Bram Bakker wilde de hofnar in de psychiatrie zijn
Voor het brede publiek was Bram Bakker jarenlang de bekendste psychiater van Nederland. Begeerd door de media, bekritiseerd door collega’s. In september hing hij de harp aan de wilgen. Hij wil geen psychiater meer zijn. „Zo nu en dan heb ik verdriet, er zijn ook momenten van geluk, wat overheerst is tevredenheid.”
Hij heeft een kamer gehuurd in het monumentale Huis Leyduin op het gelijknamige landgoed bij Vogelenzang, een duindorp in Noord-Holland. Daar ontvangt Bram Bakker nu zijn cliënten, gasten en de mensen die hij spreekt voor de podcasts van de door hem opgerichte Balans- kliniek, een platform van therapeuten. Het vertrek ademt door de inrichting rust en sereniteit. Om die sfeer nog wat te versterken, steekt de gewezen psychiater –spijkerbroek, sportief shirt en stoppelbaard– een paar kaarsjes aan.
Op de tafel ligt zijn jongste boek: ”Gevoelsarm. Een psychiater verlaat zijn vak”. Nonchalant zakt de auteur onderuit in een stoel. „Heerlijk stil hier, hè. Voor mij de ideale omgeving.”
Wat gaf de doorslag in het besluit uw registratie als psychiater niet te verlengen?
„Ik wilde de bocht maken van verzet tegen allerlei misstanden –bureaucratie, doorgeslagen procedures en protocollen, de macht van verzekeraars, de noodzaak patiënten een etiket op te plakken om de hulp gefinancierd te krijgen– naar een positieve insteek. Achteraf gezien heb ik me te lang gefixeerd op de rol van criticaster van de geestelijke gezondheidszorg. De jongen die er wel bij hoort, maar er tegelijkertijd voortdurend tegenaan schopt.”
Wat bracht u ertoe uw eigen vakgebied zo te bekritiseren, in boeken en via de media?
„Ik heb mezelf vaak vergeleken met een hofnar. Die had vroeger aan het hof de functie van kritische tegenstem. Kreeg hij een te grote mond, dan werd zijn kop eraf gehakt, waardoor er niemand meer was die de koning tegensprak. Na verloop van tijd zeiden de mensen rond de vorst: Misschien moet er toch weer een hofnar komen. Een sterke beroepsgroep verdraagt mensen die af en toe een dissonant geluid produceren. Binnen de advocatuur was Bram Moszkowicz zo iemand.”
Die werd vanwege onbetamelijk gedrag uit de beroepsgroep gezet.
„Dat geldt voor míj niet. Ik heb in 2005 een waarschuwing gehad van het Medisch Tuchtcollege, maar ik ben nooit geschorst, ik heb niet aan patiënten gezeten, ik heb de belasting niet opgelicht. Mijn afscheid van de psychiatrie is volkomen vrijwillig.”
Wat deed de uitspraak van het tuchtcollege destijds met u?
„Die hakte er behoorlijk in. Ik heb er ook van geleerd. Mijn patiënten bood ik te veel toegang tot mijn privénetwerk. Dat heeft tot een vervelende affaire geleid, maar ik ben blijven pleiten voor een persoonlijke benadering. Mensen worden ook in de psychiatrie te veel als een nummer behandeld.”
De kritiek op uw vakgebied droeg u met verve uit. Geniet u van de mediabekendheid?
„Het is niet zo dat ik op elk verzoek inga. Ik kom als ik iets kan vertellen over mijn vak en mijn werk, niet als het alleen om mijn persoon gaat. Toen ik afgelopen najaar stopte als psychiater, wist ik niet of ik nog zou worden benaderd door de media. Veel oud-collega’s zullen zich er ongetwijfeld aan storen dat mijn vrienden Van der Gijp en Derksen me hebben gevraagd voor hun praatprogramma ”VI Vandaag”, maar als ik zo’n podium krijg aangeboden, maak ik daarvan gebruik. Natuurlijk speelt daarin ijdelheid mee. Zeker bij mijn entree in de wereld van de media vond ik de belangstelling prachtig. Ineens zat ik met ministers en beroemde voetballers in programma’s die ik voorheen alleen als luisteraar of kijker kende.”
Kwam de ergernis van collega’s deels voort uit jaloezie?
„Ik vermoed van wel. Een deel zou zelf ook wel op tv willen, maar wordt niet gevraagd. Of niet meer. Vrienden in de media vertellen me dat hoogleraren en boegbeelden van beroepsverenigingen in het voorgesprek voor een uitzending interessante dingen vertellen, maar tijdens de opname niet verder komen dan wijzen op de noodzaak van vervolgonderzoek, omdat ze nog niet precies weten hoe het zit. Deze schreeuwlelijk geeft in rond Nederlands zijn mening. Dat roept ergernis op. We willen sommige ware dingen niet horen, dat geldt ook voor psychiaters. Waarbij je me niet hoort zeggen dat ik geen fouten maak.”
