Van de lezers van het Reformatorisch Dagblad is 55 procent voor handhaving van de Statenvertaling, waarbij de jongere lezers die deelnamen aan het RD-onderzoek nadrukkelijker aan die vertaling willen vasthouden dan ouderen, 67 tegen 54 procent. Twee mensen die veel met jongeren omgaan reageren.
De een, drs. J. J. Grandia, doet dat vooral vanuit zijn ervaring met leerlingen als docent godsdienst op de Gomarus Scholengemeenschap in Gorinchem, de ander als ambtsdrager en catecheet: ouderling Z. Klaasse, van de gereformeerde gemeente (gg) in Beekbergen en lid van de laatst gehouden generale synode.
De cijfers zijn duidelijk (zie grafieken op deze pagina): er is nog altijd veel draagvlak voor het gebruik van de Statenvertaling (SV) onder RD-lezers, maar de verstaanbaarheid ervan wordt in toenemende mate als een punt van zorg gezien. Aan de betrouwbaarheid van de Bijbel als Gods onfeilbare Woord twijfelen maar weinig deelnemers aan het onderzoek.
Ouderling Klaasse herkent het beeld grotendeels, maar vooraf wil hij een duidelijk statement maken, benadrukt hij. „Zelf heb ik geen enkele behoefte aan een aanpassing van de SV. Ik ben 74. Ik ken de uitdrukkingen van de SV. Ik ben eraan gehecht en zou er moeite mee hebben als ik andere woorden in de SV zou aantreffen. Bovendien, als de Heere woorden uit de SV tot je heeft gesproken, wil je daar geen letter in veranderd hebben.”
Verder wil Klaasse voorkomen dat de Bijbelvertaling tot onenigheid zal leiden. „Dan huiver je. Is dat het waard?”
Docent Grandia vindt het opvallend in de cijfers dat ook hoogopgeleide jongeren loyaal zijn aan de SV en daarvoor niet in de eerste plaats inhoudelijke redenen aandragen, maar wijzen op het gevaar van verdeeldheid bij het maken van een nieuwe vertaling in plaats van de SV. „Dat is mooi. Ze zien wel bezwaren, maar zijn toch loyaal. Tegelijk moet ik een kritische kanttekening plaatsen bij het onderzoek, omdat het hier gaat om positief meedenkende jongeren die hebben meegedaan. Er zijn er ook velen die niet gereageerd hebben. Hun meningen weten we dus niet.”
Klaasse ziet wel een spanningsveld. „Als ik alleen naar mezelf kijk, zal ik de huidige SV niet opzijleggen. Je leeft niet voor jezelf. Er is een jonge generatie voor wie de SV leesbaar moet blijven.”
Wat zijn uw ervaringen met leerlingen of catechisanten als het om Bijbelgebruik gaat?
Grandia: „Ik geef vooral les aan de bovenbouw van havo en vwo. Dan heb je het over 16- tot 18-jarigen. Daar herken ik een worsteling met de SV. Die blijven ze lastig vinden. Deze groep denkt nog niet zo ver vooruit, bijvoorbeeld over de gevolgen van een nieuwe vertaling voor de kerkelijke eenheid. Bij studerenden ligt dat wellicht anders, die zijn wat verder in hun denken.”
Klaasse: „Op de catechisatie merk ik hoe moeilijk het voor jonge mensen is om de taal van de zeventiende eeuw te begrijpen. Er zijn talloze verouderde woorden en zinsconstructies die om aanpassing vragen. Als we de SV willen behouden, moeten we deze taalkundig aanpassen. Want taal is levend, taal verandert. Soms moet je veranderen om hetzelfde te blijven. Het moet wel eerbiedige, gewijde taal blijven. Het moet de Statenvertaling blijven, met behoud van de kanttekeningen.
Ik moet vaak aan Luther denken in dit verband. Luther vond dat de Bijbel vooral in verstaanbaar Duits beschikbaar moest zijn. In ons land moet het dus om verstaanbaar Nederlands gaan. Luther heeft in zijn vertaling niet iedere letter gewogen, maar hij kende Gods stem en Gods hart. Dat is een voorwaarde om de Bijbel te vertalen of een vertaling te actualiseren. Dat soort mensen zijn er denk ik nog wel, maar je moet dat werk als een roeping voelen en je ervoor over hebben, want je krijgt heel wat over je heen. We hebben liever verering dan kritiek. Jammer, want kritiek brengt je dichter bij de Heere. Dat alles neemt niet weg dat de echte kloof tussen ons en Gods Woord in ons vijandige en afkerige hart zit.”
Veel jongeren worstelen met het verstaan van de SV. Wat zegt u tegen hen?
