Kerk & religie

Heksenjacht in een wereld vol magie

Toverij: een vorm van onschuldig bijgeloof of werking van de duivel? Gereformeerde theologen probeerden in de vroegmoderne tijd vooral nuchter en waakzaam te zijn. Maar dat de wereld destijds vol magie en bijgeloof was, is wel zeker.

Klaas van der Zwaag
12 August 2021 20:00
Verbranding van drie heksen in Baden, Zwitserland (1585), schilderij van Johann Jakob Wick. beeld  Wikipedia
Verbranding van drie heksen in Baden, Zwitserland (1585), schilderij van Johann Jakob Wick. beeld Wikipedia

Historicus Jan Stronks onderzocht hoe de Gereformeerde Kerk, die tussen 1572 en 1795 de publieke kerk van de Republiek was, over toverij dacht. Tovenaars waren door de bank genomen afvalligen of ketters die ziekte en dood konden veroorzaken. Zij hadden een bewust verbond met de duivel gesloten.

Tot ongeveer 1780 werd in heel Europa de demonologie als een serieuze wetenschap gezien, aldus Stronks. De duivel was als duizendkunstenaar in staat om de mensen geestelijk te verleiden. Hij verblindde het begripsvermogen, waardoor mensen het licht van het Evangelie niet zagen, en was verantwoordelijk voor alle denkbare vormen van bezetenheid.

Maar gaf men de duivel niet te veel macht? Balthasar Bekker vatte, ‘verlicht’ als hij was, de duivel vooral figuurlijk op, maar dat was tegen het zere been van nagenoeg alle gereformeerden. Volgens Wilhelmus à Brakel bestaat de duivel en daarom was toverij mogelijk. Voetius beschouwde demonologie en toverij niet als bijgeloof, maar als reële zaken.

Maar de mens is vrij en is nooit willoos slachtoffer van de duivel, zo leerden de gereformeerde theologen. En hij wordt ook verleid door de wereld en zijn eigen vlees. Bovendien: wie zijn vertrouwen op God stelt, zal de duivel altijd overwinnen, zo stelden oudvaders. Zij wensten de wereld van de magie kritisch te benaderen. Ahasverus van den Berg stelde dat de Egyptische tovenaars gewone goochelaars waren. Andere theologen verklaarden toverij op een natuurlijke wijze. Veel zogeheten duivelbanners waren kwakzalvers.

17393538.JPG
De heks veroorzaakt een heftige storm door haar potten met toverdrank in de zee te legen. Een man houdt de magische staf met een paardenkop vast. De magie veroorzaakt een donkere maan.  beeld Olaus Magnus, Historia de gentibus septentrionalibus, 1555

Middenweg

Gereformeerde theologen bewandelden een middenweg tussen rationalisme en bijgeloof, aldus Stronks. Daarom was bidden, vasten en goed catechetisch onderwijs van groot belang. De oudvaders moesten niets hebben van bijgeloof of superstitie. Vooral de roomsen maakten zich volgens hen hieraan schuldig, zoals het bijgelovig aanroepen van heiligen, het aanbidden van een houten kruis of de rozenkrans.

De kerk verwierp ook de zogeheten contramagie, die zij zag als een belangrijk rooms-katholiek ritueel. Baudartius beschouwde het exorcisme als een toverkunst, waarbij contact gezocht werd met de duivel. Tegelijk besefte de kerk dat het bijgeloof bij het kerkvolk vrijwel onuitroeibaar was. Het gewone volk geloofde in spoken, dat mensen in dieren konden veranderen, dat tovenaars op een bezemsteel door de schoorsteen vlogen om een sabbat te bezoeken.

Zinderende eeuw

Historicus Francis Weyns laat in zijn bevlogen boek ”De zinderende 16e eeuw” zien hoe hardvochtig ketters, tovenaars, magiërs en heksen vervolgd werden. De roomsen brachten ketters op het schavot, maar ook hervormers als Luther en Calvijn geloofden dat alleen de doodstraf hekserij kon uitroeien. De toenmalige wereld was vol duivels. „Voor elke zonde, beroep of modegril was er wel een specifieke duivel”, aldus Weyns.

In Europa werden tussen 1500 en 1800 ongeveer 90.000 toverijprocessen gevoerd en werden ongeveer 45.000 mensen ter dood veroordeeld. Maar in Nederland was in 1608 het laatste dodelijke slachtoffer van de toverijvervolging. Andere Europese landen deden er langer over. Geleerden hadden steeds meer moeite met de kwaliteit van de bewijsvoering (vaak tegenstrijdige bekentenissen) en de Gereformeerde Kerk steunde de magistraten bij hun terughoudendheid bij toverijvervolging. Regelmatig werd in de late middeleeuwen de tortuur ingesteld om een bekentenis af te dwingen. Niemand mocht namelijk zonder bekentenis ter dood veroordeeld worden.

Een wereld van bijgeloof en waanzin, waar moderne mensen lacherig over kunnen doen? Volgens Weyns is de zestiende eeuw soms stiefmoederlijk behandeld als een overgangseeuw naar de verlichting. Het startschot naar een beschaving gestoeld op kennis en vooruitgang was volgens hem in die tijd al gegeven. Het is echter de vraag of de verlichting ons werkelijk een uitweg biedt om de vragen rond magie en toverij te lijf te gaan. Ondanks de vele onschuldige slachtoffers onder tovenaars en heksen heeft de macht van de duivel niet aan kracht ingeboet, wanneer we kijken naar allerlei moderne vormen van occultisme. Daarom levert de bezinning vanuit de kerk van het verleden ook deugdelijke antwoorden voor het heden.

Toverij, contramagie en bijgeloof 1580-1800. Geleerde debatten over duivelse zaken, Jan Stronks; uitg. Amsterdam University Press; 350 blz.; € 39,99; De zinderende 16e eeuw. Habsburgers, heksen, ketters & oproer in de Lage Landen, Francis Weyns; uitg. Borgerhoff & Lamberigts; 495 blz. € 35,00

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer