Vier maanden na de vlucht uit Oekraïne: even een huilmomentje
Vier weken zou het echtpaar Brandwijk op vakantie gaan. Het worden er twee. En in die twee weken mogen hun Oekraïense gasten in hun huis blijven. „Daarna hopen we met hen leuke dingen te gaan doen.”
Dick en Karin Brandwijk zien het niet als een offer. Vorig jaar wisten ze niet dat het aantal bewoners van hun huis ineens van twee naar negen zou groeien. „Onze vier kinderen waren het huis uit, vandaar dat we nu eens een keer lang op vakantie wilden. Maar dat voelt niet goed, nu onze vrienden zo lang van huis en haard verdreven zijn. We gaan daarom twee weken weg, en niet te ver, zodat we terug naar huis kunnen als het nodig is.”
Zondag was het vier maanden geleden dat Vova, Tanya en hun vijf kinderen op de vlucht sloegen. „Dat was even een huilmomentje, van weerskanten”, zegt Karin Brandwijk. Uitzicht op spoedige terugkeer hebben haar gasten niet, nu de oorlog almaar voortduurt. „Ze zullen vast hopen dat ze snel terug kunnen, maar daar praten we zelden over, want ik wil niet dat ze het idee krijgen dat we hen weg willen hebben. Ze moeten zich hier veilig en welkom voelen. Ze hebben het weleens gehad over teruggaan voordat het nieuwe schooljaar begint. Twee weken geleden kwamen er echter weer Russische raketten neer in de stad Zjitomir dus voorlopig zal van terugkeer wel geen sprake zijn.”
Evaluatie
Ook in andere Sliedrechtse gastgezinnen blijkt de vakantieperiode geen probleem, zegt Brandwijk, die lid is van de coördinerende werkgroep. „Mensen gaan gewoon op vakantie en de Oekraïners mogen in hun huis blijven.”
Vanzelfsprekend is dat niet. „We evalueren met elk gastgezin. Voor één Oekraïens gezin bleek het beter naar een ander adres te gaan, maar dat had niets met de vakantie te maken. Een ander gezin is naar Duitsland vertrokken en wil dan verder naar Oekraïne. De overige gasten blijven nog.”
Brandwijks contacten met Oekraïners zijn ontstaan nadat het Sliedrechtse echtpaar Van Beest in 2000 naar de Oekraïense stad Zjitomir trok om er een hulpverleningsproject op te zetten. Tijdens een koortournee was Tanya –destijds nog ongetrouwd– in 2005 en 2007 in het gezin Brandwijk te gast. Doordat ze alleen Russisch spreekt, verwaterde het contact later. Op 24 februari –de dag van de Russische inval– informeerde Brandwijk hoe het met haar vroegere gast ging. Die bleek met haar gezin ’s nachts in een schuilkelder te verblijven. En ze wilden niet weg. Toen dichtbij Zhitomir echter vijf mensen omkwamen tijdens explosies, besloten Vova en Tanya alsnog te vertrekken. Op 6 maart vonden ze in Sliedrecht een gastvrij onthaal. Andere leden van hun gemeente in Zjitomir kregen elders in het dijkdorp onderdak.
In de gastgezinnen was in enkele dagen tijd veel geregeld: bedden versleept, kamers opgeruimd, spullen ingezameld, boodschappen in huis gehaald. Vier maanden later zijn de meeste gasten er nog steeds. „Wat de leeftijden van hun kinderen betreft zijn we vijftien jaar terug in de tijd”, zegt Brandwijk opgeruimd.
Gewoonten
Met ‘vreemden’ in huis is het geven en nemen. „Het ene moment gaat het prima, een ander moment moet je weleens zuchten of ben je moe. Dat is in je eigen gezin ook zo. Met anderen is er verschil in gewoonten. Dat is er tussen Nederlandse gezinnen ook, en buitenlanders doen dingen soms anders. Je neemt natuurlijk al gauw je eigen gezin als maatstaf, maar bij middelmatige dingen denk ik: Niet over zeuren. Heel belangrijk? Dan zeggen we er iets van.
Hun kinderen gaan gerust onder het eten naar de wc. Onze kinderen zijn niet meer thuis, dus daarom denk ik: Zoek het maar lekker uit. Maar aan het afsluiten van de maaltijden met Bijbellezen (nu uit de kinderbijbel) en dankgebed –wat onze gasten niet gewend waren– hechten we wel.”
Spijt van het besluit hun huis open te stellen, heeft het Sliedrechtse echtpaar niet. „We zouden zelf in een oorlogssituatie ook geholpen willen worden. De Heere geeft ons hier kracht voor.”