Gynaecologen zien geen reden om abortusgrens te verlagen
De huidige abortusgrens in Nederland roept vragen op bij Platform Zorg voor Leven. Terwijl een zwangerschap tot en met 24 weken mag worden afgebroken, slagen artsen er tegenwoordig in vroeggeboren kindjes van 23 weken in leven te houden. Wordt het tijd om de wet te herzien?
Nee, vindt prof. Christianne de Groot, bestuurslid van de beroepsvereniging voor gynaecologen NVOG en hoofd verloskunde en gynaecologie aan Amsterdam UMC. „Wij pleiten ervoor de grens bij 24 weken te laten, zoals het nu is. Vrouwen hebben er recht op om na een 20 wekenecho voldoende tijd te hebben voor een weloverwogen keuze.”
Vrouwen kunnen bij een zwangerschap van 20 weken een uitgebreide echo krijgen, waarmee afwijkingen bij het kind kunnen worden opgespoord. De Groot: „Denk bijvoorbeeld aan hart- en hersenafwijkingen.”
Soms is aanvullend onderzoek nodig, zoals een vlokkentest, vruchtwaterpunctie of een uitgebreid laboratoriumonderzoek. Daar kunnen een paar weken overheen gaan. Het vervolgonderzoek kan meer informatie opleveren en, als een kind een afwijkende echo heeft, helpen bij het besluit van een vrouw de zwangerschap al dan niet af te breken. De Groot: „Dan blijft er na 20 weken met nader onderzoek weinig tijd meer over om na te denken. Ik zou de abortusgrens daarom niet willen vervroegen.”
Ook prof. Mireille Bekker, gynaecoloog-perinatoloog en hoogleraar verloskunde aan het UMC Utrecht, vindt niet dat de 24 wekengrens moet worden verkort. „Wij merken dat die grens heel krap is. In de praktijk moeten ouders vaak binnen een paar dagen een keuze maken. Het komt voor dat ouders bij 23 weken en 6 dagen de uitslag krijgen. Dan moeten ze binnen een dag beslissen. Dat vind ik onmenselijk.”
Laat zichtbaar
Bekker zou de begrenzing voor een abortus om medische redenen er het liefst helemaal afhalen. „Een aantal afwijkingen is pas laat zichtbaar. Denk aan hersenafwijkingen zoals microcefalie, waarbij het hoofd en de hersenen veel kleiner dan normaal zijn. Voor dit soort gevallen zou een abortus ook na 24 weken mogelijk moeten zijn, vind ik.” In België is een abortus om medische redenen gedurende de hele zwangerschap mogelijk. „Daar worden niet meer zwangerschappen beëindigd dan hier, terwijl ouders wel veel meer tijd hebben om een keuze te maken.”
Een zwangerschapsafbreking ná 24 weken is alleen toegestaan voor uitzichtloos en te voorzien ondraaglijk lijden bij het kind, hiervoor gelden zorgvuldigheidseisen en een meldingsplicht. Ook vindt een beoordeling plaats via de Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking. Vier door deze commissie goedgekeurde casussen hadden betrekking op microcefalie, blijkt uit de jaarverslagen. Bekker: „Maar het lastige is dat de juridische toetsing achteraf plaatsvindt. Een arts die een late zwangerschapsafbreking uitvoert, verkeert dus lang in onzekerheid of hij juridisch vervolgd gaat worden. Want het is niet altijd makkelijk om zeker te stellen of de afwijking aan alle criteria voldoet; er zijn grijze gebieden. Toetsing vooraf zou veel beter zijn.”
Omdat artsen in twijfelgevallen afzien van een late zwangerschapsafbreking komt het voor dat vrouwen naar het buitenland gaan. Bekker: „Een onwenselijke situatie.”
Autonomie
Het is mogelijk dat in de ene ziekenhuiskamer wordt gevochten om het leven van een vroeggeboren kindje van 23 weken, terwijl een paar kamers verderop een kindje van 23 of 24 weken wordt geaborteerd. Is dat niet vreemd? De Groot: „Zo’n situatie kan zich inderdaad voordoen. Maar bedenk wel: een zwangerschapsafbreking is een moeilijke keuze die nooit zonder reden plaatsvindt. Een vrouw moet de autonomie hebben om een zwangerschap, als ze dat nodig vindt, af te breken.”
