Oude nazi-misdadigers voor de rechter, want moord verjaart niet
Als er een hoogbejaarde Duitser voor de rechter staat en zich voor zijn rol in de Tweede Wereldoorlog moet verantwoorden, gaat regelmatig de telefoon bij Thomas Will. „Laat die oude mensen met rust”, klinkt het dan. Maar daar wil de openbaar aanklager niet van weten: „Moord verjaart niet.”
Thomas Will (61) is directeur van wat in Duitsland kortweg de Zentrale Stelle wordt genoemd. Dat is de instantie die zich bezighoudt met de opheldering van nationaalsocialistische misdaden. In de volksmond worden ze nazi-jagers genoemd, maar Will distantieert zich van die benaming: „Iemands politieke overtuiging is geen reden voor vervolging. Het gaat om zijn of haar daden. Wij vervolgen moordenaars en medeplichtigen.”
De Zentrale Stelle doet haar werk vanuit de vroegere vrouwengevangenis aan de rand van het centrum in Ludwigsburg, een stad op een steenworp afstand van Stuttgart. Will begon zijn werk bij de Zentrale Stelle in 2003 en is er sinds 2020 directeur. Bij zijn werk wordt hij bijgestaan door negentien medewerkers, waarvan zeven officieren van justitie en rechters.
„Een historische prestatie” noemt Will de stichting in 1958 van de Zentrale Stelle. „Direct na afloop van de Tweede Wereldoorlog was de berechting van oorlogsmisdadigers uitsluitend een zaak van de geallieerden”, zegt de directeur vanachter zijn bureau. „In 1945 werkte justitie in Duitsland weer, maar de vervolging van NS-daders was aan de geallieerden voorbehouden.”
In Neurenberg werden direct na de oorlog de kopstukken van het Hitler-regime berecht. Daarop volgden diverse andere rechtszaken, in het Duits geheten Nachfolge-processen. Will: „Eind jaren vijftig werden de oorlogsmisdadigers die die nog vastzaten vrijgelaten. Het idee was dat de vervolging van nazi’s was afgesloten.”
Maar dat bleek niet het geval.
„Inderdaad. Het zogenaamde Einsatzkommando-proces in Ulm in 1958 maakte duidelijk dat vooral in de voormalige Sovjet-Unie veel oorlogsmisdaden waren begaan, waar niemand zich tot dan toe mee had beziggehouden. De vervolging van nazi’s kon nog niet worden afgerond.”
Daarmee ging men in tegen de geest van de tijd. Velen wilden immers een streep onder het verleden zetten.
„Bevredigend beantwoorden kan ik die vraag niet, want ik ben geen tijdgetuige. Het is bekend dat er in die jaren veel ambtenaren op de plek terugkwamen waar ze in de oorlog hadden gewerkt. Dat waren natuurlijk mensen die betrokken waren geweest bij wat er in de oorlog was gebeurd. Die hadden geen interesse in opheldering van het verleden. Na de oorlog was steeds het argument: „Schuldig zijn die aan de top zaten.” Zeg maar Hitler, Himmler en Heydrich. Alle anderen waren uitvoerders van bevelen. Dat leidde ertoe toe dat men zei: „De kopstukken zijn gestraft, laat ons verder met rust.””
De Zentrale Stelle ging in 1958 overigens van start met de gedachte dat het slechts voor een paar jaar zou zijn. In 1969 zouden de moorden begaan in de oorlog zijn verjaard. Daarna zou het met de Zentrale Stelle afgelopen zijn.
Voor Will is het „een prestatie dat de Zentrale Stelle door de gezamenlijke deelstaten van de Bondsrepubliek is gesticht. Normaal gesproken regelt iedere deelstaat zijn eigen justitie. Een uitzondering hierop vormen de hogere gerechtshoven, zoals bijvoorbeeld het constitutionele gerechtshof in Karlsruhe.”
