Dankzij zijn promotiestudie kwam dr. Elbert Geuze in de militaire wereld terecht. Hij maakte er naam door breinonderzoek bij psychisch beschadigde veteranen, een veld dat hem blijft boeien. „Het ontrafelen van de mysteries op het gebied van trauma en stress is ongelooflijk fascinerend.”
Uiterlijk behield het voormalige boerderijtje in het Kroondomein de oorspronkelijke uitstraling, onder de gebinten is een compleet nieuw huis opgetrokken. De deel, waar eens de koeien stonden, veranderde in een riante woonkamer annex keuken. Aan de achterzijde heeft neurowetenschapper dr. Elbert Geuze (42) zijn werkvertrek, met uitzicht op een stukje weiland en bos. Nonchalant hangt hij onderuit op de bank, de benen omhoog. „Je vindt het toch geen bezwaar dat ik zo zit? Dit is mijn favoriete houding.”
In 2015 kreeg hij de mogelijkheid om het verouderde boerderijtje net buiten Uddel te kopen. „De koop liep via de rentmeester, maar koning Willem-Alexander heeft zelf de akte getekend.”
U bent een geboren Uddelaar?
„Nee, ik ben geboren in Garderen, maar op jonge leeftijd verhuisd naar Uddel. Vervolgens zijn we naar het Zeeuwse Kapelle-Biezelinge gegaan. Mijn vader was daar benoemd tot directeur van een school voor moeilijk lerende kinderen. Toen ik negen was, emigreerden we naar Brits-Columbia in Canada. Mijn vader gaf er les aan de Mount Cheam Christian School in Chilliwack. Omdat ik in Nederland een vriendinnetje kreeg, nu mijn vrouw, ben ik op 20-jarige leeftijd teruggekeerd naar Nederland.”
Mist u Canada?
„Ja en nee. De natuur van Brits-Columbia is overweldigend mooi, maar bij het politiek correcte en braaf burgerlijke van Canada voelde ik me niet thuis. Geef mij maar het directe en confronterende van Nederland. Die houding heb ik zelf ook. Wel miste ik na terugkeer de rust en de ruimte. Ik heb niet veel met het stadsleven. Daarom voel ik me zo thuis op deze plek. Hier kan ik ongestoord mijn eigen gang gaan.
Voor het oog ben ik heel sociaal, maar dat is meer de buitenkant. Ik vind het heerlijk om in m’n eentje een wandeling door het bos te maken en dan de dingen te overdenken. Over mijn werk, dat wat er in de wereld plaatsvindt, een Bijbelgedeelte dat me heeft aangesproken of een preek. Het is niet zo gereformeerd om een plek paradijselijk te noemen, maar zo ervaren we het hier wel met z’n allen. Als ik na een werkdag de oprit op rij, ben ik de Heere dankbaar dat ik hier mag wonen. Dit is een geschenk.”
En Uddel is uw favoriete dorp?
„Net als veel anderen die op verschillende continenten woonden, voel ik me nergens echt thuis, maar ik weet me hier door God geplaatst in de gereformeerde gemeente in Nederland van De Beek-Uddel. Daar ben ik gedoopt, heb ik belijdenis gedaan, zijn we getrouwd, hielden we onze kinderen ten doop, heeft God me opgezocht en ben ik ten avondmaal gegaan. Ik houd van dit volk en voel me erdoor geaccepteerd, ook geestelijk, maar een echte Uddelaar zal ik nooit worden.”
In wat voor klimaat groeide u zelf op?
„Een ongelooflijk warm gezin, met zeven kinderen. Eerst kregen mijn ouders vier jongens met steeds anderhalf jaar ertussen. Ik ben nummer twee in die rij. In Chilliwack volgden drie Canadeesjes. Wij spreken altijd over ”the first and second crop”: de eerste en tweede oogst. Als jongens hebben we in Canada veel geskied en ijshockey gespeeld. Ook hard gewerkt trouwens. Het is daar gebruikelijk dat je na schooltijd een baantje hebt, vaak in de bouw. Dat is me later goed van pas gekomen. Je leert je handen te gebruiken en je ontdekt wat er leeft in andere milieus. Mijn ouders gaven ons veel ruimte in doen en denken. Elke vraag mocht worden gesteld en een stevige discussie gingen we niet uit de weg. Daar kan de kerk nog wel wat van leren.”
In welke zin?
„In een deel van de gereformeerde gezindte heerst het absolutisme en worden verschillen uitvergroot. Wat meer respect voor een andere visie zou de eenheid bevorderen. Absolutisme leidt niet zelden tot misbruik dat gepaard gaat met machts- en ambtsmisbruik. Daar gruw ik van. Van huis uit hebben we meegekregen om het voor de zwakken op te nemen en daarbij de confrontatie niet te schuwen.”
U hebt veel aan uw opvoeding te danken?
