Beroep op ds. Doornenbal voor inenting onterecht
Ds. J. T. Doornenbal heeft zich in zijn stukje in de Veluwse Kerkbode waar hij zich op Comrie beroept niet uitgesproken vóór vaccinatie. Een beroep op deze passage om inenting te heroverwegen is daarom onterecht.
Graag reageren wij op het vaccinatieartikel van dr. B. J. Spruyt in het RD (18-12). Daarin roept hij op om vaccinatie te heroverwegen. Spruyt beroept zich op ds. J. T. Doornenbal (1909-1975) en ds. Alexander Comrie (1706-1774). Gemoedsbezwaren op dit terrein zouden volgens ds. Doornenbal op een misverstand berusten, zegt Spruyt. Het stuk van Doornenbal waar hij aan refereerde gaat over een onderzoek naar tuberculose (tbc). Het gaat dus niet over inenten of vaccineren. Ook Comrie schreef daar niet over. Dat Gods voorzienigheid het gebruik van de middelen niet uitsluit, is orthodox-gereformeerd. Maar het vaccinatievraagstuk gaat over het principiële verschil tussen het gebruik van geoorloofde en ongeoorloofde middelen.
Machteloosheid
Spruyt wijst op de machteloosheid van de mens tegenover het Covidvirus. En inderdaad, we zijn, waar God overal wordt buitengesloten, met al onze vermeende wijsheid machteloos. God spreekt in Zijn Woord: „Ik zal de wijsheid der wijzen doen vergaan, en het verstand der verstandigen zal Ik te niet maken”, maar het gebed van Salomo bij de tempelwijding wijst ons ook het enige middel tot mogelijk herstel. Die ligt in smeking, de erkenning van de plaag van het hart en het uitbreiden van de handen in Gods huis (1 Koningen 8:37-40).
Spruyt noemt een reden om niet te vaccineren, namelijk „dat God altijd goed was geweest, in voor- en heel veel tegenspoed, en dat een vaccin een uiting van wantrouwen jegens deze goede God zou zijn.” We denken dat dit overeenkomt met wat we lezen in Heidelbergse Catechismus zondag 9 en 10. Deze goede God moeten we liefhebben boven alles, en onze naaste als onszelf.
Maar dan schrijft hij: „Maar er is ook een andere visie op de voorzienigheid van God. Ik kwam die bijvoorbeeld tegen bij ds. J. T. Doornenbal, die –met een beroep op Alexander Comrie– schreef dat gemoedsbezwaren op dit terrein wat hem betreft op een misverstand berusten. Wij mogen de middelen gebruiken (zonder er alles van te verwachten!) die ons geschonken zijn voor ons lichamelijk welzijn en tegen dreigend gevaar. „Die middelen zijn in de voorzienigheid van God inbegrepen.”
Principieel bezwaar
Het stuk van Doornenbal (Veluwse Kerkbode 17-3-1956) waar Spruyt aan refereert, gaat over een onderzoek naar tbc in de gemeente Oene, zodat vroegtijdig een diagnose gesteld kan worden bij besmetting. Velen weigerden aan dit onderzoek deel te nemen, meestal zonder opgaaf van reden. Een enkeling had principieel bezwaar. Men vroeg Doornenbal juist om op deze godsdienstige en gewetensbezwaren te reflecteren. Hij wilde eerbied hebben voor eerlijke bezwaren, maar schreef ook het volgende: „Nu de nieuwere middelen er zijn is het toch onverantwoordelijk zich zonder geldige redenen aan deze plicht te onttrekken.” Hij doelt hier op het onderzoek waardoor vroegtijdig de ziekte kon worden gesignaleerd en de middelen worden ingezet. Over de middelen merkte hij het volgende op: „De middelen, die ons geschonken zijn met het oog op ons lichamelijk en geestelijk welzijn mogen wij waarnemen. En dat niet alleen, wij moeten dit ook doen. Comrie zegt, dat wie het niet doet, goddeloos is.” We mogen volgens Doornenbal de „middelen die goed en geoorloofd zijn” aanvaarden.
Niet verzekerd
In het genoemde stuk schreef Doornenbal dus niet over vaccineren. Het ging alleen om het meedoen aan een medisch onderzoek. Hij zag dat als een goed en geoorloofd middel.
De bijvoeglijke naamwoorden ”goed en geoorloofd” maken al duidelijk dat er ook middelen zijn die niet goed en niet geoorloofd zijn. De vader van H. Koopman, wijlen L. J. Koopman, was nauw bevriend met deze predikant. In een brief van 1 februari 1958 schrijft ds. Doornenbal het volgende: „Geliefde vriend Koopman! Ik dans niet, ik speel geen toneel, ik ben zelfs niet tegen brandschade verzekerd. Toch hebt ge het nodig gevonden mij uren lang van deze gewichtigheden, de rechtzinnigheid van uw gevoelen kenbaar te maken. Ik heb dit dankbaar aanvaard. Misschien er iets uit geleerd. Maar laten we dit niet meer doen! We weten nu iets van elkaar. En ik hoop, dat onze vriendschap bevestigd is en bestendigd zal worden. Maar dan tevens, dat onze omgang voortaan teerder, vertrouwelijker, intiemer zal worden, en dat we onze tijd niet meer zullen verdoen aan intellectuele krachtmetingen en godsdienstige uiteenzettingen.” Het standpunt van vader L. J. Koopman was duidelijk: niet vaccineren! En volgens ons blijkt uit bovenstaande brief en het stuk uit de Veluwse Kerkbode niet duidelijk dat ds. J. T. Doornenbal vóór vaccinatie was.
Dr. D. Baarssen is kandidaat in de Hersteld Hervormde Kerk. Drs. Ing. H. Koopman is interim-
manager in het bedrijfsleven en publiceert over de kleine kerkgeschiedenis. Beiden zijn redactielid van de mailing Gereformeerd Venster.