Column (Aart van Soest): Zorgen voor je ouders
De afgelopen maand was ook onze familie aan de beurt. Beide ouders raakten besmet met corona, en werden erg ziek. Gedurende enkele weken waren zij tot weinig in staat.
Mijn ouders regelden tot dat moment vrijwel alles zelfstandig. Dat betekent dat wij als kinderen onze eerste ervaringen opdeden als mantelzorger. Onder leiding van mijn oudste zus werden alle taken verdeeld. Onze eerste gezamenlijke ervaringen als mantelzorger waren onverdeeld positief. Het kan erg verbindend zijn om met elkaar zorg te dragen.
In de periode dat wij onze mantelzorgervaringen opdeden, werd precies een onderzoek gepubliceerd van het RIVM. Hierin werd de verwachting uitgesproken dat de vraag naar mantelzorg de komende twee decennia met maar liefst 70 procent gaat stijgen. De vergrijzing speelt hierin een grote rol. En die toenemende vraag is spannend, omdat dit grotendeels bij mensen terechtkomt die ook een baan hebben.
De combinatie van een betaalde baan en mantelzorg kan zonder twijfel zwaar zijn. Een steeds groter deel van de beroepsbevolking heeft een baan die vooral zorgt voor psychische belasting. De beleving van werkdruk is de afgelopen twintig jaar sterk toegenomen. Ook weten we vanuit onderzoeken dat het werktempo in een halve eeuw tijd aanzienlijk is toegenomen. Als er dan ook in toenemende mate een beroep gedaan wordt op hulp, mag het duidelijk zijn dat de stress bij kinderen toeneemt.
Het is heel mooi als kinderen voor hun ouders kunnen zorgen. Gedurende vele jaren hebben zij de zorg gedragen voor de kinderen. Als zij ouder worden –en soms ineens kwetsbaar– kunnen kinderen iets teruggeven. En gelijktijdig is dan een belangrijke vraag: welke zorg is passend en haalbaar?
Bij dit thema gaat het over geven en ontvangen tussen ouders en kinderen. En dan gaat het over een balans waarvan de basis al in de kindertijd en de jeugd werd gelegd.
Als kinderen nauwelijks bereid zijn om hun ouders hulp te verlenen en hun werk structureel voorrang geven, lijkt er iets scheefgegroeid. Wat zorgt ervoor dat zij deze keuzes maken?
Sommige kinderen lopen een ander risico. Ik heb regelmatig gesproken met mensen die zich vol overgave inzetten voor hun ouders. Maar intussen is de belasting te zwaar. In alle verwachtingen die er zijn, durven zij eigenlijk geen grenzen aan te geven. In het gesprek met een hulpverlener komen zij er dan achter dat ze graag veel geven aan de ander. Maar dat ze het veel moeilijker vinden om te ontvangen, en stil te staan bij wat zijzelf nodig hebben. Zij lopen het risico op overbelasting. En vaak betalen anderen in hun nabije omgeving de tol. Denk aan het eigen gezin, of de werkgever.
Het is geweldig als kinderen zich inzetten voor hun ouders. Het kan veel voldoening geven om er voor hen te zijn. De grote uitdaging is om hierin gepast te geven. Dit betekent dat kinderen zich goed afvragen wat haalbaar is, juist ook om deze zorg op langere termijn vol te kunnen blijven houden. En hierin ook oog te hebben voor wat zij zelf nodig hebben. En voor anderen die dicht om hen heen staan. Dit vraagstuk zal de komende jaren steeds actueler worden.
Het is daarom verstandig als ouders en kinderen hier met elkaar over spreken, voordat er zorg nodig is. Het gaan dan om een goede afstemming van wat ouders nodig hebben, en wat kinderen hierin kunnen en willen betekenen. En hierin is ruimte met wederzijds begrip nodig. Het mooie is dat kinderen vaak ook niet alles zelf hoeven te doen. Vaak zijn er binnen de familie en de kerk ook anderen die graag iets willen bijdragen. Soms vraagt dit de moed om ook anderen toe te durven laten.
Recent sprak ik iemand die na een periode van mantelzorg een ouder verloor. Ze vertelde me: „De laatste jaren waren erg intensief, maar als broers en zussen hadden we deze tijd voor geen goud willen missen!” Wat een zegen als je als familie zo terug mag kijken!
De auteur is docent en contextueel therapeut.