Een onvervalste nazaat van de Verlichting
Prof. dr. Ronald Hans Anton Plasterk (1957), het prototype van de erudiete wetenschapper, is een gezaghebbend moleculair bioloog. Als directeur van het gerenommeerde Hubrecht Laboratorium in Utrecht leidt hij toonaangevende onderzoeken naar de genen van de nematodeworm, het eerste diertje waarvan de volledige DNA-volgorde bekend was. Plasterk beoogt met zijn onderzoek ook „hogere organismen” (lees: de mens) te dienen. Voor zijn werk als wetenschapper én zijn vermogen om kille laboratoriumwijsheden te vertalen naar het leven van alledag, kreeg hij twee prestigieuze onderscheidingen: de Nederlandse Spinozaprijs en een internationaal ”award” van de European Molecular Biology Organization.
Plasterk, geboren in de Haagse nieuwbouwwijk De Venen, groeide op in een ruimdenkend rooms-katholiek gezin, maar brak jong en welbewust met het christelijk geloof. „Elke zondag ging ik aan de hand van mijn ouders naar de kerk. Toen ik dertien was, wist ik opeens zeker dat God niet kon bestaan. Ik zag in dat het allemaal een bedenksel was waar we met z’n allen in waren gaan geloven.”
Die conclusie was het begin van een leven als atheïst, hoewel Plasterk zichzelf liever typeert als agnost. „We hebben God niet nodig om een goed mens te zijn”, luidt zijn credo.
Wekelijks levert Plasterk een column voor de Volkskrant, elke veertien dagen treedt hij op in het tv-programma Buitenhof. Over alles en iedereen geeft hij zijn mening: over Jezus, Hirsi Ali, homo’s, intolerantie, de liberale jihad en de vrijheid van onderwijs. Een aantal bijdragen verscheen in boekvorm onder de titel ”Leven uit het lab”.
De beminnelijke wetenschapper -vader van twee kinderen- blijkt als columnist ineens hard uit te kunnen halen. Bijvoorbeeld naar ethici. Plasterk noemt ze dilettanten, bemoeiallen. „Ze hebben nooit een vak geleerd, hooguit theologie of Indisch recht.” De bekende ethica prof. dr. Heleen Dupuis maakt op haar beurt korte metten met Plasterk: „Hij is een dwaas. Hij snapt niet wat ethiek is en wil het ook niet weten.”
In al zijn bijdragen ontpopt Plasterk zich als een onvervalste nazaat van de Verlichting. Niet de Bijbel, niet de koran of welk ander religieus boek is norm, maar enkel en alleen het gezonde verstand, de rede. „Godsbewijzen onttrekken zich aan de logica”, poneert Plasterk. Daarom is er voor God geen plaats in zijn denken.
Wie concludeert dat Plasterk zich van christenen afkeert, slaat de plank mis. Hij heeft zelfs een boodschap voor ze. Christenen moeten serieus werk maken van hun geloof. Plasterk fulmineert graag tegen mensen die zeggen dat ze geloven, maar niet verder komen dan de vage belijdenis dat er ergens iets is. „Ietsisten” noemt hij ze spottend. Met zulke gelovigen kan Plasterk helemaal niets. „Ik praat liever met bijbelvaste, orthodoxe christenen. Dan gaat het gesprek tenminste ergens over.”
Nederland is niet meer gewend aan echte gelovigen en daarom breekt er iedere keer commotie uit over zogenaamd fundamentalistische opvattingen, meent Plasterk. „We schrikken als er een kerk is waar men werkelijk gelooft wat er in de Bijbel of de koran staat.” Beetje hypocriet, concludeert de columnist. Tegelijk loopt hij tegen een tegenstrijdigheid in zijn eigen redenering aan. Want orthodoxe christenen die wel serieus werk van hun opvattingen maken, werpt hij tegen dat geloof een privé-zaak is.
Ook al gelooft Plasterk niet, hij zong wel jarenlang de Matthäus Passion van Bach. „Dat werk is van iedereen.” Ondanks zijn volstrekt seculiere opvattingen heeft hij niets tegen bijzonder onderwijs. Sterker nog, hij vindt het prima dat kinderen tot hun 18e op een school zitten die past bij de levensbeschouwing van de ouders. Maar daarna stopt voor hem de logica van eigen scholen. „Toen we nog dienstplicht kenden, hadden we ook geen apart leger voor katholieken en voor protestanten, waarom dan wel aparte universiteiten? Studenten kunnen hun geloof uitdiepen in hun vrije tijd.”
Overigens relativeert Plasterks eigen ervaring zijn opwinding. „Ik heb vijf jaar lesgegeven op de Vrije Universiteit, maar ik heb nooit gemerkt dat ze daar serieus met de christelijke identiteit bezig waren.”
Plasterks geschreven en gesproken columns vinden gretig aftrek. Nog één keer de bioloog/columnist in een door hemzelf gecomponeerde ode aan de rede: „De ontdekking van Europa, de enige traditie waar we echt trots op moeten zijn, de enige die we te vuur en te zwaard moeten verdedigen tegen de Barbaren, de Kruisvaarders, de Moren, tegen alle fanaten die voor de poorten staan, is de Verlichting.”