Slotinterview: Hoop voor gereformeerde gezindte als zij gaat in spoor van Schrift en belijdenis
Alleen als de gereformeerde gezindte vasthoudt aan Schrift en belijdenis is er verwachting. Die gezamenlijke conclusie trekken drie predikanten terugblikkend op de resultaten van een groot onderzoek naar de opvattingen binnen de gereformeerde gezindte door het Reformatorisch Dagblad. „De Kerk heeft toekomst.”
Reformatorische christenen veranderen, zo blijkt uit het RD-onderzoek, waaraan een kleine 3000 mensen meededen. Het gaat om zaken als het gezin, kerkelijke binding en duurzaamheid. In een serie artikelen kwamen verschillende onderwerpen aan de orde. Vandaag het slot: een driegesprek met ds. G. Clements, predikant van de Gereformeerde Gemeenten (GG), ds. M. A. Kempeneers van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) en ds. G. van Wijk, hervormd predikant in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN).
Het onderzoek geeft een goed beeld van de stand van zaken in de gereformeerde gezindte, vindt ds. Clements. „Mijn eerste indruk daarvan is positief. Eind vorige eeuw constateerde Piet van der Ploeg in zijn onderzoek onder de jeugd van de Gereformeerde Kerken dat zij de jonge mensen kwijt waren door desinteresse. Die indruk krijg ik uit het RD-onderzoek niet: 95 procent is tegen materialisme; 93 procent leest de Bijbel, enzovoort. Als je dat vergelijkt met omliggende landen waar de Reformatie ook is geweest, maar waar een kaalslag heeft plaatsgevonden, vind ik dit toch bemoedigend om te zien. De reden is mijns inziens dat op veel kansels nog de noodzaak van bekering wordt gepreekt.”
Ds. Kempeneers: „Ja, tegelijk is zo’n onderzoek spannend: worden de vragen goed geïnterpreteerd door de deelnemers? Wat bedoelt iemand met een antwoord? In die zin geven de uitkomsten niet meer dan een globale indruk. Wil je echt weten hoe het zit, dan zul je dichter bij het hart moeten komen. Dan moet je individuele gesprekken voeren.”
Ds. Van Wijk: „Het onderzoek kan zeker zijn nut hebben. Het is te vergelijken met een thermometer. De spannende vraag is echter: wat zegt het als de temperatuur oploopt of daalt? De duiding van de uitkomsten vind ik interessanter dan de kale cijfers. Dus dit onderzoek is zeker zinvol, maar ik zoek liever de verticale lijn, niet zozeer een sociologische, maar een theologische invalshoek. Ik moet daarbij denken aan Psalm 20: „Dezen vermelden van wagens en die van paarden, maar wij zullen vermelden van den Naam des Heeren onzes Gods.” Er is een God Die leeft. Dat is essentieel. Hij doet wonderen tegen alle sociologische trends in. Van Hem is verwachting en alleen Hij weet waar de gereformeerde gezindte over vijftig jaar staat.”
Schriftgezag
Ds. Kempeneers: „Wat mij opviel, is dat de historische betrouwbaarheid van de Schrift hoog aangeschreven staat. Dat geeft perspectief. Als dát gaat afkalven, dan ben je weg. Voor ons als predikanten geldt daarom: Laat de Schrift spreken. Wij als personen hebben niet zoveel gezag, maar de Bijbel wel.
Als mensen vraagtekens gaan stellen bij de Schrift of een andere hermeneutiek gaan bedrijven, verlies je elkaar. En als we leiding willen geven, moeten we dat vanuit het Woord kunnen doen; niet vanuit traditie of onze cultuur.”
Ds. Van Wijk: „Ja, sommige resultaten van het onderzoek zijn verrassend positief. Zelfs zo dat je je afvraagt: Klopt het wel? Ik zou voor mijn eigen omgeving wensen dat het waar was dat, zoals de ondervraagden zeggen, 93 procent dagelijks de Bijbel leest. Ik zie helaas wat anders. Dat baart me zorgen.”
