Valse hoop. Het zijn twee woorden die elkaar eigenlijk niet verdragen. Toch tekenen ze de situatie waarin Joodse gevangenen in Kamp Westerbork gedurende de Tweede Wereldoorlog verkeerden. Hoe intens vals die hoop was, bleek snel. Er moest een doel worden bereikt. Nazi-Duitsland bedacht hiervoor een naam: Endlösung. Over een onverdraaglijk woord gesproken.
Er zijn redenen te bedenken waarom we soms het verleden moeten laten rusten. Wat geweest is, is geweest. Oprakelen helpt niemand vooruit, wrijven in een vlek maakt de zaak alleen maar erger. Het boek ”Tot de dood ons scheidt” van auteur Saskia Aukema bewijst dat er alle aanleiding kan zijn om wél terug te blikken, om juist nooit te vergeten.
Aukema’s boek verschijnt ter gelegenheid van de Internationale Herdenkingsdag voor de Holocaust. Precies op deze donderdag is het 77 jaar geleden dat Auschwitz werd bevrijd. Het Duitse concentratie- en vernietigingskamp in Polen staat internationaal symbool voor de vernietiging van zes miljoen Joden. Holocaust is een brandoffer. Joden spreken over de Shoah, Hebreeuws voor catastrofe.
De auteur van ”Tot de dood ons scheidt” legt maar een klein deeltje van die vreselijke geschiedenis onder de loep. Ze verhaalt over trouwen in gevangenschap, in een kamp tussen de Drentse heidevelden, in het bijzijn van een echte ambtenaar van de burgerlijke stand. Trouwen, een bezegeling van de liefde, door God gegeven.
Trouwen is leven. Maar niet in Kamp Westerbork. Daar was het valse hoop, zo vals als het kwaad zelf. Een van de beschreven echtparen wordt vier dagen later in Oost-Europa een gaskamer ingejaagd. Van de 261 stellen overleven 60 echtparen de oorlog. Een inktzwart hoofdstuk in een immense geschiedenis.
Die kleine hoofdstukken helpen mee om de herinnering aan de Holocaust levend te houden. Om te laten zien waartoe zondige mensen in staat zijn. Ook om telkens weer aan te tonen hoe ongepast vergelijkingen met deze zwarte episode –waarin niet alleen Joden maar ook andere bevolkingsgroepen werden vervolgd en vermoord– in de geschiedenis zijn.
Een blik door het venster van de geschiedenis, is ook een blik in de spiegel. Hoe had ik me opgesteld in de oorlog? Was ik in verzet gekomen? Had ik opgejaagde medeburgers verstopt, met gevaar voor eigen leven? Daarover valt op een grijze dag bij de kachel prima te filosoferen. Ook een aantal jaarlijkse herdenkingen is goed vol te houden.
Maar dan. De Tweede Wereldoorlog is geschiedenis. Daarmee ligt het kwaad echter niet achter ons. Dat ging mee naar het heden. Voor het bestrijden daarvan is moed nodig, en nog meer genade. En Bijbelse liefde. Want, zegt diezelfde Bijbel: de liefde zoekt zichzelf niet, is niet afgunstig en denkt geen kwaad. De Holocaust wás het kwaad.
Valse hoop, twee woorden die elkaar niet verdragen. Maar de liefde verdraagt álle dingen.