Cultuur & boeken
Joodse Raad wilde gehoorzamen om erger te voorkomen

„Gij zijt de werktuigen geweest van onze doodsvijanden, gij hebt aan onze wegvoering meegewerkt.” Het oordeel van de Joodse geschiedschrijver Presser over de Joodse Raad was niet mals. Historicus Bart van der Boom kiest in zijn nieuwe studie een andere insteek.

Betsy Biemond-Boer
De administratieve afdeling in het hoodkantoor van de Joodse Raad in Amsterdam. beeld Beeldbank WO2/NIOD
De administratieve afdeling in het hoodkantoor van de Joodse Raad in Amsterdam. beeld Beeldbank WO2/NIOD

In ”De politiek van het kleinste kwaad” omschrijft Van der Boom de Joodse Raad als een miniregering van de Joden in bezet Nederland. „De Duitsers wilden de Joden isoleren van de rest van de maatschappij, dus ze hadden een soort ‘doorgeefluik’ nodig tussen de buitenwereld en de Joden. Dat werd de Joodse Raad.”

Waarom was het nodig om een boek over de Joodse Raad te publiceren?

„Het is een interessante vraag hoe de slachtoffers van het nazisme via de Joodse Raad kwamen tot medewerking met de Duitse bezetter. Daarnaast is de opstelling van de raad een nogal omstreden onderwerp, waarnaar sinds de jaren zestig weinig onderzoek meer is gedaan. In 1950 schreef Abel Herzberg als eerste over de Jodenvervolging in Nederland. Hij zag de Joodse Raad als een organisatie die de gemeenschap probeerde te dienen, maar niet goed begreep waar zij aan meewerkte. De grote meerderheid van de Joden steunde en vertrouwde de raad, aldus Herzberg. Vijftien jaar later, in 1965, kwam historicus Jacques Presser tot een compleet tegenovergestelde visie. Hij zag de Joodse Raad als een club zelfzuchtige regenten die collaboreerden om hun eigen stand te laten overleven. Dat was dus onvergeeflijk. Presser keek met een moralistische blik door de ogen van de slachtoffers, de mensen die wisten hoe het uiteindelijk is afgelopen. Herzberg probeerde zich juist in de kwestie in te leven vanuit de tijd dat die speelde, met een empathische blik. Pressers visie is overgenomen door latere historici en heeft sindsdien het beeld bepaald.”

Stelt uw boek dit beeld bij?

„Ja, dat doet het zeker. We moeten proberen te kijken met de ogen van toen, proberen te begrijpen wat mensen op dat moment wisten en welke mogelijkheden en alternatieven er toen waren. Dan zie je dat er goede redenen waren om te kiezen voor de opstelling van de Joodse Raad. De raad wilde proberen de maatregelen van de bezetter te verzachten en zijn achterban te helpen. Het verzorgen van onderwijs en ziekenzorg zag de raad bijvoorbeeld als belangrijke taken. Als de Joodse Raad deze taken niet oppakte was er geen alternatief waarop Joden konden terugvallen. Zij werden overal in de Nederlandse samenleving immers buitengesloten door de bezetter. Daarnaast was het voorkomen van escalatie in de ogen van de Joodse Raad een heel belangrijke reden voor samenwerking met de Duitsers. Men wist inmiddels dat zij er niet voor terugdeinsden om willekeurige Joodse mannen van straat te halen en naar Mauthausen te deporteren. Een paar maanden later volgden toen achter elkaar de overlijdensberichten. Dát leek het ergste wat kon gebeuren. Men verwachtte dat deportatie wel zwaar, maar niet zó erg zou zijn.”

Dominee Koopman schreef al in het najaar van 1940: „De Joden gaan eruit en de Joden gaan eraan.” Zag de Joodse Raad dit niet in?

„De Joodse Raad zag zeker in dat de Joden groot gevaar liepen en dat de Duitsers slechte bedoelingen met hen hadden. De vraag die men zich stelde was echter niet of de Duitsers het goede met hen voorhadden, maar of deportatie gevaarlijker was dan onderduiken. Men dacht dus dat dit niet het geval was. Dat de raad door mee te werken met de Duitsers steeds verder een fuik in werd getrokken en dat die daarbij vuile handen maakte, zag men ook. Maar dit leek het beste alternatief.”

Werd de houding van de Joodse Raad door andere Joden ondersteund?