Ds. Clements: „Als desinteresse toeslaat, is dat erg. Het is zo anders als je merkt dat bijvoorbeeld belijdeniscatechisanten met vragen van het hart lopen. Hoe kom je met God verzoend? Iedere catechisatieavond is een vreugde als ze willen weten over de Bijbelse weg van behoud. Van dat verlangen zie ik iets terug in dit onderzoek. De Heere heeft ook nu in ons land nog een Kerk.”
Waarover maakt u zich zorgen?
Ds. Clements: „Er zijn zeker zorgpunten. Ik denk aan een ander onderzoek uit 2006 van uit 2006 van Coby Meurs-Lambregts onder catechisanten. Daar ben ik toen wel van geschrokken. Zo gaf 43 procent van de jongeren toen aan open internet te hebben; 40 procent ging naar de bioscoop; 19 procent sprak na de preek op zondag door over de preek. Deze groep is er ook nu. Geen misverstand daarover. Mevrouw Meurs noemde toen als oorzaken de toegenomen welvaart, het stijgend opleidingsniveau, groepsdruk en de vraag naar het Godsbestaan.
Ik heb achterliggende zomer gesproken over de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden. Daar ligt een les in voor ons als ouderen. Slapen wij? Calvijn zegt wat het betekent om wakker te zijn: kruisdragen, zelfverloochening en overdenking van het toekomende leven. Het gaat om het pelgrim zijn. Dát moeten onze jonge mensen zien: dat we allen op reis zijn. Als het goed is door genade naar Immanuëlsland.”
Ds. Kempeneers: „Als je je eigen hart kent, weet je ook wat er in het hart van een ander omgaat. Bij de politie zeiden we altijd: „Boeven vang je met boeven.” Zo is het in het geestelijke ook.”
Ds. Clements: „Dat is treffend gezegd.”
Ds. Kempeneers: „John Bunyan schrijft aan het einde van zijn boek ”Genade overvloeiende” over de zeven gruwelen in het mensenhart. Dan gaat hij naast mensen zitten. En dan noemt hij ook dat hij soms niet kan geloven dat er een God is. Dat is eerlijk.”
Ds. Van Wijk: „Natuurlijk maak ik me zorgen over wat er gebeurt binnen de gereformeerde gezindte. We missen identificatiefiguren. Tegelijkertijd zie je dat principiële standpunten en sterke karakters niet meer zo gewenst zijn. Je zou je de vraag kunnen stellen of de geestelijke identificatiefiguren van weleer, zoals ds. W. L. Tukker en ds. G. Boer, nu onder ons hetzelfde gezag zouden hebben gehad. Daar ligt mijns inziens een pijnpunt. Niet alleen in onze samenleving, maar ook binnen de kerk. Toch is het nog steeds zo dat onze mensen snakken naar geestelijke duiding. Het mag een wonder heten dat zo veel jongeren nog zeggen dat de Bijbel hun richtsnoer is; en willen weten hoe zij met God in het reine kunnen komen.”
De kerkelijke binding bij jongeren neemt af. Hoe duidt u dat?
Ds. Van Wijk: „Deze uitkomst verbaast me niet. Je kunt op verschillende manieren naar deze uitkomst kijken. Zelf duid ik het niet eens zo negatief. Wat mij persoonlijk betreft: ik voel me binnen de PKN geplaatst, hoewel niet gezocht. Vanuit die optiek zou ik niet zomaar willen overstappen naar een ander kerkverband. Tegelijkertijd vind ik veel herkenning binnen de gereformeerde gezindte. Als ik terugkijk naar de situatie in Dordt waar ik predikant ben geweest, dan vond ik het mooi dat daar de kerkmuren niet bijzonder hoog waren. Zonder de situatie daar te willen idealiseren, was er tussen de verschillende kerken over en weer een herkennen van elkaar op grond van Schrift en belijdenis.”