Uw publieke uitlatingen over de mogelijke oorzaak van de suïcide van schrijver Joost Zwagerman leverde een golf van kritiek op.
„Die zelfmoord van Joost is een groot pijnpunt in mijn leven. Hij was een van mijn beste vrienden. Alles wat ik er in het openbaar over zei, deed ik als vriend, niet als psychiater. Ik realiseerde me te weinig dat mensen me ook dan in de eerste plaats als ggz-specialist blijven zien.”
U hebt naar eigen zeggen een overdreven behoefte om aardig gevonden te worden. Hoe verhoudt dat zich tot de rol van criticaster?
„De wens om aardig te worden gevonden, zit in de sfeer van het persoonlijke contact. Ik hoop dat jij na je vertrek denkt: het is toch best een aardige kerel, die Bram. Mijn kritiek betrof altijd de inhoud van het vak, niet de mensen die er werken.”
Wat bracht u tot het schrijven van ”Gevoelloos”?
„Toen ik besloot mijn registratie als psychiater te laten verlopen, ben ik op Facebook persoonlijke overwegingen gaan delen. Daar kwam een enorme respons op. Zo ontstond het idee er een boek van te maken. Het schrijven van die stukjes was een vorm van verwerking en een laatste zondigen tegen het beroepskader, door mezelf in te brengen als gemankeerd mens. Wij psychiaters behoren dat niet te doen. Jij komt bij mij in behandeling, wie ík ben doet er niet toe. Dat noemen we dan professionele distantie.
In mijn boek wijs ik erop dat nooit is bewezen dat die houding beter werkt dan een persoonlijke benadering. Wanneer jij bij mij aanklopt vanwege relatieproblemen, lijkt het me niet verkeerd als ik zeg dat ik uit ervaring weet waarover je praat. Mensen met een springerig brein vertel ik dat ik net zo’n hoofd heb. Ik ben een niet gediagnostiseerde ADHD’er die het tot nu toe redt zonder Ritalin. Dat zeg ik niet om hulpzoekers te overtuigen van de juistheid van mijn keuzes, maar om verbinding te krijgen. Dat komt de kwaliteit en de effectiviteit van de zorg volgens mij ten goede.”
Critici zeggen: In zijn nieuwe boek loopt hij weer met zichzelf te koop.
„Prima. We kennen marktwerking in dit land. Mensen die er geen zin in hebben, hoeven het niet te kopen.”
De Volkskrant typeerde u als ”cowboy in de psychiatrie”. Vindt u dat een erenaam of een scheldnaam?
„Ik was bevriend met Ria van der Heijden, oprichtster van de vereniging voor familieleden van patiënten met schizofrenie. Zij deed me ooit de troostrijke quote cadeau: „De dwarsliggers houden de rails bij elkaar.” Het maakt mij niet uit hoe mensen me noemen. Het gaat om de betekenis van de afwijkende stem. Als we allemaal hetzelfde doen en zeggen, komen we niet verder. Zeker in zo’n moeilijk vak als psychiatrie moet je de grenzen verkennen om te ontdekken of een ander soort behandeling dan de aanbevolen therapie mogelijk wel resultaat heeft. Dat vereist de bereidheid om soms over grenzen heen te gaan. De cultuur binnen de beroepsgroep is om ver voor het hek al te stoppen.
Persoonlijk denk ik dat sommige mensen pas op de grens van het vakgebied te helpen zijn. Denk aan patiënten die al zijn afgestempeld in de Levenseindekliniek. Zolang de euthanasie niet is uitgevoerd, wil ik ze helpen, want ik ben voor het leven. Vaak zag ik dat mensen die meenden echt niet verder te kunnen, toch van gedachten veranderden door een positieve bocht in hun leven. Het verloop van uitgezaaide kanker kun je redelijk goed voorspellen, maar hoe wil je objectief vaststellen dat psychische problematiek hopeloos is geworden?”
Wie zijn voor u voorbeelden in het vak?
„Mijn grote held was de psychiater en psychotherapeut Jan Foudraine, auteur van de in 1971 gepubliceerde bestseller ”Wie is van hout…”. Onlangs heb ik in dit vertrek een podcast opgenomen met zijn weduwe. Ik voelde me ook verwant met de dwarse psychiater Frank van Ree. Met deze mensen deel ik de visie ten aanzien van het vak, een bepaald temperament, een zekere ijdelheid en het vermogen om aardig te praten en iets op papier te zetten. Je kunt zeggen: Wat moeten we met die ijdeltuiten met hun grote mond? Je kunt ook de vraag stellen of ze misschien een punt hebben.
