Psycholoog Marcia van Marion leerde leven met psychische kwetsbaarheid
Als psycholoog weet Marcia van Marion (49) niet alleen theoretisch wat psychische kwetsbaarheid is. Gedurende tien jaar was ze zelf af en aan onder behandeling. In ”De draad weer oppakken” geeft ze de lezers zicht op het leven met een psychische diagnose. „Het zijn labels die vaak geen recht doen aan de realiteit.”
Het is voor de groep deeltijdstudenten van de Hogeschool Utrecht een verrassende ervaring. Ze zijn naar de domstad gekomen voor een college over vooroordelen en stigma’s rond psychische aandoeningen. Er zal een ervaringsdeskundige bij aanwezig zijn, maar die zien ze niet. „Er komt toch een patiënt vandaag?” informeert een van de studenten. Waarop Marcia ter Laak-van Marion, docent management voor de studierichting technische bedrijfskunde, zich omkeert en antwoordt: „Jazeker, hier ben ik.”
Met deze scène uit december 2019 opent Marcia van Marion haar boek ”De draad weer oppakken”. Daarin geeft ze aan de hand van haar eigen leven een blik in de wereld van de psychiatrie. Het boek beschrijft het gezinsklimaat waarin ze opgroeide, haar klachten, de gestelde diagnoses, de impact daarvan en de therapieën die volgden. De persoonlijke gedeelten worden afgewisseld met achtergrondinformatie.
Hoewel ze al jaren ambassadeur is van Samen Sterk zonder Stigma, intussen ondergebracht bij stichting MIND, vond de docent van Hogeschool Utrecht het schrijven van haar debuut en vooral de verschijning ervan een angstig avontuur. Dat maakt haar dubbel dankbaar voor de positieve ontvangst.
Waarom ging u na de studie bedrijfskunde aan Nyenrode psychologie studeren?
„Als kind was ik al heel betrokken op andere mensen en geïnteresseerd in andere denkwijzen dan die waarmee ik opgroeide. Mijn oma van moeders kant was heel lief, maar ook een beetje raar. Ze had een klap van de molen gehad, zoals mijn moeder dat noemde. Bij ons thuis ging het vaak niet goed, door het complexe gedrag van mijn vader. De ene dag was hij lief, een volgende dag agressief. Ik wilde door dat alles meer inzicht krijgen in het doen en denken van mensen.”
Speelde ook uw eigen psyche een rol?
„Niet bewust; indirect denk ik wel. Voor het oog was ik de geslaagde student, innerlijk voelde ik me labiel. Zolang mijn leven overvol was, had ik er niet zo veel last van. In rustiger perioden kwam er een gevoel van onrust en somberheid over me.
In mijn studietijd heb ik al een randpsychose gehad, zeg ik met de kennis van nu. Na het behalen van mijn diploma heb ik jarenlang keihard gewerkt. Dat is een van de manieren om psychische kwetsbaarheid te onderdrukken. Ik trouwde met een psycholoog, we kregen twee kinderen, uiterlijk leek er niets met me aan de hand. Innerlijk voelde ik dat er iets niet in orde was. Mijn man, onze rots in de branding, totaal het tegenovergestelde van mij, had het ook in de gaten, maar hij neemt alle mensen zoals ze zijn.”
Waardoor ging het in 2010 mis?
„Wist ik het maar. Dankzij mijn psychologische kennis besefte ik dat er nu echt iets moest gebeuren. Aan de andere kant zat die kennis me behoorlijk in de weg. Ik wílde niet geloven dat ik een stoornis had.”
Hoe kijkt u terug op alle therapeuten die daarna uw pad kruisten?
„Ik heb me altijd gezien, gehoord en gesteund gevoeld, dat mag ook weleens worden gezegd. Het probleem zit in de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg. In 2010 kreeg ik intensieve psychische thuiszorg, een zeer goede vorm van hulpverlening, maar die is wegbezuinigd. Door die begeleiding kon ik gewoon blijven werken, deels voor mijn eigen bedrijfje en deels op de hogeschool. In 2014 ging het echt mis en werd het tijd voor een diagnostische opname, in Zeist.”
Daar werd de diagnose ”persoonlijkheidsstoornis met borderlinetrekken” gesteld.
„Dat vond ik heel schokkend. De beeldvorming bij psychiatrische problematiek verschilt sterk per diagnose. PTSS roept compassie op: die man of vrouw is iets ergs overkomen. Persoonlijkheidsstoornis met borderlinetrekken doe je jezelf aan. Je manipuleert, je bent onbetrouwbaar… Zo’n diagnose wordt een last op zich. Ik durfde die aan niemand te vertellen. Wie wil er dan nog met je te maken hebben?