Ds. Kempeneers: „Het ligt er wel aan vanuit welke kerk je deze vraag bespreekt. Wij herkennen elkaar hier aan deze tafel in de grote zorgen die er zijn. Maar er zijn kerken –ook de mijne– waarbinnen je enorme verschillen aantreft. Dan ga je je eigen kerkverband meer relativeren en dan ben je blij met contacten met gelijkgezinden over de kerkmuren heen. Maar ik kan me indenken dat dat binnen de Gereformeerde Gemeenten anders ligt, omdat die kerk meer homogeen is.
Oudere predikanten verwijten jongeren soms dat ze te gemakkelijk over kerkmuren heenstappen, maar voor jongeren is dat veelal geen issue. Door hun contacten met vrienden en familieleden uit andere kerken met dezelfde achtergrond zien ze dat er niet zoveel verschillen zijn.
Als jongeren uit mijn gemeente verhuizen, is voor mij niet de eerste vraag: is daar een christelijke gereformeerde kerk? Maar: kun je er een Schriftuurlijke, gereformeerde en bevindelijke prediking vinden?”
Ds. Clements: „Ook binnen mijn kerk zijn er stromingen. Dat geeft zorg. Over de kerkmuren heen kun je soms veel geestelijke herkenning hebben. Kerkmuren zijn niet van de hoogste waarde. In onze gemeente zitten jongeren van allerlei kerken, door verkering en huwelijk. Wat ik belangrijk vind, is de vraag: waaróm zijn de kerkmuren ontstaan? Welke geloofsworsteling zit erachter? Daarom is onderwijs in de leer op de catechisaties en in de catechismusprediking zo belangrijk. Het gaat erom dat jongeren het goud van het gereformeerd belijden leren waarderen.”
Ds. Kempeneers: „Inderdaad, soms zijn kerken ontstaan door machtsstrijd. Dat is verdrietig. Jongeren prikken daar doorheen.”
Het RD-onderzoek laat ook flinke verschuivingen zien als het gaat om de christelijke levenspraktijk. Een voorbeeld is de visie op de taakverdeling tussen man en vrouw.
Ds. Van Wijk: „We zien een andere werkverdeling tussen man en vrouw. Dat is glashelder. De vraag is echter hoe je dat moet uitleggen. Waarom wil een echtpaar het inkomen verhogen? Is dat voor de luxe of wordt het leven duurder? Als je terugkijkt in de tijd, dan werkte de vrouw veelal mee. Zeker binnen de agrarische cultuur. Het thuis-zijn van de vrouw is een relatief jong verschijnsel. Bovendien niet eens altijd godsdienstig gemotiveerd. Ook onkerkelijken in de vijftiger jaren hadden een duidelijk omschreven rollenpatroon. Het opvallende is dat in Spreuken 31 de deugdzame vrouw wordt geprezen vanwege haar ijver en haar activiteiten. Het gaat om de drijfveer. Daarnaast helpt de overheid nou niet bepaald mee: er is sprake van een grote druk waarbij een vrouw uit haar soms jonge gezin wordt gejaagd. Het valt niet mee om daar weerstand aan te bieden. Tegelijkertijd moeten we niet hypocriet zijn. Als we alle vrouwen in het reformatorisch onderwijs en de reformatorische zorg zouden missen, zouden deze organisaties omvallen.”
Ds. Kempeneers: „Ja, de tijden zijn veranderd. Mijn voorouders waren agrariërs. Mijn oma werkte in de oogsttijd volop mee. In ketelpak. Ze was ook op dat moment onmisbaar. Dat gebeurt nu in de pluktijd in de Betuwe ook nog. Kortom, wat is de drijfveer om te werken: materialisme of iets anders?”
Ds. Clements: „Ik denk dat de moderne visie op de verhouding man en vrouw in huwelijken veel schade aanricht. Prachtig is de kanttekening van de Statenvertaling bij Genesis 3:16: „Hij zal macht hebben over u te gebieden, hetwelk voor uw vlees nu lastig zal zijn, terwijl het voor den val niet dan lieflijk was.” De vrouw heeft in de Bijbel een hoge plaats, maar wel een eigen plaats. Het Nieuwe Testament ziet de verhouding van man en vrouw in het huwelijk ook als afschaduwing van Christus en Zijn bruidsgemeente. Daarin liggen rijke lessen, zoals zelfverloochening, trouw, en soms ook berouw.”
Uit de enquête blijkt een toegenomen acceptatie van echtscheiding.
Ds. Kempeneers: „Ik weet niet of acceptatie het juiste woord is. Het gebeurt. De pijn blijft hetzelfde, ook in deze tijd.”
Ds. Van Wijk: „Helemaal mee eens. Ik kan niet constateren dat een echtscheiding binnen onze kring mensen koud laat. Onder jongeren zie ik tot mijn verrassing dat velen heel serieus bezig zijn met het huwelijk en het als een instelling van God zien. Tegen de stroom in willen ze elkaar in het huwelijk als man en vrouw ontvangen. Ik zie er de bewarende hand van de Heere in.”
Ds. Clements: „Wat ik moeilijk vind in gesprekken rond huwelijkscrises is het eindeloos vasthouden aan eigen gelijk. Wat een zegen als we leren buigen.”
De gereformeerde gezindte is ook anders, ruimer gaan denken over gezinsplanning. Hoe duidt u dat?
Alle drie de predikanten zeggen met een zekere voorzichtigheid en schroom de uitkomsten te duiden.
Ds. Clements: „Zoals in alle dingen moeten we ook hierin met zelfverloochening leven, in wijsheid. Ik weet van een godvrezende man en vrouw. Zij kon geen kinderen dragen, fysiek niet. De man heeft zichzelf vele jaren verloochend. Dat kunnen velen in deze tijd van zedelijk verval zich niet voorstellen.”
Ds. Kempeneers: „In de Bijbel zijn maar weinig voorbeelden van een groot kindertal bij één vrouw. We moeten vooral vasthouden dat we als mensen geen kinderen némen. Want dat schuurt met het Bijbelse gegeven: „Des buiks vrucht is een beloning.” Grote gezinnen zijn een zegen, maar dat betekent niet dat we elke mogelijkheid om zwanger te raken, moeten benutten.”
Ds. Van Wijk: „Ik wil terughoudend zijn om de dingen te bespreken die behoren tot de intimiteit. Tegelijk is er wel veel nood als de kinderzegen uitblijft. Wat is het een zegen als de vader- en moederwens vervuld wordt.”
Ds. Kempeneers: „Een punt van zorg vind ik dat het kleiner worden van gezinnen ook betekent dat de christelijke gemeenten kleiner worden. Getalsmatig betekent dat –menselijkerwijs gesproken– ook dat er minder kinderen des Heeren zullen zijn. De Heere werkt toch ook in de lijn van de geslachten, maar wat als het getal van het nageslacht kleiner wordt…?”
Welke lessen liggen er in dit onderzoek voor kerk en prediking?
Ds. Kempeneers: „De gereformeerde gezindte of de reformatorische zuil staat of valt met prediking van het Woord. Zorgpunt is voor mij het wegvallen van geestelijk leven. Maar mijn houvast is het Bijbelse gegeven dat Zijn trouw en waarheid op het late nageslacht zullen rusten. De Heere gaat door.”
Ds. Clements: „Ik maak me wel erg zorgen over arminiaanse tendensen. Men begint bij Gods liefde voor allen en men zegt dan dat wij de stap naar de Heere Jezus mogen zetten. Daarbij is de calvinistische ernst vaak afwezig, dat wij van onszelf niet voor God kunnen bestaan. We leren de reinigende kracht van Christus’ bloed pas kennen in de weg van berouw, verslagenheid en beschaamdheid. Dat is de Bijbelse prediking die eeuwenlang ons land tot zegen is geweest.”
