De verstevigde samenwerking van PvdA en GroenLinks smaakt naar meer, vinden veel partijprominenten. Ze willen weer invloed hebben. Een fusie in de Eerste Kamer is de eerste stap. Het woord is nu aan de leden.
Uniek zijn de pogingen tot vergaande linkse samenwerking niet. Begin jaren 70 is er serieus gesproken over het plan om PvdA, D66 en een van de voorlopers van GroenLinks te laten fuseren. De poging liep op niets uit, maar de achterliggende gedachte om linkse, progressieve krachten te bundelen is blijven bestaan. Zo nu en dan vlamde de discussie weer op. Begin deze eeuw probeerden verschillende PvdA-prominenten zoals Klaas de Vries en Job Cohen de discussie nieuw leven in te blazen. Recenter, in het laatste jaar van Rutte III, kondigden GroenLinks, PvdA en SP aan een links blok te zullen vormen. Zo nodig zouden ze gezamenlijk tegen de belastingplannen van het kabinet stemmen.
Na de achterliggende formatie is de drang om samen te werken weer hoogst actueel. Dit weekend geven de leden van PvdA en GroenLinks hun oordeel over het plan om niet langer twee, maar één gezamenlijke fractie te vormen in de Eerste Kamer. De partijen zullen dan opereren als één team door samen te vergaderen, gezamenlijk aan debatten deel te nemen en eensgezind te stemmen. De PvdA-leden brengen zaterdag op een partijcongres hun stem uit. GroenLinks presenteert op dezelfde dag de uitslag van een digitaal referendum onder de leden.
Zo concreet als nu zijn linkse fusieplannen nog nooit geweest, constateert zowel Peter van der Heiden, politicoloog aan de Radboud Universiteit, als Gerrit Voerman, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen. In de jaren 70 was het doel van de fusieplannen dat links zou gaan regeren, ministers zou leveren en het beleid zou bepalen, zegt Van der Heiden. De PvdA had toen rond de vijftig zetels. „Nu is het een kwestie van overleven. Met de huidige negen zetels is een fusie een heel ander verhaal. Zowel PvdA als GroenLinks is niet in de positie om de boot af te houden, met als argument dat ze zelfstandig electoraal succesvol zijn.”
„Een belangrijke voorwaarde voor het slagen van een fusie is dat partijen tegelijkertijd in crisis verkeren”, meent Voerman. Dat concludeert hij uit eerdere fusies in de politieke geschiedenis, zoals bij het CDA. „Dan domineert bij partijen het gevoel dat ze alleen niet veel verder komen. De PvdA kende vijf jaar geleden een historische terugval in het aantal Kamerzetels. Ook GroenLinks halveerde bijna bij de laatst gehouden Tweede Kamerverkiezingen.”
Stempel
In aanloop naar de beslissende dag speelde in beide partijen een stevige discussie tussen voor- en tegenstanders. Een groep van meer dan dertig prominente PvdA’ers en GroenLinksers sprak zich uit voor een fusie. Onder anderen de voormalig partijleiders Diederik Samsom, Bram van Ojik, Job Cohen, Jolande Sap en Wouter Bos benadrukten de noodzaak van linkse samenwerking om hun idealen weer te kunnen verwezenlijken. Ook de partijleiding van de PvdA verklaarde zich voorstander: „Een historische stap om als progressieve partijen elkaar op te zoeken en de balans in de politiek te doen omslaan”, aldus partijvoorzitter Esther-Mirjam Sent.
„Als PvdA en GroenLinks een vuist maken en één gezamenlijke fractie vormen, kan dit links verbond een stevige stempel drukken op de koers van het land”, schreven de partijprominenten in een opiniestuk in de Volkskrant. In hun betoog klinkt de wens door om weer een machtsfactor van betekenis te worden, mee te regeren, het beleid te bepalen en misschien zelfs wel een kandidaat voor het Torentje naar voren te schuiven. Tegenstanders van de fusieplannen hebben daar veel minder zonnige verwachtingen over. Reken er niet op dat PvdA en GroenLinks de huidige zetelaantallen bij elkaar op kunnen tellen, betoogt een groep GroenLinksers. Een fusie zou zomaar kunnen leiden tot een uittocht van leden die een idealistische koers belangrijk vinden en deze zullen zoeken bij partijen als de PvdD en BIJ1, waarschuwen zij.
Ook voormalig PvdA-partijleider Ad Melkert denkt dat PvdA en GroenLinks beter ieder voor zich hun weg kunnen gaan. Samenwerking zou zich volgens hem moeten beperken tot het bundelen van denkkracht. Hij is niet zonder meer overtuigd van een electoraal succes van de fusieplannen. Omdat Nederland overwegend centrumrechts stemt −sinds de eeuwwisseling ligt het gezamenlijk aantal zetels van de VVD, de christelijke partijen en „extreemrechts” tussen de 85 en 101 zetels− zijn de strategische opties voor links beperkt, betoogt Melkert in een bijdrage voor het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Hij vreest dat fusie-enthousiasme er vooral toe zou leiden dat D66 en de SP stemmen inleveren.
Pieken
„Er is electoraal potentieel voor een linkse fusiepartij”, denkt Voerman. „Het aantal zetels dat zo’n partij zou kunnen halen ligt hoger dan de zeventien die ze nu samen hebben. Tegelijkertijd bestaat er het risico dat een deel van de traditionele PvdA-achterban zich van de fusiepartij zal vervreemden als het een partij wordt voor theoretisch opgeleiden. Als alles meezit kunnen ze pieken, maar dat zal nooit structureel zijn.”
