De Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) trokken vorig jaar 56 buitenkerkelijken. Toch nam het totaalaantal leden af met 578, vooral door kerkverlating.
Het kerkverband telt nog net meer dan 70.000 leden, zo blijkt uit het dinsdag verschenen Jaarboek 2022 van de CGK. Op 1 januari 2022 waren er in totaal 70.223 leden (26.737 doopleden en 43.486 belijdende leden). De afname was vorig jaar iets lager dan in 2020. Toen verloren de CGK 793 leden. In 2019 waren dat er 258.
„Fors en verdrietig”, noemt redactielid Barbera Bikker het ledenverlies. „Het grootste aandeel van de afname zit in kerkverlating. Maar liefst 428 doopleden en 273 belijdende leden gingen naar ”geen kerk” of onttrokken zich.”
Dat is ongeveer 1 procent van alle leden: een op de honderd. „En uit de gelijkenis van het verloren schaap weten we hoeveel God geeft om de enkeling.”
Het grensverkeer met andere kerken leverde eveneens een negatief saldo op: er vertrokken 57 doopleden en 157 belijdende leden meer dan dat er binnenkwamen. De meeste mensen waren afkomstig uit de Protestantse Kerk in Nederland (169) en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (186). Dat zijn ook de kerkverbanden die naar verhouding de meeste christelijke gereformeerden trokken.
Er was vorig jaar binnen de CGK een geboorteoverschot van 236 leden. Het aantal plaatselijke kerken bleef gelijk: 181. De CGK tellen nu 117 dienstdoende predikanten, een meer dan een jaar eerder. Er werden zeven kandidaten bevestigd in het ambt, vijf predikanten gingen met emeritaat en een predikant stapte over naar de Nederlands Gereformeerde Kerken.
Tien jaar geleden waren er nog 131 dienstdoende predikanten voor 181 gemeenten. Het aantal emeriti groeide in deze periode van 66 naar 100. „Over een jaar gezien zijn de verschillen beperkt, maar over een langere periode maken deze cijfers meer indruk”, aldus Bikker.
Het Jaarboek van de CGK (uitg. Buijten en Schipperheijn) is vanwege de privacywetgeving niet in de boekhandel te koop, maar alleen binnen het kerkverband.