Welbeschouwd: Zelfbeklag past niet bij christelijke blijdschap
Op de Wartburg ondervond de ondergedoken Luther hoe schadelijk eenzaamheid kan zijn. Later zou hij schrijven dat de duivel een christen voor zich alléén wil hebben. Dan kan hij hem overladen met zorgen en met perioden van neerslachtigheid.
In de eenzaamheid leerde Luther Gods tegenstander goed kennen. „Ik weet precies hoe hij met mij een spelletje pleegt te spelen. Hij is een treurige, zure geest, die het niet kan hebben dat een hart vrolijk is.” God is echter een God van vreugde, wist de reformator uit ervaring. En wie zijn preken erop naslaat, merkt hoe belangrijk hij de christelijke blijdschap vond. Luther baseert zich hierbij op de Bijbel. En het is inderdaad opvallend hoeveel Bijbelteksten christenen oproepen zich te verblijden.
Zich te verblijden in de Heere; dat vooral (Filippensen 4:4). Maar ook zich te verblijden in de hoop (Romeinen 12:12) en zelfs in het lijden (1 Petrus 4:12-14). En dat laatste is wellicht de grootste opdracht. Maar ook de moeilijkste.
Zich verblijden in God Zelf en in de hoop. Dat is iets wat we kunnen rijmen met het leven van een christen. Maar je verblijden in de verdrukking: dat gaat in tegen alles wat we voelen. In de regel willen we het lijden ontlopen, de verdrukking ontvluchten.
Binnen de gereformeerde gezindte wordt de laatste tijd nogal eens gesproken over de druk die merkbaar is vanuit de samenleving. Het woord ”vervolging” nemen de meesten nog niet in de mond. Maar dat het reformatorische volksdeel steeds meer een plek aan de rand van de samenleving krijgt, is duidelijk. We worden nog geduld, wordt dan gezegd. En direct erachteraan klinkt soms de vraag: maar hoe lang nog?
Soms worden de ontwikkelingen gesignaleerd op een bijna verongelijkte toon. Vanuit de veronderstelling dat we er recht op hebben voor vol te worden aangezien; dat we met alles mee kunnen doen. En dat het dus onrecht is als we uit het centrum van de macht worden gedrukt. Als ons dingen worden ontzegd omdat er principes in het geding zijn die we onopgeefbaar vinden.
Bij dit alles dringt de vraag zich op: hoe gaan we om met omstandigheden die we zelf als druk ervaren? Als het hierom gaat, kunnen we veel leren van de vervolgde kerk. Tal van verdrukte christenen zijn ons dan ten voorbeeld. Bij hen staat niet een voorrecht of subsidie op het spel, maar dreigt veelal direct levensgevaar als Jezus Christus wordt beleden als Heere en Heiland. Ze roemen liever in het kruis dan zich te verliezen in zelfbeklag.
Over lijden gesproken, ook Luther wist daarover mee te praten. Precies 500 jaar geleden beleed hij op de rijksdag van Worms wat voor hem onopgeefbaar was. Hoe kon hij de druk van Rome en het Duitse rijk weerstaan? Luther zelf geeft het antwoord: de vreze des Heeren beheerste zijn denken en doen. Dat zorgde ervoor dat zijn angsten voor wereldlijke macht en kerkelijke druk naar de achtergrond verdwenen en er ruimte kwam voor christelijke blijdschap. Met minder dan die Godsvrees kunnen ook 21e-eeuwse christenen niet toe.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.