. Ik had altijd patiënten met wie ik bad en ik was” –ze zoekt naar het Nederlandse woord– „churchbuilder” (gemeentestichter of kerkplanter, MO).
Ook in Rotterdam ben ik met een missie. Toen ik hier net kwam, had ik het niet makkelijk. Er was een tegenstander die het niet fijn vond dat ik hier was, dat merkte ik duidelijk. Ik kon geen huis vinden, ik werd bestolen en was daardoor al mijn papieren kwijt… Zo waren er zeven, acht voorvallen in de eerste maanden. Maar ik wist dat ik in Rotterdam moest zijn. God had gezegd: Ga naar Rotterdam om een brug te bouwen naar immigranten. Dat is hard nodig.”
8 Welke Bijbeltekst betekent veel voor u?
„Filippenzen 3:14.” Ze pakt haar exemplaar erbij –de Herziene Statenvertaling– en bladert. In de kantlijn en op de witregels staan op veel plekken krabbels. Het exemplaar is net nieuw, vertelt ze. In de oude kon er niets meer bij. Dan wijst ze op de tekst. „Maar één ding doe ik: vergetend wat achter is, mij uitstrekkend naar wat voor is, jaag ik naar het doel: de prijs van de roeping van God, die van boven is, in Christus Jezus.” „Ik heb veel meer teksten die veel voor me betekenen, maar ik dacht: ik mag deze wel eens openbaar maken. Ook in een dienstbaar leven worden veel fouten gemaakt, hoor. Maar ik heb in mijn leven nooit nee gezegd tegen God. Dat heeft een prijs! En ik wil me uitstrekken naar wat voor me is.
Ik hou ook ontzettend van Efeze. Bijvoorbeeld Efeze 3: „Opdat Hij u geeft, naar de rijkdom van Zijn heerlijkheid, met kracht gesterkt te worden…” Ze houdt even stil, slaat wat over en citeert fragmenten: „opdat Christus in uw harten woont en u in de liefde geworteld en gefundeerd bent.” „Mét alle heiligen.” Ik ben ook echt een gemeentemens en zeker niet op mezelf.”
9 Terugkijkend op de voorbije jaren: wat was een diepte- en wat een hoogtepunt?
„Het dieptepunt en het hoogtepunt waren allebei toen ik twee jaar in Maleisië werkte. Ik ging elke week honderden patiënten langs, in zeventien dorpen. Ik werkte in de hitte, in kleine kliniekjes met een plaatijzeren dak. Ik was zó sterk, ik kon alles in eigen kracht.
Toen werd ik ziek. Ik viel een pond per week af en werd depressief. Ik werkte maar door. Het lukte niet om een diagnose te stellen. Tot ik me haast niet meer kon uitdrukken. Ik heb op een brug gestaan en als het water hoger had gestaan was ik zeker gesprongen. Het gíng niet meer. Toen hebben de leider van het zendingsveld en zijn vrouw me meegenomen. Ik heb drie maanden op bed gelegen, in de hitte. Ik was steeds nat van het zweet, ook van koorts. Het einde van Ank, noem ik het.
De directeur kwam vanuit Singapore op bezoek. Ik bleek amoebedysenterie (een gevaarlijke vorm van diarree, MO) te hebben. Hij wist welke medicijnen ik moest gebruiken. Halleluja! Ik kreeg één dosis en het ging beter. Daar ben ik m’n hele leven dankbaar voor geweest. De Heer heeft me op mijn ziekbed gevuld met de Heilige Geest. Ik kon niet anders dan zingen, prijzen en over God praten. Het was een heilige kamer.”
10 Hoe kijkt u naar de toekomst?
„De Chinezen bidden dat ik 100 word. Ik geloof dat de Heer komt en zegt: „Ank, kom maar.” Ik heb alles al klaarliggen voor de begrafenis. En een brief, waarin staat: „Als je deze brief krijgt, ga niet huilen, want dan ben ik daar waar ik al mijn hele leven naar verlangd heb.”
Het wereldnieuws volg ik niet, dat hoef ik niet te horen. Ik heb ook lang gezegd: Ik kan niet voor de regering bidden, met al die gekke wetten. Toen las ik in een boek van Derek Prince dat het een Bijbelse opdracht is. Het staat ook in 2 Kronieken 7” –Cappon citeert uit haar hoofd– „Als mijn volk bidt, dan zal ik het land helen.” Dat heb ik nu dus als taak. Ik bid elke dag voor de koning en de regering. Bidden in het geloof, daar gaat het om. Bidden is niet een hele waslijst wensen opnoemen. Het is bidden wat Hij verlangt. En dat zal dan ook gebeuren!”