Klaasse: „Zelfs de meest eigentijdse vertaling zou voor ons een gesloten boek blijven, want we zijn geestelijk dood. Maar God leeft, daarom kunnen doden Zijn stem horen. Heb de eenzaamheid lief, want daarin worden grote dingen geleerd. Belijd God je blindheid en afkerigheid en smeek om Zijn licht. Bestudeer de kanttekeningen van de SV en de Bijbel met uitleg.”
Grandia: „Ik zeg: gewoon de SV lezen. Ik ken een prachtig voorbeeld. Een meisje was vanuit een ander kerkgenootschap oud gereformeerd geworden. Daar lazen ze vooral oude schrijvers in de leesdiensten. Ze vond dat eerst ingewikkeld, maar zij kon er gaande de tijd steeds beter mee omgaan. Dat laat zien dat als je gewoon je best doet, het te doen is om de SV te begrijpen.”
Het gebruik van andere vertalingen naast de SV kan zijn nut hebben, voor studiedoeleinden, zeggen Grandia en Klaasse allebei. Klaasse: „Ik gebruik zelf daarvoor bijvoorbeeld de Naardense Bijbel.”
Klaasse vindt het „verdrietig” dat een flink deel van de onderzoeksdeelnemers uit zijn „eigen kerkverband” niet voor de SV kiest. „Zo word je een vreemdeling in je eigen kerk.” Het doet hem pijn dat ook onder ambtsdragers van zijn eigen kerkgenootschap de HSV een plaats heeft gekregen.
Grandia constateert dat scholieren de Bijbel met uitleg (BMU) graag gebruiken. „Als ze een studie-uur hebben en een opdracht met de Bijbel moeten maken, komen ze vaak om een BMU vragen, terwijl ik ook de SV met kanttekeningen heb liggen. Overigens laat ik de leerlingen ook weleens uit de Bijbel in gewone taal of de Nieuwe Bijbelvertaling lezen. Zodat ze kunnen vergelijken. Je ziet dat ze dan meer dingen zien en opmerken.”
Welk advies geeft u ouders mee als het over Bijbelgebruik gaat?
Klaasse: „Spoor kinderen aan om de Bijbel met kanttekeningen te lezen en de BMU. De BMU is heel mooi. Daarin wordt veel beter gedaan wat ik op de catechisatie al jaren probeer te doen: eenvoudig weergeven wat er staat. En waarschuw hen voor andere vertalingen –ook de Herziene Statenvertaling (HSV)– waarin subtiel van een andere geloofsbeleving sprake is en waarin de kanttekeningen ons ontnomen worden. Laten ze aan je merken dat je de SV liefhebt.” Klaasse hoopt dat de Gereformeerde Bijbelstichting het werk om de kanttekeningen te vereenvoudigen met vaart voortzet.
Grandia: „Mijn advies is: lees kleine stukjes aan tafel. Het lezen van hele hoofdstukken is mooi, maar dat slaan jongeren niet op. En hebben ze dan ook begrepen wat er stond? Vat het korte stukje samen, bespreek het en leg moeilijke woorden uit. Zelf lees ik soms de Bijbelverklaring van Matthew Henry erbij voor.
In Kronieken staan al die geslachtsregisters. Die hebben zeker hun plek en functie in de Bijbel, maar ik lees die niet kolom na kolom. Ik pak vaak het begin en het einde en ga dan verder bij het volgende hoofdstuk.”
Voor kerken ziet Grandia ook een taak liggen. „Als ik mijn oor te luisteren leg bij jonge mensen, ligt er een taak om de SV onder handen te nemen. Laat de actie daartoe bij de synodes vandaan komen. Laten die zich over de verstaanbaarheid uitspreken. Je kunt daarbij niet om de Gereformeerde Bijbelstichting heen. Schakel de GBS hierbij in. En we moeten ook eerlijk zijn: de HSV is niet altijd verkeerd. Laat elkaar in waarde en neem het werk dat al verricht is mee bij het maken van een nieuwe vertaling. Dat zou ik een juiste route vinden. Laten we het proberen. Dat zou toch moeten kunnen? Het is goed voor de jonge mensen, voor het navolgende geslacht. Maar voorop moet staan dat er wel vanuit dezelfde principes als de Statenvertalers moet worden gewerkt. We hebben een getrouwe overzetting nodig, want de Bijbel is het Woord dat ons door de Heilige Geest is gegeven.”
Schriftgezag
Uit het RD-onderzoek blijkt verder dat voor bijna 90 procent van de ondervraagden de historische betrouwbaarheid van de Bijbel vaststaat. „Dat 10 procent twijfelt of enigszins twijfelt aan de historische betrouwbaarheid van de Bijbel schokt me”, zegt Klaasse. „Als je daarin niet gelooft, kun je niet zalig worden. Bedenk dat de duivel niet twijfelt aan de waarheid van Gods Woord.”
