Affaire-Keijzer kent slechts verliezers
Het is niet moeilijk begrip te hebben voor ex-staatssecretaris Mona Keijzer. De coronapas waar zij zo sterk op tegen is, ís immers een onding. Het is begrijpelijk dat hij in de samenleving veel verzet oproept. En het is begrijpelijk dat ook leden van het kabinet er veel moeite mee hebben om zo diep in de maatschappij in te grijpen en om indirect de druk op burgers op te voeren om zich te laten vaccineren.
Dat met name Keijzer dat lastig vond, is niet vreemd. Als staatssecretaris van Economische Zaken had zij voortdurend contact met de horecabranche en was zij voor ondernemers in het midden- en kleinbedrijf kop van Jut. Dít beleid verdedigen paste bovendien totaal niet bij de christendemocratische Volendamse volkstribuun.
Het is evenmin moeilijk begrip op te brengen voor Rutte en de zijnen. Jawel, je kúnt met Kamerlid Omtzigt een strakke staatsrechtelijke redenering volgen door te stellen dat bewindslieden alleen ontslagen kunnen worden na overleg met de voltallige ministerraad. En dat dit, onterecht, nu niet is gebeurd. Maar hoe realistisch is zo’n benadering? Na het interview met Keijzer in de Telegraaf van zaterdag kon het voor iedereen duidelijk zijn: een bewindspersoon die zo krachtig afstand neemt van een gevoelig onderdeel van het kabinetsbeleid en die een belangrijke staatsrechtelijke regel (”het kabinet spreekt met één mond”) zo flagrant schendt, valt niet meer te handhaven. Als alle kopstukken in de regering –ook die uit het CDA-kamp– het met die analyse eens zijn, is het maar beter de pleister met één krachtige beweging van de wond te trekken.
Toch kunnen standpunten en maatregelen die op zichzelf bezien alleszins begrijpelijk zijn, bij elkaar opgeteld in hun effect desastreus zijn. Dat is ook in de affaire-Keijzer het geval. De gang van zaken is om te beginnen voor haarzelf funest. Haar politieke carrière lijkt gebroken. Als ze al lid blijft van de CDA-Kamerfractie, zal haar positie daar op zijn zachtst gezegd moeilijk worden.
Vervolgens is de kwestie hoogst ongelukkig voor het CDA. Hoeveel narigheid kan deze partij, na slecht verlopen verkiezingen, het verlies van een populair Kamerlid (Omtzigt) en het afgedwongen aftreden van een bewindsvrouw (Bijleveld), er eigenlijk nog bij hebben?
De gang van zaken is, tot slot, ook slecht voor het imago van de politiek als geheel. Haagse politici zijn immers al maanden bezig om tot een nieuwe, opener bestuurscultuur te komen waarin ook het geluid van politieke minderheden volwaardig meetelt. En dan gebeurt er dít. Door het abrupte ontslag van een bewindspersoon zullen alle burgers die zich in Den Haag niet gehoord voelen, denken: Zie je wel, tegengeluiden die zich tegen de mainstreampolitiek verzetten, worden in de landspolitiek meteen gesmoord.
En zo kent de affaire-Keijzer –hoe triest– alleen maar verliezers. Wat overigens veel vaker het geval is bij politieke twisten.