Tweede kans is goed principe, maar kent ook voorwaarden
Wanneer geef je iemand die in het maatschappelijk leven zwaar in de fout ging en anderen aanzienlijk leed berokkende, een tweede kans? En áls je als samenleving zo’n herkansing biedt, wat zou die dan precies moeten inhouden? Deze lastig te beantwoorden vraag duikt dezer dagen op meerdere plekken op.
Zo zei mediaondernemer John de Mol vorige week dat hij al in 2019 wist van het grensoverschrijdende gedrag van zijn zwager Jeroen Rietbergen bij The Voice of Holland, dat hij er een keer zeer indringend met hem over had gesproken en hem gesommeerd had hiermee op te houden, maar ook dat iedereen nu eenmaal „een tweede kans verdient.”
Die woorden werden de achterliggende dagen door de VVD niet gebruikt. Toch raakt het probleem waar de partij van Rutte mee worstelt aan dezelfde grondvragen. Is het terecht dat de liberalen een voormalig lid van de Hofstadgroep, Soumaya Sahla, die eerder tot drie jaar celstraf werd veroordeeld, in een netwerk van deskundigen hebben opgenomen, waar zij momenteel „tafelvoorzitter” terrorisme en radicalisering is?
Die situatie is geen echt probleem, leek VVD-fractievoorzitter Sophie Hermans een week geleden in het Kamerdebat over de regeringsverklaring uit te stralen. In het tv-programma WNL op Zondag legde diezelfde Hermans echter een ander accent. Zij gaf aan zich bij deze kwestie „ongemakkelijk te voelen” en ermee „in haar maag te zitten.” Haar partij gaat er verder over nadenken, stelde Hermans. En inderdaad, dat is wel het minste wat de liberalen te doen staat.
Zeker, het bieden van een tweede kans is in onze westerse samenleving, waarin de christelijke gedachte van vergeving nog altijd doorwerkt, terecht diep verankerd. Wie overtredingen beging, zijn fouten erkende en zijn straf uitzat, mogen zijn misdaden niet eindeloos worden nagedragen.
Dat is echter niet het hele verhaal. Bij al het gepraat over tweede kansen, zijn tenminste twee zaken van belang. In de eerste plaats vereist het geven van een tweede kans een grote mate van openheid en openbaarheid. Alleen daar al ging het met John de Mol en Jeroen Rietbergen mis. De tweede kans werd in een achterkamertje gegeven, waardoor niemand ervan wist en niemand kon controleren of deze man zijn gedrag in het vervolg veranderde. Ook inzake de VVD kan de vraag gesteld worden of de partij voldoende open was over de antecedenten van Soumaya Sahla.
In de tweede plaats betekent een tweede kans niet dat iemand recht heeft op eenzelfde positie als voorheen of op elke denkbare post. Wat dit betreft getuigde onlangs Jason Walters, eveneens oud-lid van de Hofstadgroep –die schuld bekende, van richting veranderde en nu een overtuigd bestrijder is van radicaal islamisme– van een gezond inzicht. „Ik heb geen politieke ambities. Ik ben volledig open en bewust over het verleden (…) en weet ook dat sommige dingen daarmee niet meer mogelijk zijn.” En zo is het.