Vandaag precies 146 jaar geleden overleed in Den Haag de antirevolutionaire politicus Groen van Prinsterer, na een lange periode van ziekte. Bij zijn begrafenis maakten verschillende sprekers de balans van zijn leven op. Hieruit bleek hoe Groen een brede groep gereformeerden had geïnspireerd. Zijn politieke nalatenschap zou na zijn dood tot wasdom komen.
Op dinsdag 23 mei 1876, vier dagen na Groens overlijden, dromde een groep mensen samen bij zijn huis naast het Binnenhof in Den Haag. Die ochtend trokken veertien koetsen en vele wandelaars vanuit het centrum van Den Haag naar de begraafplaats Ter Navolging, in de duinen bij Scheveningen. Deze kleine, ommuurde begraafplaats bestaat nog steeds. Zij is nu ingeklemd tussen woonhuizen en kantoren; meeuwen vliegen hoog boven de begraafplaats rond.
Traditioneel waren begraafplaatsen vooral te vinden in en rond kerken. Aan het eind van de achttiende eeuw kwam hier kritiek op; voor de volksgezondheid vond men het beter om overledenen buiten de stad te begraven. Ook de vader van Van Prinsterer, een vooraanstaand arts, was hier groot voorstander van. Ter Navolging was dan ook een innovatie; men hoopte op navolging in de rest van het land. Tegenover de ingang van de begraafplaats staat een fraaie witte gedenksteen voor Groen en zijn vrouw Betsy, die drie jaar later overleed.
Herinnering
Groen van Prinsterer was afkomstig uit een rijke Haagse familie; hij erfde een miljoenenvermogen, waardoor hij geen betaalde banen hoefde aan te nemen. Vanaf zijn studietijd verdiepte hij zich in theologie, wat na zijn verblijf in Brussel uiteindelijk leidde tot zijn bekering. Groen ontwikkelde zich daarop tot een zelfverzekerde ”evangeliebelijder” in de politiek, die de gevolgen van ”ongeloof en revolutie” in maatschappij en politiek wilde bestrijden. Een groot deel van zijn leven ging hij als publicist, politicus en historicus met zijn antirevolutionaire overtuigingen in tegen de politieke stroom.
Ogenschijnlijk kreeg hij niet veel voor elkaar tijdens zijn lange leven; zijn grote project, overheidsfinanciering van ”bijzonder”, protestants onderwijs, strandde in 1857. Op zijn begrafenis werd gememoreerd wat hij zelf over zijn mislukkingen had geschreven: „elke richting waartegen ik mij verzet heb, triomfeert.”
Trouw
Bij het graf hadden de verschillende sprekers louter lof voor Groen, elk om eigen redenen.
De hervormde predikant J. H. Gunning stond zelf kritisch tegenover de antirevolutionaire benadering van Groen; deze was te veel een „partij”, vond hij. Toch roemde hij de „persoon” van Groen en typeerde hij hem als een „christen van onwankelbare trouw aan zijn overtuiging, een ridder zonder vrees of blaam.”
De gereformeerde theoloog Anthony Brummelkamp, een van de leiders van de Afscheiding van 1834, sprak zijn dankbaarheid uit over wat Groen destijds in 1834 gedaan had. De regering van koning Willem I vond toen kerkelijke eenheid belangrijk en weigerde de afgescheiden kerk te erkennen. De regering gooide zelfs enkele leiders in de gevangenis. Groen bleef zelf lid van de Hervormde Kerk, maar bekritiseerde in een scherp pamflet dit overheidsbeleid en verdedigde de vrijheid van de Afscheiding.
Ook antirevolutionair politicus Otto van Wassenaer sprak woorden van die strekking. Hij memoreerde ook aan de Afscheiding van 1834, toen het „Staats-alvermogen” de „vrijheid” van gereformeerden in de weg zat. Ook „het vrije onderwijs heeft verbazend veel aan Groen te danken”, zo betoogde hij. Daarmee doelde hij op gereformeerde scholen die zonder overheidsfinanciering werkten.
Politicus baron Mackay riep op tot navolging van Groen: „Wie op politiek of kerkelijk gebied strijd voeren wil, ga eerst bij Groen ter schole tot vorming zijner methoden.” De pedagoog Beynen stelde weliswaar dat „Groen van Prinsterer de laatste vertegenwoordiger was van een leven, dat geheel voorbij is gegaan”, maar voegde daaraan toe: „Niet dat we daarmede ons een uitspraak veroorloven over een strijd, waarvan voor Kerk en Vaderland nog zoo veel in nevelen is gehuld.” Oftewel, de poging om vanuit een uitgesproken gereformeerd standpunt invloed uit te oefenen op de liberale politiek, kon in de toekomst succes hebben.
Aristocratisch en invloedrijk
Hoewel Groen van Prinsterer tijdens zijn leven weinig voor elkaar kreeg, legde hij wel de grondslag voor een ontwikkeling die hijzelf noch een van de sprekers bij zijn graf kon voorzien.Immers, na Groens overlijden kwamen eerst de ARP van Kuyper en later ook andere politieke partijen op voor de belangen van hun achterban. Pas in 1917 zou in artikel 23 van de Grondwet de gelijke financiering van openbare en ”bijzondere” scholen worden geregeld.
Groen van Prinsterer had daardoor twee kanten. Enerzijds cultiveerde hij zijn eigenzinnige, aristocratische ideaal van politiek. Groen formuleerde standpunten in de Tweede Kamer en via brochures, maar bleef wat afstandelijk in zijn omgang met collega’s en kiezers. Ook het liefdadigheidswerk van hemzelf en zijn vrouw Betsy bleef vaak buiten zicht.
Anderzijds had Groen met zijn ideeën anderen geïnspireerd en daardoor stond hij aan de basis van de politieke emancipatie van de gereformeerden. Groen had te grote overheidsbemoeienis gehekeld, door bij de Afscheiding voor geloofsvrijheid te pleiten en bij de onderwijsstrijd te betogen dat onderwijs niet toebehoorde aan de overheid, maar aan de samenleving. Punten die onverminderd actueel zijn.
De auteur is werkzaam aan de Theologische Universiteit Kampen | Utrecht en schrijft een biografie van Groen van Prinsterer.