Teruggave koloniale kunst begin vertrouwensherstel
Eeuwenlang beschikte Nederland over koloniën, zowel in de oost als in het westen. Uit Nederlands-Indië kwamen specerijen en andere producten waarop de Republiek vanaf het begin van de zeventiende eeuw zijn welvaart kon bouwen. Een Gouden Eeuw brak aan.
Dit leek lange tijd vanzelfsprekend. Volgens de een was de voorspoed te danken aan de ondernemingslust van de Hollanders (de VOC-mentaliteit), de ander zag er de zegenende hand van God in (Nederland was uitgeleid uit het diensthuis van het rooms-katholieke Spanje). En met even veel gemak werden beide visies gecombineerd; de koopman en de dominee konden vaak prima door één deur.
De laatste jaren is er meer aandacht voor het perspectief van de gekoloniseerde landen. Hoe hebben zíj de westerse overheersing ervaren? Jos van Beurden doet bijvoorbeeld onderzoek naar de talloze kunstvoorwerpen, archieven en menselijke overblijfselen die in de koloniale tijd naar Europa werden overgebracht en nu nog in museale en particuliere collecties liggen opgetast. De roep om teruggave klinkt sinds het onafhankelijk worden van de koloniën steeds luider. In de studie ”Ongemakkelijk erfgoed” vat Van Beurden de stand van zaken samen.
Hij besteedt ook aandacht aan de rol van missie en zending bij de kolonisatie. De kerstening ging gepaard met grootschalige vernieling en roof van religieuze –per definitie heidense– voorwerpen en cultureel erfgoed. De meeste zendelingen en missionarissen werkten nauw samen met het bestuur en de legereenheden aan de ene kant en met de agrarische en industriële ondernemers en handelaren aan de andere kant. Dat betekende dat ze aan de kant van het gezag stonden en zich gesteund wisten door de macht. Met andere woorden: de brengers van het Woord verkeerden in een positie waarin ze met drang, dwang en zelfs met geweld het Evangelie konden verspreiden.
De vraag of religieuze voorwerpen en overblijfselen van vereerde voorouders moeten worden teruggegeven is daarom een lastige. Er zijn immers nog altijd heidense culturen waarin zulke objecten een rol kunnen gaan spelen; een christen zal daar niet zonder hartzeer aan kunnen meewerken.
Toch moeten we hiervoor niet te snel de deur dichtdoen. De voorwerpen zijn onder dwang verkregen en vaak tegen de zin van de oorspronkelijke eigenaren naar Europa gebracht. Dat is niet de manier die de Bijbel leert: „Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden” (Zach. 4:6). Als het Woord ingang vindt in de harten van de hoorders zullen ze zelf afstand doen van heidense gewoonten, gebruiken en voorwerpen. Dat bleek in Efeze, waar Paulus het Evangelie bracht. Niet alleen werden boeken van magiërs verbrand, ook de verkoop van zilveren tempeltjes van de godin Diana nam drastisch af.
Het Evangelie wordt niet met het zwaard gebracht. Het geloof is uit het gehoor, niet uit dwang. Teruggave van religieuze voorwerpen kan een begin zijn van herstel van vertrouwen en het ongedaan maken van onrecht uit het verleden. En wie weet wat een gesprek daarover kan uitwerken.