Welbeschouwd: Als onpeilbaar leed een menselijk gezicht krijgt
Dat het dagboek van zijn dochter Anne zo breed zou worden verspreid, had Otto Frank nooit kunnen bedenken. Toen ”Het Achterhuis” in Nederland op de markt kwam –deze zaterdag precies 75 jaar geleden– verscheen het in een beperkte oplage van zo’n drieduizend exemplaren. Inmiddels is het boek vertaald in meer dan zeventig talen.
Hoe kan het dat een dagboek van een Joodse puber wereldwijd zo bekend wordt? Een van de belangrijkste redenen is dat het oorlogsleed van de Europese Joden in Annes dagboek letterlijk een gezicht krijgt. Het gezicht van een meisje, vol dromen en idealen, dat op jonge leeftijd wordt omgebracht, vanwege het enkele feit dat ze Joods is.
Tal van feiten en cijfers over de gruwelen van het naziregime zijn bekend. Maar zolang deze geen menselijk gelaat hebben, kunnen ze letterlijk op afstand blijven. Het dagboek van Anne Frank brengt een overweldigend drama terug tot menselijke proporties. En daarmee komt de catastrofe van de Holocaust heel dichtbij.
Ook latere oorlogen en crises kregen door individuele gebeurtenissen een gezicht. Iconisch werd de foto van het 9-jarige meisje Kim Phuc, dat in 1972 naakt en gillend van de pijn over een weg rent na een aanval met napalmbommen. Het was mede het beeld van dit ”napalmmeisje” dat in de Verenigde Staten een omslag veroorzaakte in het denken over de uitzichtloze Vietnamoorlog.
Dit voorbeeld is met vele andere aan te vullen. Zo is er de foto van die jongen die in 1989, tijdens de studentenopstanden in China, een tank probeert tegen te houden. Jaren later is er het verstilde beeld van de overleden driejarige Aylan Kurdi, die symbool staat voor de vluchtelingencrisis in 2015. Het ventje lijkt te slapen in de vloedlijn, maar in werkelijkheid is hij verdronken. Ook bij de strijd die zich nu afspeelt in Oekraïne zijn het juist beelden van gewone mensen, gewond of op de vlucht, die een golf van woede veroorzaken over de aanvallen van Rusland op het buurland. Pas als leed een gezicht krijgt, raken we als medemens emotioneel betrokken.
In de Bijbel is het veelzeggend dat de Heere Jezus steeds weer oog heeft voor het persoonlijke lijden. Hij weent bij het graf van Zijn vriend Lazarus. Hij ziet de nood van Jaïrus en peilt het verdriet van de moeder van de jongeling van Naïn. Hij ziet de mensen aan met barmhartigheid, is met hen bewogen. Jezus kijkt niet, maar Hij ziet. Hij ziet de mensen in hun pijn, verdriet en verlorenheid. En Hij vraagt wat ze willen dat Hij hun doen zal.
Zij die volgelingen van Hem wensen te zijn, kunnen niet zonder het gebed om ook hierin op Hem te mogen lijken. Wie de naam van christen draagt, kan nooit alleen maar toeschouwer zijn. Omdat een christen de hoge roeping heeft om te zien en vervolgens barmhartigheid te bewijzen, waar het maar kan.
De Heere Jezus sluit de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan af met de woorden: „Ga heen en doe gij desgelijks.” Dat is geen keuzemogelijkheid, maar een opdracht.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.