De grootste van ons allemaal was de ouwe heer Sigmund Freud. Die heeft veel verkeerd gedaan, maar was wel bij uitstek een pionier. Als iedereen rechtsaf gaat, heb je iemand nodig die zegt: „Is linksaf toch ook niet een optie?” Voor een deel meet je jezelf die rol aan, voor een deel krijg je die.”
In ”Gevoelsarm” presenteert u uzelf als complex en getraumatiseerd. Kun je dan wel een goede psychiater zijn?
„Dat blijkt. Ik heb al die jaren heel behoorlijk gefunctioneerd, al zeg ik het zelf.”
Frank van Ree beweerde dat je een beetje gek móét zijn om dit vak goed te kunnen uitoefenen.
„Daar zit iets in. Zelf ben ik bij de keuze voor de psychiatrie vooral geïnspireerd door de opvatting van Foudraine dat niet de mensen gek zijn, maar de wereld gek is. Als je probeert te begrijpen hoe patiënten de wereld beleven, snap je hun klachten. Dan ben je weer bij Van Ree. Wanneer je heel rationeel en rechtuit denkt, kom je in dit vak niet ver. Niet voor niets kenden we in de opleiding tot psychiater de leertherapie, om eigen gekkigheid te ontdekken.”
Wist u vóór het schrijven van uw laatste boek al dat u een getraumatiseerd mens bent?
„Ten diepste wel, maar ik verdrong het. Totdat ik vorig jaar zomer met mijn vriendin door Kampen reed, waar ik in mijn jeugd heb gewoond, en ineens begon te huilen. Wat ik er lang onder had gehouden, was er ineens weer ten volle.”
U wijt het trauma aan de opvoeding door uw ouders. Wat deden ze verkeerd?
„Verkeerd is een ongelukkig woord. Ik bied ze graag erkenning voor alles wat ze me wél hebben gegeven. Het probleem was dat het bieden van emotionele warmte aan jongetjes in die tijd niet zo goed lukte. Dat had die generatie niet meegekregen. Ik heb daar mooie gesprekken over met de moeder van Joost Zwagerman. Omdat zij niet mijn eigen moeder is, kunnen we het heel gemakkelijk over haar moederschap van destijds hebben. En leg ik uit waarom Joost en ik het zo moeilijk vonden om over onze gevoelens te praten. Mijn vader en moeder hadden helemaal niet in de gaten dat ik me zo eenzaam voelde.”
U deed het zelf als vader beter?
„Ik heb weer andere fouten gemaakt. Mijn twee zoons zijn behoorlijk kritisch over mijn vaderschap. In een van mijn podcasts komt de oudste aan het woord. Dat is denk ik een verschil met de vorige generatie. Mijn ouders begrijpen niet dat ik in de basis enorm veel van hen houd, maar terugkijkend bepaalde dingen moeilijk heb gevonden. Ze voelen zich aangevallen. Ik probeer mijn rol als vader bij mijn kinderen in te brengen als discussiepunt. Wanneer ze dingen zeggen die confronterend zijn, moet ik ze niet gaan ontkennen.”
Iemand zei ooit: „Het beste wat je je kinderen kunt geven, is trouw blijven aan hun moeder.”
„Dat deel ik als streven, maar de realiteit is helaas soms anders. Dan is de vervolgopgave in goed contact met die moeder te blijven, omwille van de kinderen. Een scheiding is per definitie schadelijk, ieder die dat ontkent liegt. Maar maken ouders elkaar diep ongelukkig, dan ontstaat er ook schade door bij elkaar te blijven.”
Hebt u het spaak lopen van twee huwelijken als falen ervaren?
„Natuurlijk! Zeker de tweede keer. De relatie met de moeder van mijn oudste zoon was van meet af aan ingewikkeld. Ze had al een kind, was zes jaar ouder dan ik en wilde zo snel mogelijk een kind van ons samen. Achteraf bezien was ik daar nog niet aan toe. Met de moeder van de jongste twee kinderen heb ik het lang goed gehad, maar we raakten elkaar helaas kwijt.”
Hoe voelt het om nu te leven zonder het label van psychiater met bijbehorende status?
„Vooraf vond ik de stap eng. Nu hij is gemaakt, ervaar ik opluchting. Ik zou jokken als ik zeg dat ik de hele dag gelukkig ben, dat is niemand. Geluk is een kortstondig moment dat je toevalt. Ik voel me wel rustiger, evenwichtiger en met meer focus dan toen ik nog psychiater was. In de achterliggende tijd zijn vijf vrienden van me overleden. Ik bén er nog. Daar ben ik dankbaar voor. Zo nu en dan heb ik verdriet, er zijn ook momenten van geluk, wat overheerst is tevredenheid. Bij het vorderen van de leeftijd slaag je er steeds beter in om de dingen die je niets brengen te beperken en dingen waar je blij van wordt een grotere plaats te geven. Wat dat betreft ben ik heel enthousiast over het ouder worden.”