Het is niet zeker of de inscriptie naar dezelfde persoon verwijst als de Bijbel doet in Richteren 6:32. Wat wel zeker is, is dat de inscriptie uit de tijd van de richteren (1200- 1020 voor Christus) dateert.

Joas gaf zijn zoon Gideon de bijnaam Jerubbaäl nadat deze het altaar voor de afgod Baäl en de gewijde paal die erbij stond, afbrak. Hij versloeg ook de Midianieten, die de Jordaan overstaken en het land plunderden.

Archeologen vonden de inscriptie in Khirbat er-Ra’i in het Shahariyabos. Het Instituut voor Archeologie van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem, de Israëlische Oudheidkundige Dienst en de Macquarie Universiteit in het Australische Sydney verrichten daar sinds 2015 elke zomer opgravingen.

De inscriptie is met inkt geschreven op een vat met een inhoud van ongeveer een liter. Het vat heeft kunnen dienen om kostbare vloeistoffen als olie of parfum of medicijnen te bewaren. Blijkbaar heeft de eigenaar van het voorwerp zijn naam erop geschreven om anderen te laten weten dat het zijn eigendom is.

Prof. Yossi Garfinkel van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem en Sa’ar Ganor van de Israëlische Oudheidkundige Dienst zeggen dat deze inscriptie kan verwijzen naar een andere Jerubbaäl dan de Gideon van de Bijbel. Volgens de Bijbel namelijk bracht Gideon een klein leger van 300 soldaten op de been waarmee hij ‘s nachts de Midianieten aanviel in de buurt van de Harodbron. Harod ligt ongeveer 120 kilometer ten noordoosten van Khirbat er-Ra’i in de Jizreël-vallei in Noord-Israël. In ieder geval was de naam Jerubbaäl in de tijd van de bijbelse richteren in gebruik.

Inscripties uit de periode van de richteren zijn volgens de archeologen uiterst zeldzaam. Er is slechts een handvol inscripties uit die tijd gevonden. Dit is de eerste keer dat de naam Jerubbaäl ooit buiten de Bijbel is gevonden in een archeologische laag die dateert uit de tijd van de richteren.