Bekker: „Als arts adviseren we nooit een zwangerschap af te breken. De ouders moeten zelf een autonome keuze maken. Mijn ervaring is dat zij die beslissing nooit lichtzinnig nemen maar er juist heel goed over nadenken. In het ziekenhuis zie ik overigens alleen ouders die een abortus overwegen om medische redenen.”
Een gezond kindje is bij 24 weken inderdaad levensvatbaar, zegt Bekker. „De medische techniek gaat enorm vooruit. In 1984 had een kindje van jonger dan 30 weken geen overlevingskans. Inmiddels kan een kindje van 24 weken aan de beademing in leven blijven, al zijn er dan wel veel medische zorgen en risico’s. Die grens gaat nog verder verschuiven: richting de 23 of 22 weken.”
De Utrechtse gynaecologe vindt de grens van 24 weken daarom „heel complex.” „Dat is een juridische, maar geen medische of ethische grens. We krijgen steeds meer een gekke situatie, waarbij de juridische grens later ligt dan de medische grens. Voor abortussen om sociale redenen kan ik me daarom voorstellen dat we deze grens opnieuw goed moeten afwegen, maar dan moet ook helder worden vastgelegd wanneer er sprake is van een medische of sociale indicatie.”
Emeritus-hoogleraar verloskunde Frank Vandenbussche van het Radboudumc pleitte er in 2017 voor om onderscheid te maken tussen een abortus om medische en om sociale redenen. Terwijl de grens voor een abortus om medische redenen van hem wel mag worden verhoogd, stelde hij voor abortussen om sociale redenen tot hooguit de 18e week van de zwangerschap toe te staan. Tegen de Volkskrant zei hij: „Ik heb er moeite mee als een normale zwangerschap van 22 weken wordt afgebroken om sociale redenen. Ergens doet het toch pijn als je hoort dat het leven van volkomen gezonde kinderen zo laat wordt beëindigd.”
Zowel Bekker als De Groot vindt abortus een geoorloofde zaak, ook als de reden niet-medisch is. Bekker: „Dat is het recht van de vrouw. Wel vind ik het heel belangrijk dat de weging om een zwangerschap te beëindigen heel zorgvuldig gebeurt. Daar moeten we goede kaders aan blijven stellen. Dat hoeft niet per se een wekengrens te zijn.” De Groot: „Een vrouw moet goed geïnformeerd een keuze kunnen maken.” Voor de visie van andersdenkenden, zoals christenen die abortus gelijkstellen aan kindermoord, hebben beide hoogleraren respect.
Ongerustheid
Bekker coördineert vanuit het UMC Utrecht samen met het LUMC een groot onderzoek naar de 13 wekenecho, dat 1 september van start gaat. Alle zwangere vrouwen in Nederland kunnen daaraan meedoen. „Best spannend”, vindt ze de studie. „Als we afwijkingen eerder opsporen, kunnen ouders langer nadenken over de vraag of ze de zwangerschap willen voortzetten. Dat is gunstig. Ook is de impact van een abortus mogelijk minder als die in een vroeg stadium wordt uitgevoerd. Dat willen we gaan onderzoeken. Maar misschien leidt de echo ook tot meer ongerustheid als we afwijkingen vinden. Terwijl we de ernst daarvan lang niet altijd goed kunnen inschatten.”
De 13 wekenecho is geen vervanging voor de 20 wekenecho, benadrukken beide hoogleraren. De Groot: „Bij 13 weken zijn niet alle lichaamsstructuren van het kind te beoordelen op afwijkingen. Dus beide echo’s zijn nodig. Mogelijk blijkt uit het onderzoek dat grote afwijkingen dan al wel zijn te vinden; dan zou een vrouw eerder voor een abortus kunnen kiezen.”
Of de prenatale test tot meer abortussen gaat leiden, betwijfelt Bekker. „Mijn ervaring is dat ouders pas een keuze maken als de prognose duidelijk is. Dat is bij 13 weken meestal niet het geval, behalve bij grote afwijkingen zoals een ontbrekende schedel.”