„Ja, ik heb diep respect voor mijn ouders. Ook als puber deed ik niet snel iets waarmee ik pijn bij hen veroorzaakte. Je Godsbeeld wordt bepaald door wat je in de kerk hoort, maar vooral door hoe je je eigen vader ziet. Hij is voor mij nog altijd een voorbeeld, door zijn grote hart voor mensen, vanuit authentieke Godsvreze. Dat hadden we als kinderen al in de gaten, ook toen hij zichzelf nog geen kind van God durfde te noemen. Dat is in onze kring best wel een ding, dat geworstel om de toe-eigening van het heil.”
Herkent u dat ook bij uzelf?
„Zeker. Onvergetelijk is voor mij een dag in 2005. Na de maaltijd las ik aan tafel Jeremia 3. Onder het lezen van het laatste vers was het of God mijn stenen hart in één klap in stukken brak. Ik huil niet snel, maar toen kwamen de tranen vanzelf, door het besef gezondigd te hebben tegen een goeddoend God. Toch heeft het daarna nog anderhalf jaar geduurd eer ik tot ruimte kwam en ik de Heere Jezus voor mezelf mocht zien als de ladder Jakobs. Dan verdrink je in de liefde die in je wordt uitgestort. Die genade is daarna niet op afroep beschikbaar. De ene dag leef je er meer bij dan de andere. Je wordt vaak opgeslokt door je werk of de waan van alledag.”
Was het vanzelfsprekend dat u ging studeren?
„Absoluut. Opa Geuze heeft nooit die gelegenheid gehad, maar na zijn overlijden kwam oma met een stapeltje boeken. „Elbert, dit is denk ik wel wat voor jou.” Het was de ”Universiteit voor zelfstudie”, een soort encyclopedie. Daar zat mijn grootvader vaak in te lezen. Dat ontroert mij nog. Opa was een intelligente man, met een honger naar kennis, maar studeren was voor hem niet weggelegd. Zijn kinderen gaf hij die mogelijkheid wel, dus mijn vader ging naar de Driestar. Mijn ouders hebben op hun beurt ons gestimuleerd om de gekregen talenten te benutten en ik ben hen dankbaar voor die mentaliteit.”
U werd de wetenschapper van het gezin.
„Als kind was ik al superanalytisch. Met een ”science kit” die ik van mijn ouders kreeg, deed ik experimentjes. Ik verslond non-fictieboeken; literatuur ben ik pas op latere leeftijd gaan waarderen. Ik ben overigens niet de enige wetenschapper in het gezin. Inmiddels doet mijn zusje ook promotieonderzoek.”
Waarom koos u voor de neurowetenschap?
„Ik studeerde scheikunde en biochemie, maar na mijn komst naar Nederland raakte ik gefascineerd door de neuropsychologie. Die discipline was toen net in opkomst. Het mysterie van het brein en van het bewustzijn is door de sterk toegenomen kennis alleen maar groter geworden. Zelf kreeg ik de mogelijkheid om bij het UMC Utrecht in combinatie met het Centraal Militair Hospitaal promotieonderzoek te doen naar posttraumatische stressstoornis (PTSS). Het was de periode waarin de neuroimaging-technieken opkwamen, waarmee je reacties van het brein zichtbaar kunt maken. Defensie is een bureaucratische organisatie, maar in ons wetenschappelijk onderzoek zijn we volledig vrijgelaten. Dat leverde een paar wetenschappelijke primeurs op.”
Hoe was uw relatie met de militairen?
„De veteranen bij wie ik onderzoek deed, waren van mijn leeftijd of net iets ouder. Ze kwamen door een uitzending in een compleet andere cultuur terecht, maakten gruwelijke dingen mee en keerden psychisch beschadigd terug. Tijdens de onderzoeken trok ik intensief met deze jongens op. Dat gaf een bijzondere band. Met een aantal heb ik nog steeds goed contact. Door mijn ervaringen in de bouwwereld in Canada heb ik wel wat met het ruigere volk in de samenleving. Voor veteranen met een posttraumatische stressstoornis is het heel belangrijk dat we nu letterlijk zichtbaar kunnen maken waardoor ze anders functioneren. Bepaalde afwijkingen in de structuur van het brein maken mensen kwetsbaarder voor het ontwikkelen van PTSS. Het ontrafelen van mysteries op het gebied van trauma en stress is ongelooflijk fascinerend.”
Wat deed het bestuderen van het brein met uw visie op het menselijk denken en handelen?
„Ik voel me niet thuis bij de visie van wetenschappers zoals Dick Swaab, voor wie het mens-zijn samenvalt met het brein. De betekenis van de neurowetenschap ben ik in de loop der jaren wat gaan relativeren. Onderzoeksresultaten spreken elkaar nogal eens tegen, niet alle onderzoeksmethoden zijn even valide en ook wetenschap is niet gevrijwaard van politiek. Wel is duidelijk dat we minder rationeel en vrij zijn in onze beslissingen dan we zelf denken. De biologie van het brein bepaalt voor een belangrijk deel wie wij zijn en wat wij kunnen. Dat valt niet te ontkennen.”