Na het stellen van de diagnose heb ik de ”Scheme Focused Therapy” gevolgd, waarmee je ongezonde schema’s in je denken leert onderkennen. Het blijven hangen in een bepaalde modus roept psychische problematiek op of houdt die in stand.
Gezien het effect van de behandeling kun je stellen dat de diagnose bij mij juist was, maar hij klopt niet in het licht van het stigma dat erop rust. Niemand van mijn collega’s die mij moeten typeren, komt met kenmerken van borderline, zoals instabiele relaties. Dat is mijn grote bezwaar tegen etiketten. Ze doen vaak geen recht aan de realiteit, en gaan gepaard met sterke vooroordelen. Mijn hoofdprobleem is een defect in het mengpaneel voor emoties. Ik ben vrolijk of bedroefd, voel me veilig of angstig, het is zwart of wit. Daar hoef je niet meteen een stoornis aan te hangen.”
Wat hebt u in Zeist geleerd?
„Dat ik niet voor alles wat verkeerd gaat de schuld bij mezelf moet zoeken en denken voor alles verantwoordelijk te zijn. Je raakt die neiging niet kwijt, maar ik begrijp nu waar die vandaan komt. Dat zelfinzicht helpt me om anders te reageren dan ik gewend was, al wordt dat geen automatisme. Het blijft mentale topsport, zoals mijn therapeut het noemt. Daardoor ben ik aan het eind van de dag vaak doodmoe.”
Na 2014 ging u nog twee keer onderuit.
„De opname in 2015 was het gevolg van de afbouw van mijn medicatie. Ik weet nu dat ik niet zonder kan. In 2019 was er een aanwijsbare trigger. Ik kwam toen op een wachtlijst voor traumabehandeling.
Later bleek dat ik eigenlijk iets anders nodig had. Het was geen gespecialiseerde therapeut, maar de praktijkondersteuner van de huisarts die me uiteindelijk op de goede plaats wist te krijgen. Zij vroeg klip-en-klaar: „Hoe is het met uw gedachten over de dood?” Mijn bevestigende antwoord was voor haar reden om door te pakken.”
Wat moet er anders in de ggz?
„Er wordt sterk gefocust op de wachtlijstproblematiek, terwijl er veel meer aandacht zou moeten zijn voor herstelondersteuning na ontslag uit de ggz. Daarmee maak je de kans op heropname een stuk kleiner. De laatste tijd zie ik een toenemend aantal initiatieven voor herstelondersteuning. Ik hoop dat cliënten vanuit de gespecialiseerde ggz soepel kunnen doorstromen naar deze vorm van hulp.
Nog belangrijker is relativering van de betekenis van diagnoses. Onderzoek heeft aangetoond dat er bij een nieuwe intake vaak een andere diagnose wordt gesteld. Het is maar net welke therapeut ernaar kijkt en wat de klachten van dat moment zijn. Je hebt een diagnose nodig als toegangsticket voor een behandeling, maar tegelijk krijg je daarmee een label dat je blijft meedragen, in je dossier en in je hoofd. Vaak is de psychische problematiek nauw verbonden aan het levensverhaal van mensen, maar het meenemen daarvan in de therapie is te tijdrovend en daarom te duur.”
Zijn psychische problemen te voorkomen?
„Voor een deel wel. Heel belangrijk is dat kinderen al vroeg psychische veerkracht ontwikkelen. Ik kan me vinden in de opvatting van psychiater Dirk De Wachter dat zorg en verdriet bij het leven horen. We moeten niet alle narigheid wegpoetsen. Volgens onderzoek van het Trimbos-instituut komt 40 procent van de Nederlandse volwassenen in aanmerking voor een classificatie uit de DSM, het overzicht van psychiatrische stoornissen. Dat geeft toch te denken.
De ggz moet zich meer richten op de complexe gevallen. Het merendeel van de mensen met psychische klachten kan prima worden geholpen door de praktijkondersteuner van de huisarts. Er is ook veel in de gemeenschap op te lossen, door aandacht voor elkaar. Aan psychische ontregeling ligt vaak eenzaamheid ten grondslag.”
Voelt u zich nu psychisch volledig stabiel?
„Nee, maar wel goed genoeg. Met deze instabiliteit kan ik prima leven, zolang ik ernstige stress maar voorkom. Door dat verkregen zelfinzicht grijp ik vroeger in als ik de innerlijke spanning voel oplopen.”
”De draad weer oppakken. Over leven met een psychische diagnose”, door Marcia van Marion; uitg. De Graaff; 168 blz., € 23,50