„De geschiedenis leert dat fusiepartijen nooit langdurig groot zijn”, zegt ook Van der Heiden. „Dat blijkt uit de huidige zetelaantallen van fusiepartijen PvdA en CDA. Fuseren komt meestal voort uit armoede. Het kan de tendens niet stoppen. Als er nieuw elan ontstaat, kan een fusie succesvol zijn. Daarvoor is een aansprekende politiek leider van cruciaal belang.”
Strijd
Onvermijdelijk speelt in de fusiediscussie ook de vraag op of de partijen inhoudelijk wel op dezelfde lijn zitten. Voorstanders menen van wel. Zij wijzen op het stemgedrag van beide fracties in de Tweede Kamer, dat bijna identiek is. Ook schreven PvdA en GroenLinks eind vorig jaar gezamenlijk een progressief oppositieakkoord. Natuurlijk zijn er op bepaalde beleidsterreinen verschillen, maar laten we niet blijven emmeren over de vraag of we over Lelystad Airport exact dezelfde opvatting hebben, zeggen voorstanders. De ‘rode’ en de ‘groene’ strijd zijn uiteindelijk van hetzelfde laken een pak.
Critici, zoals oud-PvdA-Kamerlid Adri Duijvestein, stellen daar tegenover dat het verstandiger is om eerst een gezamenlijk kernprogramma op te stellen. Als de partijen erin slagen een aansprekend verhaal neer te zetten, kunnen ze daarna de benodigde stappen zetten om te fuseren. Maar in díé volgorde.
Van der Heiden geeft dergelijke critici „groot gelijk. Ik moet nog maar eens zien of het beide partijen lukt om het eens te worden over een toekomstbeeld van de ideale samenleving. Natuurlijk, in de verkiezingsprogramma’s is het lastig om onderscheid te maken. Ook bij het invullen van de stemwijzer zijn er nauwelijks verschillen. Maar als het gaat over de ideale samenleving komt er onvermijdelijk spanning over de verdeling van welvaart en milieu. Het is de vraag of het lukt om beide achterbannen tevreden te houden. Bij de PvdA is milieu minder absoluut dan bij GroenLinks. Kort gezegd: welke prijs heeft de PvdA ervoor over om het milieu te redden?”
Ook Voerman vindt dat partijen het eerst inhoudelijk eens moeten worden. „Ik snap dat mensen zeggen: Het gaat me te hard. Beide partijen hebben hun eigen identiteit, hun eigen profiel. Bovendien kennen de sociaaldemocraten een rijke traditie. Het is een trotse partij die minister-presidenten heeft geleverd en geholpen heeft de verzorgingsstaat op te bouwen. Het doet pijn om daar afstand van te moeten nemen.”
Vuile handen
Ondanks dat PvdA en GroenLinks in de Kamer steeds meer naar elkaar toegroeien, blijven er verschillen bestaan. Zo is de achterban GroenLinks jonger dan die van de PvdA. Beide partijen zijn lid van verschillende fracties in het Europees parlement: de PvdA hoort bij de sociaaldemocraten, GroenLinks bij de Groenen. Op een niet onbelangrijk onderwerp als migratie is er verschil in opvatting. In demografisch opzicht wonen stemmers op beide partijen in verschillende stadswijken. De PvdA is gewend vuile handen te maken, GroenLinks daarentegen heeft op landelijk niveau nog nooit meegeregeerd. Dat laatste roept de vraag op of de achterban van een fusiepartij niet in protest komt als er verantwoordelijkheid moet worden genomen.
„Binnen de achterban van GroenLinks zijn er tamelijk activistische groepen”, zegt Van der Heiden. „De ene groep hecht meer belang aan het thema discriminatie, de andere aan milieu. Het is de vraag of die groepen de partij voldoende ruimte geven om een compromis te sluiten. Dat is lastig binnen een partij die niet gewend is bestuurlijke verantwoordelijkheid te nemen.”
Voerman herkent dat er stromingen zijn binnen GroenLinks die niet te veel concessies willen doen om te kunnen meebesturen. „Aan de andere kant: het compromis dat de PvdA en VVD hebben gesloten in Rutte II is nagenoeg de ondergang van de partij geweest. Zo’n dreun kreeg de PvdA nooit eerder. Dat heeft ervoor gezorgd dat ook die partij veel meer op z’n tellen is gaan passen.”
Top-down-project
Wat Voerman vooral opvalt is dat de huidige fusie een top-down-project is. „Het is geen fusie die wordt gedragen door een brede samenwerking tussen beide partijen in gemeenten en provincies. In ongeveer een op de acht gemeenten werken PvdA en GroenLinks samen, op provinciaal niveau zelfs helemaal niet. Dat is veel minder in vergelijk met partijen die in het verleden fuseerden. Dit project komt erg Haags over.”
Het woord is nu aan de leden; zaterdag wordt duidelijk of beide achterbannen instemmen met een gezamenlijke fractie in de Eerste Kamer. „Het kan nog jaren duren voordat beide partijen volledig fuseren”, zegt Van der Heiden. „Wat politieke verschillen betreft is het in de Eerste Kamer het makkelijkst om samen te werken. Het zal tijd nodig hebben om iedereen mee te krijgen.”
Voerman: „Als de leden zaterdag instemmen wijst alles de kant op van een definitieve fusie. De locomotief rijdt dan nog maar in één richting en het laatste station is een fusie.”