Ds. Kempeneers: „Ik heb recent over Jesaja 66 gepreekt: „De hemel is Mijn troon, en de aarde is de voetbank Mijner voeten; maar op dezen zal Ik zien, op den arme en verslagene van geest, en die voor Mijn woord beeft.”
Ds. Clements: „Precies, daar heb je het!”
Ds. Kempeneers: „Hoe bestaat het dan dat zonden openlijk worden getolereerd in de kerk? Men richt dan alle aandacht op datgene waarvan men denkt dat dat Gods liefde is. Hoe dat te rijmen is met het geheel van Gods Woord, begrijp ik niet.”
Ds. Van Wijk: „Dat laatste herken ik. Broeder Clements, u sprak over een arminiaanse onderstroom. Heeft dat niet alles te maken met ons hoogmoedig hart? Dan zijn wij aan zet en dat gaat er eerder in dan de lijn dat God de Auteur is van de zaligheid.
De huidige crisis is ook een crisis van de voorgangers. „Zo de priester, zo het volk.” Dat is een spiegel voor ons allen. Daarbij moeten we niet vergeten dat de Schrift ook appellerende passages kent. Is het daarom niet legitiem iets te laten zien van de liefde van God voor een gevallen zondaar? Dat is nu juist hetgeen harten verbreekt. Wanneer zie je dat je zondaar bent? Vooral als de Schoonste van de mensen naast mij komt staan. Hij leert mij mijn zonden verstaan.”
Wat is uw verwachting voor de toekomst van de kerk en de gereformeerde gezindte?
Ds. Clements: „Als ik daarover iets zeg, dan heb ik het over de gereformeerde gezindte in engere zin; over mensen met liefde en achting voor de gereformeerde belijdenis. Als men wil leven uit deze bronnen heb ik grote verwachting. Christus zal Zijn gemeente niet begeven en verlaten. In dat opzicht is er over de kerkmuren veel dat ons samenbindt. De liefde zal over kerkmuren heen groeien en toenemen, zeker als er meer druk komt. De Heere zal nog eens bijeenbrengen wat bij elkaar hoort.”
Ds. Kempeneers: „De reformatorische zuil is een geschenk van de Heere. Dat is de ene kant. Tegelijk heeft ze ons gemak gebracht: onze scholen, verpleeghuizen en organisaties. Echter, Gods kerk is niet voor het gemak op deze wereld: „Maar in deze wereld zult gij verdrukking hebben.”
De kracht van het woord gereformeerd ligt in de belijdenis, gebaseerd op de Schrift. De Kerk die daarop staat, heeft toekomst. Het gaat niet om regeltjes zus en zo.”
Ds. Van Wijk: „Als het gaat over de Kerk met een hoofdletter kunnen we niet anders dan positief zijn. Er zal er boven, in de hemel, niet één ontbreken. Dat geeft heilige ontspanning. Tegelijkertijd hebben de profeten niet voor niets geklaagd en gewaarschuwd: „Wie heeft onze prediking geloofd?”
Waar het Woord zijn legitieme plaats krijgt, daar doet het kracht. Daarom moeten we onze kinderen leren luisteren naar een preek en niet meteen een kleurplaat in handen geven. Daarnaast hebben predikanten de taak de boodschap van Gods Woord zo eenvoudig mogelijk uit te leggen.”
Ds. Kempeneers: „We mogen en moeten beseffen dat Gods Koninkrijk nooit als een nachtkaars zal uitgaan. De vaderen en zeker de puriteinen hadden zulke hoge verwachtingen dat er nog een heilstijd zou komen. Ik weet niet hoe. De volheid der heidenen zal zeker komen. Laat die verwachting levend zijn.”
Het slotartikel van een serie over ontwikkelingen in de gereformeerde gezindte.