Had die ontdekking invloed op uw geloofsovertuiging?
„Door bepaalde delen van de temporale cortex, een onderdeel van het brein, te stimuleren, kun je een religieuze ervaring opwekken. Religieuze gevoelens worden dus deels bepaald door je biologie. Dat heeft de inhoud van mijn denken over de Bijbel of de noodzaak van bekering niet veranderd. Ik geloof in God Die ingrijpt in deze wereld en Die alles regeert en onderhoudt. Zo doet Hij dat ook in mensenlevens. Hij bekeert bezielde lichamen, waarbij iemands karakterstructuur niet wordt uitgeschakeld maar ingeschakeld. Daarom heb ik niet zo veel met bekeringsverhalen waarin de bekeringen in een bepaald schema worden geperst. Waarin mensen vervolgens blijven hangen of die een barrière vormen voor anderen.”
De Godsregering stelt u nooit voor vragen?
„Als achtjarig jongetje heb ik een ernstig ongeluk meegemaakt, waarbij een vriendje is omgekomen. Op een bouwplaats werden we bedolven onder een omvallende muur. Ik ben zwaar onderkoeld geraakt, want het was winter. Ze hebben me pas na uren gevonden. Tussendoor ben ik nog heel even bij bewustzijn geweest, dat vergeet ik nooit. Als ik gel in mijn haar heb en ik ga er met mijn vingers doorheen, dan voel ik weer de modder in mijn haar. Ik riep tot God om me te helpen. Toen ik in het ziekenhuis wakker werd, zag ik als eerste mijn moeder. Die liefdevolle blik van mama vergeet ik nooit meer. Het was letterlijk een Godswonder dat ik nog leefde. Het is een dubbel wonder dat ik aan dat ongeluk niets heb overgehouden, alhoewel het herstel niet vanzelfsprekend was en ik opnieuw moest leren lopen. Tot op de dag van vandaag raakt het mij diep als ik hoor van een kind dat iets vergelijkbaars moet ervaren. Sinds dat ongeluk heb ik een diep besef dat God mijn leven leidt, al kwam ik pas veel later echt tot geloof.”
Hoe open bent u onder collega’s over uw geloofsovertuiging?
„Ik ga niet naar mijn werk om te preken, maar het is geen geheim hoe ik denk. Ik probeer mijn christen-zijn vooral gestalte te geven in de wijze waarop ik met mensen omga. Inhoudelijke gesprekken over het christelijk geloof, die er regelmatig zijn, voer ik bij voorkeur een-op-een. In al die jaren ben ik nooit negatief aangesproken op mijn levensovertuiging, ook niet door atheïstische collega’s.”
Hoe beleeft u deze coronatijd?
„Daar is al veel over gezegd. Voor mij illustreert deze tijd dat we niet zo rationeel zijn als we denken. Wereldwijd overheerst de angst, een angst die overheden als mechanisme hebben ingezet. In maart 2020 hield premier Rutte een ijzersterk verhaal. Daarna vertroebelde de communicatie met beleid dat niet altijd logisch verklaarbaar was en is. In reactie daarop ontstonden complottheorieën en polariseerde de samenleving. De impact van maatregelen op de mentale gezondheid wordt helaas onderschat. Wat we nodig hebben, is de bereidheid echt naar elkaar te luisteren, met ruimte voor verschil van inzicht. En een klein beetje overgave, want een virus krijgen wij niet onder controle. Christenen zouden in dat besef voorop moeten lopen. Mijn oma van 85 heeft zestien kinderen en ruim honderd klein- en achterkleinkinderen. Die zijn ondanks het coronavirus allemaal welkom. Niet omdat ze roekeloos is, maar ze weet de situatie te relativeren.”
Een collega typeerde u als een zondagskind. Herkenbaar?
„Deels. Ook bij mij gingen dingen soms anders dan ik hoopte, maar ik ben een geboren optimist. Daarom laat ik me niet snel ontmoedigen. Je kunt bij tegenslag gaan zitten kniezen, of de tanden op elkaar zetten en doorgaan. Humor en een vrolijke lach verhullen bij mij vaak de vragen die in mijn hart leven. Dat God het werk zegent, is geen verdienste maar genade.”
Hebt u nog ambities?
„Mijn eerste roeping ligt in het gezin, het leiden van onze kinderen tot volwassenheid. M’n werk doe ik nog steeds met heel veel plezier. Mijn grootste verlangen is te leven zoals God van mij verwacht. En dat Hij mij niet aanziet in wie ik zelf ben, maar om wie ik in Christus ben geworden.”