Grandia vindt de uitslag van het onderzoek op het punt van Schriftgezag juist erg positief. „Men is verrassend Bijbelgetrouw. Ik weet niet goed hoe ik deze cijfers moet duiden. Gezien alles wat ik in de boekwinkel zie liggen, zoals boeken van prof. Cees Dekker, en de vragen die ik tegenkom, denk ik dat het beeld in de werkelijkheid wat anders is.”
Wat zijn uw ervaringen met jongeren als het om Schriftgezag gaat?
Grandia: „Schepping en evolutie is zeker een thema, maar ik zie dat er vooral vragen leven over de positie van de vrouw en de vrouw in het ambt. We leven in een andere cultuur. Steeds meer meisjes en vrouwen uit de gereformeerde gezindte komen in leidinggevende functies. Hoe verhoudt zich dat dan tot de tekst uit Timotheüs dat de vrouwen moeten zwijgen? En dat Eva als eerste gegeten heeft en daardoor onderdanig dient te zijn aan de man, snappen veel jongeren niet meer. Ik zie op dat punt meer vragen dan rond schepping en evolutie.”
Klaasse: „Het theoretisch Schriftgezag is niet het grootste probleem, wél het praktisch Schriftgezag: richt ik mijn leven in naar Gods Woord? Natuurlijk zijn er soms wel twijfels, maar dat hoort bij jongeren. Iemand die nooit met vragen worstelt, heeft er ook nog nooit over nagedacht.”
De druk op Genesis 1-3 neemt de laatste tijd door allerlei publicaties toe. Wat geeft u jongeren op dit punt mee?
Klaasse: „Dat de schepping een geloofszaak is. Hebreeën 11:3 zegt het duidelijk: „Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods is toebereid.” Als je Genesis 1-3 niet meer letterlijk gelooft, laat je de rest van de Bijbel ook los. Verder is het belangrijk om vast te stellen dat alle wetenschappelijk onderzoek buiten de doorleving van Hebreeën 11:3 dwaasheid is.”
Grandia probeert zijn leerlingen vooral een heldere, Bijbelse visie op de wetenschap te geven. „Ik relativeer het beeld van de wetenschap wat. In vakken als natuurkunde en wiskunde krijg je harde feiten, maar bij biologie, geologie en archeologie gaat het lang niet altijd om harde feiten. Sommige studies vallen onder de geesteswetenschappen. Als er stellige uitspraken zijn over het grote heelal, wie zegt mij dan dat al die uitspraken betrouwbaar zijn? We weten zo weinig. Wie zegt me dat er factoren zijn die we nog niet kennen en buiten ons gezichtsveld zijn?
En dan heb je het inductieprobleem: er wordt een x-aantal waarnemingen gedaan, een eindig aantal, maar daar baseren wetenschappers natuurwetten op die oneindig zijn in tijd en afstand. Is dat terecht? Alles heeft iets relatiefs.”
Vooral bij jongeren die gaan studeren kunnen gemakkelijk vragen naar boven komen. Hoe gaat u om met deze vaak wezenlijke, maar soms kritisch overkomende vragen?
Grandia: „Goed luisteren. Niet gelijk reageren, maar rustig luisteren, dat is belangrijk. En stel de vraag: „Wat wil je er voor consequentie aan verbinden? Is de Bijbel niet betrouwbaar voor jou?” Ga daar het gesprek over aan.
Rondom schepping en evolutie zijn er drie mogelijkheden: God bestaat en is de Schepper; God bestaat niet en alles is geëvolueerd, geen schepping dus; of als derde een tussenpositie: God bestaat, maar alles is volgens een evolutionistisch model ontstaan. Aan deze tussenweg zitten echter veel haken en ogen, bijvoorbeeld: hoe en wanneer is de ziel dan ontstaan? En hoe zit het dan met de erfzonde? Dat is geen begaanbaar pad. Als je dat aan jongeren laat zien, helpt dat. Ik stel weleens de vraag: „Wil je dan dat er geen God is? Maar stel nu dat je je vergist, wat dan?””
Klaasse: „Wees nooit bang voor kritische vragen. Laat ze die stellen en zeg dat er antwoorden op zijn. Niet op álles is een antwoord. De Heere houdt sommige dingen voor Zichzelf. Maar wat wij weten moeten, wil Hij openbaren. Daaraan gaat vooraf: bekennen van eigen dwaasheid, schuld en zonde, en de openbaring van Christus in het hart door de Heilige Geest. Dan wordt het leven zo licht en zo eenvoudig: „Ik dank U, Vader! Heere des hemels er der aarde; dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard”, zegt Lukas 10:21.”