Coöperatie Laatste Wil eist dodelijke pil op bij rechter
Hulp bij zelfdoding door niet-artsen is in Nederland niet toegestaan. Onrechtmatig, stelt de Coöperatie Laatste Wil (CLW). En dus tijd om de staat te dagvaarden.
Het verbod voor derden, zoals familieleden, om anderen te helpen hun leven te beëindigen, is voor het laatst bevestigd in april 2019. De Hoge Raad hield toen de veroordeling in stand van Albert Heringa, die zijn stiefmoeder Moek had voorzien van dodelijke pillen. Heringa had zich moeten neerleggen bij de weigering van de arts.
Voor de Coöperatie Laatste Wil (CLW) blijft dat vonnis onverteerbaar. In 2019 haalde de organisatie het nieuws met het plan zelfmoordpoeder in te kopen en te verstrekken aan leden. Onder druk van het OM kwam het bestuur daar op terug. Vrijdag gaf de CLW het startschot voor een reeks nieuwe acties. BN’ers starten een publiciteitscampagne waarin zij uitspreken dat ze legaal willen kunnen beschikken over dodelijke middelen. Daarnaast wordt de staat gedaagd, in de hoop dat de rechter zal verklaren dat het verbod op de werkwijze van de CLW onrechtmatig is.
Behalve de coöperatie, die bestaat uit 24.000 man, zijn 33 CLW-leden op persoonlijke titel eiser. Doorslaggevend zijn hun „afschuwwekkende” ervaringen met justitie, zegt CLW-voorzitter Jos van Wijk. „Sommigen van hun geliefden, die stierven in eigen regie, hadden hun voornemen daartoe toegelicht in een video om de nabestaanden te vrijwaren voor vervolging. Maar zelfs dan gebeurde het dat justitie het sterfbed afzette als plaats delict. We kennen zelfs verhalen van forensisch rechercheurs die de kleding van de overledene kapot knipten voor het nemen van een bloedmonster.”
In de dagvaarding, die vrijdag de deur uitging, wordt onder meer verwezen naar artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) waarin het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven is geborgd. Ook wijst de coöperatie op een uitspraak van het Duitse constitutionele hof van februari vorig jaar. Daarin draagt de hoogste Duitse rechter de volksvertegenwoordiging op een uit 2015 daterende uitbreiding van het Wetboek van Strafrecht te schrappen, die „zakelijke, georganiseerde en geregelde hulp bij zelfdoding” verbiedt. De toevoeging zou in strijd zijn met het recht op autonomie. Tot een ommezwaai leidde dat overigens niet. Ook voor 2015 stond de Duitse strafwet hulp bij zelfdoding onder voorwaarden al toe.
„Duitse rechters hebben bovendien natuurlijk niets te zeggen over onze rechtspraktijk”, reageert gezondheidsjurist prof. mr. Martin Buijsen desgevraagd. Dat de CLW zich beroept op artikel 8 van het EVRM snijdt volgens hem wel hout: „Het Europese hof heeft erkend dat het recht van het individu om zelf te bepalen hoe en wanneer zijn of haar leven eindigt, één van de aspecten is van datgene wat door dit artikel wordt beschermd.”
Maar de echte discussie moet dan nog beginnen, voegt Buijsen er meteen aan toe. Verdragsstaten mogen de uitoefening van dat recht door burgers namelijk ook beperken op grond van artikel 2 dat het recht op leven beschermt. Binnen bepaalde marges mogen ze daarom zelf bepalen wat hun regels rond vrijwillige levensbeëindiging zijn. Zelfs Engeland, dat artikel 8 veel verder inperkt dan wij met onze ruime euthanasiewet, beweegt zich volgens het hof binnen de bandbreedte van het verdrag.
Straatsburgse rechters zullen volgens de hoogleraar daarom niet snel zeggen: Nederland, jullie euthanasiewet is niet ruim genoeg. Hoe groot is de kans dat de rechtbank Den Haag dat straks wel zal doen? Buijsen: „Nederlandse rechters bepalen slechts bij uitzondering: Overheid, op grond van het verdrag moeten jullie dit of dat. Áls dat gebeurt, zoals in de Urgendazaak, geeft dat een hoop commotie. Ik denk dat ze deze kwestie liever overlaten aan de Tweede Kamer.”