Het aanpassen van enkele woorden en zinsconstructies in de Statenvertaling levert nauwelijks een verstaanbaarder vertaling op. Geef liever de Herziene Statenvertaling een grondige herziening, zodat die gedragen kan worden door de hele gereformeerde gezindte.
Onder RD-lezers is er nog altijd veel draagvlak voor het gebruik van de Statenvertaling (SV), maar de verstaanbaarheid ervan wordt in toenemende mate als een punt van zorg gezien. Dit is de samenvatting die het RD 2-11 geeft van de uitkomsten van een recent gehouden enquête. In hun reacties geven J. J. Grandia en Z. Klaasse aan wel iets te zien in een taalkundige aanpassing van de SV. Is dat inderdaad een goed idee?
Het idee voor een beperkte taalkundige revisie van de SV is niet nieuw. Reeds in 1977 kwam de zogenaamde Tukkereditie uit. In meer recente tijd is door de synodes van de Hersteld Hervormde Kerk en van de Gereformeerde Gemeenten over aanpassing van de SV gesproken.
Verstaanbaarheid
Het lijkt mij een goede zaak dat hierover wordt nagedacht. De verstaanbaarheid van de SV is inderdaad een probleem, dat nog weleens groter kan zijn dan kerkelijke vergaderingen menen. Bovendien is de SV, zelfs voor wie deze wel (grotendeels) begrijpt, geen Bijbel in zijn of haar eigen taal. Geen enkele recente Nederlandse tekst, hoe officieel, stijlvol of archaïsch ook, heeft immers een soortgelijk taalkleed als de SV. Voor wie een leerling van Luther wil zijn –sterker: voor wie qua visie op de Bijbel gereformeerd wil zijn– kan de SV daarom niet gelden als aanvaardbare vertaling voor de 21e eeuw. Het gebruik ervan werpt immers drempels op bij het lezen van Gods Woord.
Taalkundige aanpassing van de SV lijkt mij echter niet de juiste oplossing. Is het echt wenselijk dat enkele kerkgenootschappen straks hun eigen versie van de SV hebben? Zal daarnaast niet snel blijken dat aanpassing van enkele woorden en zinsconstructies onvoldoende is voor een bevredigend resultaat? Met andere woorden: zal zo’n taalkundige aanpassing, wil deze serieus tegemoetkomen aan de zorgen omtrent verstaanbaarheid, geen vertaling opleveren die minstens zo dicht bij de Herziene Statenvertaling (HSV) staat als bij de SV?
HSV goed uitgangspunt
Daarmee dient zich een andere oplossingsrichting aan, waarbij de HSV het uitgangspunt is. In de kringen waar nu het verstaanbaarheidsprobleem van de SV speelt, is gebruik van de HSV steeds afgewezen. Grandia erkent echter dat „de HSV niet altijd verkeerd is.” Mijns inziens moet een faire beoordeling van deze vertaling tot een minder zuinige conclusie leiden: veel in de HSV is prima. De HSV is een vertaling in goed verstaanbaar Nederlands die dicht bij de grondtekst blijft en ook dicht bij de taal van de SV. De kwaliteit ervan is zodanig dat ik graag zou zien dat bijvoorbeeld de Gereformeerde Gemeenten het (kerkelijk) gebruik ervan alsnog zouden vrijgeven.
Waarschijnlijk zal dit niet zomaar gebeuren; Klaasse is niet de enige die nog altijd een kennelijk wantrouwen tegen de HSV koestert. En het is waar dat de HSV best voor verbetering vatbaar is. Niet alle kritiek die erop geuit is, was onterecht. Mijn idee zou daarom zijn om geen revisie van de SV te maken, maar van de HSV. Er ligt immers een mooie basis, een ‘SV-achtige’ Bijbel in (min of meer) hedendaags Nederlands. Door een grondige verwerking van alle kritiek zou deze vertaling zowel beter kunnen worden als een breder draagvlak kunnen krijgen. Het doel van zo’n revisie zou dus tweeledig zijn: een kwaliteitsimpuls én het doen aanhaken van hen die tot nu toe bezwaren hadden.
Interkerkelijke commissie
Waar ik aan denk, is een soort HSV21-project, naar het voorbeeld van de NBV21. Zoals recent in het RD te lezen was, heeft het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) grondig herzien. Mede naar aanleiding van kritiek –inderdaad, die was er ook op de NBV– is de tekst op maar liefst 12.000 punten aangepast, na een diepgaande bestudering van tal van problemen. Het is denkbaar dat het HSV-bestuur zo’n zelfde project initieert (veel verdergaand dan de wijzigingen uit 2016). In plaats van energie te steken in een eigen SV-revisie, zou de rechterflank van de gereformeerde gezindte dan nog eens alle kritiek op de HSV op een rij kunnen zetten. Op een zakelijke en inhoudelijke wijze, voorbij gevoelsargumenten en wantrouwen. Als deze kritiek dan, met het bovengenoemde tweeledige doel voor ogen, welwillend gewogen wordt door een interkerkelijke commissie, zou het resultaat een HSV21 kunnen zijn – een Bijbelvertaling in het spoor van de SV, voor Nederlanders van de 21e eeuw, gedragen door de hele gereformeerde gezindte.
Ook zo’n HSV21 zal niet in alle opzichten stroken met de voorkeuren van individuele kerkverbanden of personen. Maar als, in een open proces, de HSV nog eens grondig tegen het licht wordt gehouden, past het niemand om vast te houden aan het eigen gelijk. Zo’n HSV21 zou een volwaardige plaats verdienen in kerk, school en gezin.
De auteur is docent Bijbels Hebreeuws en Aramees aan de Theologische Universiteit Apeldoorn en lid van de Gereformeerde Gemeenten.