Aan de instelling van de Zentrale Stelle gingen de nodige discussies vooraf. Will: „Uiteindelijk werd men het er over eens dat de Zentrale Stelle geen aanklacht kan indienen, geen arrestatiebevelen kan doen uitgaan en geen procesbevoegdheden heeft. Wij doen uitsluitend gerechtelijk vooronderzoek. Is dat afgerond dan sturen wij de documenten door naar het openbaar ministerie (OM). Dat is dan het OM in de deelstaat waar de beschuldigde woont of de regio waar hij zijn misdaden zou hebben gepleegd. Het desbetreffende OM beslist of het tot een rechtszaak komt.”
Dat de Zentrale Stelle niet grotere bevoegdheden heeft gekregen wordt nu als een fout gezien.
„Ja, dat klopt. Hier zitten competente mensen die de materie kennen en dan wordt de zaak doorgespeeld naar een medewerker van een OM die zich nog nooit met een strafzaak uit de Tweede Wereldoorlog heeft beziggehouden. Vaak kent die de historische achtergronden van het misdrijf niet of in ieder geval minder goed.”
Werkt dat niet frustrerend?
„We doen ons werk grondig en dan moeten we gewoon afwachten of een OM ons advies overneemt.”
De Duitse Jood Achim Dörfer velt in zijn boek ”Irgendjemand musste die Täter ja bestrafen” een vernietigend oordeel als het gaat over de Duitse justitie en de vervolging van oorlogsmisdadigers. Hij stelt dat iedere dader gemiddeld 10 minuten celstraf heeft gekregen.
„Dat zijn verschrikkelijke statistieken. Ik kan geen rekenschap afleggen voor de Duitse justitie na 1945. Ik kan alleen staan voor wat wij de laatste twintig jaar hebben gedaan.
Onze belangrijkste verdienste is misschien wel dat door de Zentrale Stelle het Duitse volk zich voortdurend met het verleden heeft moeten bezighouden. Door ons was het verleden steeds onderwerp van gesprek.”
Heeft het vooronderzoek van de Zentrale Stelle tot processen tegen grote namen geleid?
„In de jaren zestig waren er geen echte grote namen meer. We waren betrokken bij de zaak tegen Klaus Barbie, de chef van de Gestapo in het bezette Frankrijk. Een andere grote zaak was die tegen Demjanjuk in 2011. Hij was bewaker geweest in het vernietigingskamp Sobibor.”
Demjanjuk is misschien een minder grote naam, maar de zaak is van enorme betekenis voor de berechting van medeplichtigen geweest. In 1969 had het Duitse Federale Gerechtshof bepaald dat er aantoonbare misdaden van medeplichtigen moesten zijn om ze te kunnen veroordelen. Tientallen jaren bemoeilijkte dit hun vervolging. Omdat er geen bewijzen tegen Demjanjuk waren, was de zaak in feite uitzichtloos. Het oordeel van 12 mei 2011 was verrassend: vijf jaar gevangenisstraf. Hij was als „deel van de vernietigingsmachinerie” medeplichtig aan de moord op 28.060 mensen.
Will: „Demjanjuk werd veroordeeld omdat hij in een vernietigingskamp had gewerkt. Wie daar in de oorlog actief was, kon niet anders dan zich schuldig hebben gemaakt aan het doden van Joden. Dat was de enige bestaansreden van zo’n kamp.”
Na de zaak tegen Demjanjuk stond de Zentrale Stelle voor de vraag of deze rechtsopvatting overgedragen kon worden op mensen die in concentratiekampen hadden gewerkt.
Will: „Auschwitz was een concentratiekamp, maar systematische vernietiging vond er wel degelijk plaats. Neem de Joodse bevolking van Hongarije. Die is naar Auschwitz vervoerd en binnen twee maanden vergast. Wij redeneerden toen als volgt: „Deze treinen kwamen, deze slachtoffers waren er en het doden gebeurde steeds op dezelfde manier. Als een bewaker in die periode op zijn post was, wist hij van het systematische moorden en is hij op dezelfde wijze te behandelen als iemand die in een vernietigingskamp heeft gewerkt.””
Die argumentatie werkte?
„Ja, die is in 2015 tegen Oskar Gröning gehanteerd. Hij was van 1942 tot 1944 bewaker in Auschwitz. De eerste keer dat we een zaak tegen hem indienden, was in 2005 of 2006. De officier van justitie wees het verzoek af. In 2010 dienden we opnieuw een verzoek in en weer was het nee. In 2013 dienden we nogmaals een verzoek in en toen kwam het tot een rechtszaak. Onze argumentatie vond gehoor en Gröning werd veroordeeld wegens medeplichtigheid aan de moord op zeker 300.000 Joden. Daarvoor kreeg hij een gevangenisstraf van vier jaar.”
In 2016 bevestigde het Federale Hof van Justitie in Karlsruhe het vonnis Gröning. „Een hele belangrijke uitspraak”, aldus Will, „want hiermee werd vastgesteld dat algemene dienstuitvoering strafbaar kan zijn. De bevelhebbers in Berlijn konden er gerust op zijn dat de vele duizenden helpers in de concentratiekampen hun werk deden.”
Met veel belangstelling volgt Will op dit moment het proces tegen Irmgard F. (96), die in concentratiekamp Stutthof bij Gdansk heeft gewerkt als stenotypiste van de kampcommandant. „Interessant is of justitie de argumentatie die gebruikt is tegen Gröning overdraagt op een stenotypiste die bij de kampleiding werkte. Wij zijn van mening dat het geen verschil uitmaakt. De vrouw wist van het systematische doden en droeg er zelfs toe bij.”
De straffen voor de hoogbejaarden zijn vaak licht.
„Het is meestal een gevangenisstraf van een paar jaar. We horen vaak: Wat is dan het doel van zo’n proces? Overlevenden of nabestaanden is het echter vaak niet eens om de gevangenisstraf te doen. Zij willen dat er gerechtigheid plaatsvindt en dat de individuele schuld wordt vastgesteld.”
Zijn er aangeklaagden die bekennen en zeggen: Ik was fout?
„Demjanjuk heeft zich tijdens de rechtszitting niet geuit. Gröning zei dat het verkeerd was wat er is gebeurd. Hij voelde zich moreel schuldig, maar niet strafrechtelijk. Hij zei dat hij niemand met zijn eigen handen had gedood en slechts de bevelen had uitgevoerd. Hij begreep niet of wilde niet begrijpen dat hij de moordmachinerie had gediend.”
U hebt niet zien gebeuren dat aangeklaagden tot zichzelf inkeerden en schoon schip maakten?
„Dat gebeurt niet veel. De meesten hebben zelfs hun eigen familie nooit verteld dat ze in een concentratiekamp werkten. Daar spraken ze thuis niet over. Ze waren in de oorlog de vriendelijke vader geweest. Zelfs als ze bij de SS hadden gezeten, hielden ze de schone schijn op.
Familieleden zijn dus verrast als hun man, vader of grootvader zich moet verantwoorden. Neem Josef S. (100), die vorig jaar terechtstond omdat hij bewaker was geweest in Sachsenhausen en medeplichtig werd gesteld aan de moord op 3000 ingezetenen van het kamp. Zijn familie heeft zich van hem afgekeerd. Maar dat zijn uitzonderingen.”
Hoeveel zaken hebt u nog in voorbereiding?
„Op dit moment hebben wij acht zaken voorbereid, waarvan het overigens nog niet zeker is dat het tot een aanklacht komt. Die liggen dus bij de officieren van justitie. Vijf gevallen zijn we nog aan het uitzoeken.”
Over enkele jaren zijn er geen zaken meer, omdat eventuele verdachten dan zijn gestorven. Wat gebeurt er dan met de Zentrale Stelle?
„Ons werk houdt binnen enkele jaren op, dat is zeker. Er wordt wel over de toekomst nagedacht. Mogelijk wordt het een gedenkplaats. Bovendien hebben we hier 800 meter aan archiefmateriaal. Dat is een ongelooflijke schat voor onderzoekers.”
Vooralsnog gaat u door met uw werk.
„We gaan zeker door. In 2015 hebben de ministers van Justitie besloten dat de Zentrale Stelle haar werk blijft doen zolang er nog daders rondlopen. Vaak krijgen we te horen als er weer een proces begint: „Waarom houden jullie er niet mee op? Laat die oude mensen met rust.” Ik probeer dan uit te leggen dat het Duitse strafrecht wat leeftijd betreft geen bovengrens kent. En, laten we ook niet vergeten dat in 1979 is besloten: moord verjaart niet.”