In gesprek over abortus: „Wie harten verandert, redt levens”
Wat ze vinden van abortus? Het meisje tegenover de twee vrijwilligers van ProLife Europe slaat haar hand voor haar opengevallen mond. „Rare vraag op de woensdagavond, ik weet het”, lacht Arianne Seinstra (24).
Terwijl de laatste terrasgangers de ober gedag zeggen, zoeken zeven jongeren hun eerste gesprekspartners op in de natte straten van de Utrechtse binnenstad. Stelletjes slenteren voorbij, vriendinnen turen door de winkelruit, een jongedame maakt een selfie bij de gracht. Niemand lijkt deze avond haast te hebben.
Dat komt mooi uit voor de groep vrijwilligers, gestoken in feloranje hoody’s met de boodschap ”LIFE = LIFE”. Hun beginvraag is soms even schrikken. „Ik vind dat het mag, absoluut”, zegt het meisje dat ’m niet zag aankomen. „Ik kijk heel erg vanuit het kind. Dat moet opgroeien in een veilige, fijne situatie. Abortus moet dus kunnen.”
Vrijwilliger Hendrik van Dijk (30) legt uit dat hij prolife is. „De generatie voor ons heeft abortus mogelijk gemaakt. Wij zijn benieuwd of jongeren over dit thema hebben nagedacht.” Dat blijkt het geval, want een vriendin van het meisje voor hem werd zwanger op haar zeventiende, ondanks dat ze de pil slikte. „Ze heeft de baby gehouden. Maar ik weet niet of ik dat had gekund.”
Ja, ze weet dat abortus tot 24 weken zwangerschap kan in Nederland. „Echt heel lang”, erkent ze.
Voorafgaand aan de zogenoemde outreach hebben de jonge prolifers een korte training gevolgd om het „geheugen op te frissen.” Door de lockdown is het al even geleden dat ze de straat op konden om met leeftijdsgenoten in gesprek te gaan over abortus.
„Wie harten verandert, redt levens”, houdt trainer Saskia –die niet met achternaam in de krant wil– de vrijwilligers voor. Ze herinnert hen aan het doel van de actie: pro-choice moet meer prolife worden. En wie al prolife is, moet zich meer laten horen. „Begin een gesprek met de vraag: wat is jóúw mening over abortus? Dus met de nadruk op jouw, niet op abortus. Het gaat erom dat de persoon die je spreekt, gehoord wordt. We zijn geen verkopers die een product moeten slijten.”
Waarheid
De trainer benadrukt een open basishouding: „Stel vragen, laat de ander het antwoord geven. Jij gaat niet vertellen waarom abortus verkeerd is. Laat de ander er maar over nadenken wanneer het leven begint en of het de moeite waard is dat te beschermen.”
Een deelnemer vraagt zich af hoe hij „kan zeggen waar het op staat zonder dat oordelend te brengen.” Saskia adviseert het bij feiten te houden en te vertellen wanneer er sprake is van leven. „De waarheid spreekt voor zich.”
Ze loopt veelgehoorde tegenargumenten langs. „Vaak zeggen mensen: Het is maar een foetus. Zeg dan dat het een menselijke foetus is. Foetus duidt de leeftijd aan, net als peuter en kleuter. Het zegt niets over het leven.”
Volgende tip: „Stel dat iemand telkens terugkomt op hetzelfde punt, en steeds zegt: Een slechte jeugd gun je niemand. Stop dan met rationele argumenten, en richt je op de emotie, op het hart. Vraag bijvoorbeeld of je gesprekspartner iemand kent die een abortus heeft gehad. Nooit vragen of iemand het zelf heeft meegemaakt.”
Trauma
Tot hun verrassing stuiten Hendrik en Arianne op straat al snel op twee jongeren die tegen abortus zijn. „Ik heb misschien een aparte mening, maar ben vanuit mijn religie sowieso niet voor gemeenschap vóór het huwelijk”, zegt de jongeman met een Marokkaans uiterlijk.
„Ik zie elk kindje als een geschenk”, vult het meisje aan. „Maar van een vrouw die verkracht is begrijp ik dat zij het niet wil houden. Hoe denken jullie daarover?”
Hoe verschrikkelijk ook, Arianne denkt niet dat abortus het antwoord is. „Misschien kan zo’n kindje alsnog veel vreugde brengen.” Hendrik zegt dat hij het ook als man moeilijk zou vinden als zijn vrouw vanuit zo’n situatie een kind krijgt. De jongen knikt: „Je vrouw is op dat moment hulpeloos geweest en het kind herinnert aan dat trauma. Lastig om te accepteren. Toch zou ik er wel voor willen zorgen.”
Een volgende vrouw vindt dat abortus moet kunnen. „Maar als ik volgende week zwanger zou worden, houd ik het wel.” Hendrik informeert wanneer de jongedame denkt dat het leven begint. „Biologen zeggen vanaf de conceptie”, vertelt Arianne. Of de morning-afterpil dan volgens hen ook niet kan, wil de twintiger weten. „Als je zegt dat het leven bij de conceptie begint, is dat in feite abortus”, antwoordt Arianne.
„Een vrouw moet het kind ook iets kunnen bieden”, vindt haar gesprekspartner. Haar vriend staat er „standvastiger” in, vertelt ze. „Een vriendin werd een tijd terug per ongeluk zwanger en koos ervoor om het weg te halen. Toen hebben we het erover gehad: Wat zouden wij doen? Mijn vriend vindt dat je voor het kind moet gaan.”
„Interessant”, vindt Hendrik, „dat je daardoor over abortus gaat nadenken.” Hij vertelt dat hij onlangs in Brazilië is geweest en zich verbaasde over het geluk van de mensen daar, ook al hadden hun kinderen weinig kansen. „Wij bekijken geluk door onze westerse bril”, knikt de vrouw.
„In Nederland kun je een kind zo veel bieden”, vindt Arianne. „En anders zijn er wel organisaties die je kunnen helpen.” De vrouw wordt gebeld, voor de tweede keer al. „Hoe heet jullie organisatie?” vraagt ze nog. „Succes!”