Essay Boekenweek: gortdroge humor waarvan de lezer iets opsteekt
Vorig jaar deed Paulien Cornelisse een project met de studenten neerlandistiek van Sheffield University. Daar gaf ze een collegereeks over woorden die Nederlanders zeggen zonder dat ze erbij nadenken. Sfeermakers noemt ze die.

En daar gaat dit Boekenweekessay ook over. Over ”gewoon”, ”even(tjes)”, ”eigenlijk”, ”natuurlijk”, ”nou”, ”eens” en ”hè”, bijvoorbeeld.
Het semiwetenschappelijke boekje (van amper zestig kleine pagina’s) is opgedeeld in twee delen. Deel 1 gaat over allerlei taalkundige sfeermakers. Deel 2 over ”hèhè”, „misschien wel het meest Nederlandse woord dat er is, en de meeste Nederlanders zullen het niet eens een woord vinden. Het is meer een soort kreun, iets wat per ongeluk uit je longen langs je stembanden ontsnapt.” De Volkskrantcolumniste beschrijft vanaf pagina 43 haar zoektocht naar de herkomst van deze sfeermaker bij uitstek.

Boeken van Cornelisse bevatten over het algemeen tamelijk grove taal. Maar dat valt bij dit boekje mee; op drie plekken zou een christelijke auteur een andere woordkeus gemaakt hebben. De boeken van de cabaretier zijn ook immer doorspekt met goede, gortdroge humor. Daar vormt ”Hèhè” geen uitzondering op – zelfs de voetnoten zijn grappig. Toch is de inhoud niet plat. Verre van dat; je steekt er echt wat op. Wie het nog niet wist, ontdekt in dit essay bijvoorbeeld dat ons taalgebruik veel meer over ons zegt dan we denken.
Hèhè, Paulien Cornelisse; uitg. CPNB; 64 blz.; € 5,25