„De discussie over wat het beste was, meewerken of onderduiken, zag je in de hele Joodse gemeenschap terug. Voor iedere Jood die onderdook was er een die ook de mogelijkheid had, maar het toch niet deed, omdat medewerking hem beter leek dan verzet. Die keuzes liepen dwars door families, geloofsgemeenschappen en dorpen heen; er is geen patroon te ontdekken van groepen die beter inzicht in de situatie hadden. Er zijn in de loop van de tijd een kleine 120 lokale vertegenwoordigers van de Joodse Raad geweest, vaak rabbijnen, artsen, advocaten of andere notabelen. Dat zegt ook iets over hoe breed het beleid van de raad gedragen werd.”

Er was wel de tegenstem van mr. dr. Lodewijk Ernst Visser toch?

„Die wordt inderdaad vaak aangehaald en achteraf zijn z’n argumenten inderdaad allemaal juist gebleken. Maar ook hij ging pas protesteren toen zijn eigen organisatie, de Joodse Coördinatie Commissie, door de Duitsers werd verboden. Hij bleef daarbij een eenling, zijn medewerkers stapten bijna allemaal over naar de Joodse Raad, zonder dat ze daar zelf belang bij hadden.”

In andere landen werden ook Joodse raden ingesteld. De overlevingspercentages zijn daar echter veel hoger dan in Nederland. Kozen de raden in die landen voor dezelfde houding als de Nederlandse raad, of wisten zij meer?

„Belgische en Franse Joden wisten zeker niet meer dan de Nederlandse. Alleen in Oost-Europa had men meer besef van wat er gaande was. Wat wel echt anders was in België en Frankrijk is dat het gezag van de Joodse Raad er veel kleiner was. De Joodse gemeenschappen daar bestonden voor een groot deel uit immigranten, terwijl de Joodse raden uit Belgische en Franse Joden werden samengesteld. Die raden kozen er, net als in Nederland, voor om mee te werken met de bezetter. Ze hadden echter veel minder contact met en zicht op hun achterban. Maar dat ook zij kozen voor gehoorzamen om erger te voorkomen bevestigt dat die houding gemeengoed was. Het was een logische gedachte die breed omarmd werd.”

De Joodse Raad werkte ook mee aan de selectie van wie niet op de deporatielijsten kwamen. Dat gaat toch verder dan het verzorgen van onderwijs en het regelen van levensmiddelenpakketten voor de reis naar het oosten?

„De Joodse Raad bepaalde niet wie op de deportatielijst terechtkwamen, maar kon mensen er wel van vrijstellen. Al in 1942 moesten er Joodse mannen naar werkkampen en de Joodse Raad vond dat hij het beste kon bepalen wie daar naartoe moesten: ongehuwden bijvoorbeeld; en als dat er te weinig waren, gehuwden zonder kinderen; en als ook dat niet meer genoeg was gehuwden zonder jonge kinderen. Voorzitter David Cohen noemde dit de tactiek van de vinger in de brij. Vervolgens begonnen de deportaties naar het oosten. In het licht van Auschwitz en Sobibor is het verlenen van medewerking aan deportatie absurd, maar dat kunnen wij nu zeggen omdat we wéten wat er gebeurd is. Als je denkt vanuit het zo veel mogelijk verzachten en verzorgen, dan beschouw je de Joodse Raad als onmisbaar en geef je de eigen medewerkers zo lang mogelijk vrijstelling.”

Tijdens de boekpresentatie stelde u dat uw milde houding ten opzichte van de Joodse Raad ook voortkomt uit uw positieve mensbeeld. Wat betekent het voor uw conclusie als dit mensbeeld niet wordt gedeeld?

„Ik heb een optimistisch mensbeeld, en ga ervan uit dat mensen deugen. Natuurlijk zie ik ook dat eigenbelang een rol heeft gespeeld bij de opstelling van de Joodse Raad, en dit benoem ik ook. Ik maak in mijn boek echter duidelijk dat dit niet als dé verklaring kan dienen voor de medewerking die de Joodse Raad verleende aan de Duitsers. Er waren genoeg andere, belangrijke motieven voor. Wanneer je ervan uitgaat dat de mens geneigd is tot het kwaad, dan weeg je wellicht het belang van de verschillende motieven anders en krijgt dat eigenbelang wat meer gewicht. Maar ook dan leggen de andere motieven genoeg gewicht in de schaal om tot dezelfde eindconclusie te komen. Wie de Joodse Raad recht wil doen, kan alleen achteraf oordelen dat hij helaas maar half begreep waaraan hij meewerkte.”

Boekgegevens

”De politiek van het kleinste kwaad. Een geschiedenis van de Joodse Raad voor Amsterdam, 1941-1943”, Bart van der Boom; uitg. Boom; 424 blz.; € 29,90

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer