Doris Hiffawi verwachtte in mei twintig groepen in haar huis in de Israëlische havenstad Jaffa te ontvangen. Ze vertelt bezoekers dan verhalen over de stad en de cultuur en zet ze tegelijk salades, gebak en koffie voor. „Ze hebben allemaal afgezegd: Joodse groepen, vrienden en personeelsleden van bedrijven.”
Het huis van de Arabische Hiffawi staat niet ver van het strand, te midden van luxueuze lichtgele appartementen in mediterrane stijl. Daartussen staan de oude, lage en soms wat vervallen huisjes. De politie patrouilleert op motoren en een paar agenten hebben hun tweewielers geparkeerd naast de mensen die bij een halte op de bus wachten.
De winkels bij Hiffawi in de buurt zijn gedeeltelijk weer open. Sommige hebben schade opgelopen bij straatgevechten tussen Arabieren, Joden en ordetroepen. „Iedereen rende achter iedereen aan”, herinnert Hiffawi zich. „Het was verschrikkelijk. Paniek hing in de lucht. De mensen waren bang.”
De hoop op betere tijden wankelde. „Tijdens de coronacrisis konden we geen gasten ontvangen. Toeristen kwamen het land niet meer binnen. We begonnen net weer te werken en …”, ze klapt in haar handen, „iedereen zegde af.”
In Israëls gemengde Arabisch-Joodse steden brak etnisch geweld uit. Arabieren vielen Joden aan, Joden Arabieren. Joden in de stad Lod waren zo bang dat ze door de politie uit hun huizen werden geëvacueerd. Moordzuchtige oproerkraaiers poogden anderen te lynchen. Huizen, winkels en restaurants liepen zware schade op.
In de naburige stad Bat Yam overleefde een Arabier ternauwernood een lynchpartij. De politie zou in Bat Yam rechts-radicale Joden tegen hebben gehouden die naar Jaffa wilden trekken. Ze behoorden tot La Familia, hooligans van voetbalclub Beitar Yerushalayim.Een 12-jarige Joodse jongen raakte zwaar gewond nadat een relschopper een brandbom naar hem smeet. De politie hield daarvoor enkele Arabieren als verdachten aan.
Angst
Arabieren waren bang om als zodanig herkend te worden. Tijdens de laatste gevechtsronde tussen Israël en Hamas in Gaza was Hiffawi met haar dochter in een winkel in Holon, toen het luchtalarm klonk. „We waren met tien mensen. Allemaal begonnen ze te rennen naar een veilige plaats. Ik sprak Hebreeuws met mijn dochter, want ik vreesde te worden herkend als Arabier. Mijn zoon droeg een kruisje dat hij snel onder zijn hemd verborg.”
De van origine Libanese familie van haar man runt in Jaffa een winkel en koffiebranderij. „Tot nu toe durfden alleen enkele Arabische buren de zaak binnen te stappen. Mensen durven niet naar Jaffa te komen. Het is treurig dat we bang zijn voor elkaar.”
Een deel van Hiffawi’s familie woont in Gaza. Toen in 1948 een groot gedeelte van de inwoners van Jaffa in de Onafhankelijksheidsoorlog de stad ontvluchtte, kwam een deel van haar familie daar terecht. „Mijn grootmoeder weigerde haar huis in Jaffa te verlaten. Ze zei: als ik moet sterven, dan sterf ik in mijn eigen huis. Ze had een tweeling om voor te zorgen en ze bleven hier.”
Voor Hiffawi blijft Jaffa dé stad om te wonen. „Ik had een geweldige jeugd in Jaffa. Op christelijke feestdagen ontvingen we steevast mijn vrienden, zowel moslims als Joden.” Hiffawi werd geboren in een Grieks-orthodox gezin. Later ging ze over naar de Rooms-Katholieke Kerk, omdat haar van origine Libanese echtgenoot tot die kerk behoorde.
Aan het einde van de jaren zeventig vertrokken bewoners van Jaffa naar plaatsen als Bat Yam en Holon. Jaffa verviel tot een plek vol drugshandelaars en met hoge moordcijfers. Dat veranderde toen de gemeente Tel Aviv besloot Jaffa op te knappen en een park aan te leggen langs het strand. Rijke mensen, veel Joden en enkele Arabieren, kochten onroerend goed bij de zee. Er verschenen mooie, nieuwe huizen.
Niet iedereen was blij met deze ontwikkelingen, omdat Jaffa duurder en duurder werd. Zo’n vijftig Arabische gezinnen verhuisden al naar Ramle en Lod, omdat ze geen huis meer konden betalen. „Over twintig jaar is er hier geen jonge generatie van Arabieren meer”, vreest Hiffawi.
Optimisme
Voor het huis van Hiffawi bevindt zich een patio, afgescheiden van de straat met een muur. In de woonkamer liggen karpetten op de tegels, de schalen met de salades en het gebak op tafel zijn rijk gedecoreerd. „Nu zijn Arabieren en Joden nog boos, want iedereen probeerde de ander te treffen. Maar ze hebben een kort geheugen. Dit is niet de eerste keer dat dit gebeurt. Ook in 2000 waren er zware onlusten. Ik denk dat alles weer goed komt.”