„Taak voor kerk om paasboodschap bekend te houden”
De relatief hoge waardering van christelijke feestdagen in de samenleving mogen christenen waarderen, zegt prof. dr. H. van den Belt, maar niet overschatten. „Cultuurchristendom brengt ons geen stap dichter bij de zaligheid.”
Het beeld is dubbel: terwijl een meerderheid van de Nederlanders rond de paasdagen niet in eerste instantie denkt aan de christelijke betekenis van het feest, hecht tegelijk een grote groep mensen aan het behoud van de dagen.
Onderzoeksbureau Kantar Public vroeg zo’n 1400 Nederlanders in een representatief onderzoek naar de betekenis van de christelijke feestdagen. Bijna de helft van de Nederlanders (47 procent) zegt eraan te hechten dat Kerst, Pasen, Hemelvaartsdag en Pinksteren christelijke feestdagen blijven. Een meerderheid (70 procent) zou Tweede Paasdag niet willen inruilen voor een feestdag van andere religies.
Daarin kun je een overblijfsel zien van de christelijke cultuur in Nederland, zegt prof. Van den Belt, hoogleraar systematische theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. „Wat dat betreft mogen we koesteren wat we nog hebben, net zoals het opschrift op de rand van de twee-euromunt. Maar: maak dit niet te groot. Cultuurchristendom brengt ons geen stap dichter bij de zaligheid.”
Sentiment
De cijfers vielen de hoogleraar ook op, maar hij heeft er zijn aarzelingen bij. „Ik vermoed dat de populariteit van christelijke feestdagen ook te maken kan hebben met een bepaald sentiment in de samenleving over onze identiteit. In 2001 suggereerde SGP-senator Gerrit Holdijk dat we tweede pinksterdag wel zouden kunnen inruilen voor het suikerfeest. In het huidige maatschappelijke veld zou het al ondenkbaar zijn dat het CDA zoiets zou voorstellen. Ik sta daarom wat ambivalent tegenover de hoge waardering van de feestdagen – er zou zomaar dezelfde motivatie achter kunnen zitten als het willen handhaven van Sinterklaas. Met Holdijk ben ik het niet eens, maar als christenen mogen we zeker de tweede feestdagen wel wat relativeren; het is niet zo dat onze zaligheid daarmee gemoeid is.”
In de onderzoeksresultaten is wel een generatieverschil zichtbaar: hoe jonger de Nederlander, hoe minder die hecht aan het behoud van de christelijke feestdagen. Prof. Van den Belt: „Dat is wel iets waar ik me zorgen over maak. Mogelijk komt een jongere generatie door de bubbel waarin zij op sociale media zit steeds minder in aanraking met het paasevangelie. En onbekend maakt onbemind. Er ligt wat dat betreft een taak voor de kerk om in de samenleving de boodschap van het sterven en de opstanding van Christus onder de aandacht te blijven brengen.”
Moeizaam
Veel van die pogingen bereiken Nederlanders echter maar moeizaam, blijft uit de steekproef. De feestdagen kunnen uitgelezen momenten zijn om het Evangelie te delen, zegt de hoogleraar, maar dat is met Pasen nog niet zo eenvoudig. Het feest is niet het populairst onder de gemiddelde Nederlander: bijna de helft (48 procent) vindt Kerst belangrijker dan Pasen. „Ik schat in dat er rond Kerst meer aan evangelisatie gebeurt. Het sluit misschien meer aan bij een algemeen gevoel in de samenleving, én van oorsprong bij het heidense feest van de zonnewende.
Ook inhoudelijk kom je rond Kerst wellicht makkelijker ‘binnen’. Daar gaat het om God die in Jezus naar ons toekomt en heel dicht bij ons wil zijn: Immanuël, God met ons. Dat leidt tot verwondering. Terwijl de boodschap van
Pasen is dat God in Christus afrekent met onze schuld en dood. Daar haakten Paulus’ luisteraars op de Areopagus ook bij af. Het is wereldvreemder dan een Kind in de kribbe, meer een ergernis en dwaasheid, want Pasen spreekt ook van Gods oordeel over kwaad, zonde en dood, en over de overwinning daarvan.”
Mensen worden sowieso niet graag benaderd over religie, signaleert prof. Van den Belt, en dat is een „uitdaging” voor het evangelisatiewerk. „Ook wij als christenen hebben –bijvoorbeeld– niet graag Jehovah’s Getuigen aan de deur. We ervaren dat in onze cultuur steeds sterker als een indringing in onze privésfeer.”
De hoogleraar ziet tegelijk een lichtpunt in het onderzoek. „Mij viel op dat 8 procent van degenen die benaderd zijn rond Pasen, als gevolg daarvan weleens naar de kerk is geweest. Laten we dat niet onderwaarderen; dat geeft perspectief om onze inspanningen te verdubbelen.”
Daarbij moet de kerk zich niet blindstaren op de feestdagen, zegt hij. „We moeten dat niet te groot maken; uiteindelijk is het contact in de relationele sfeer toch het belangrijkst. Onze levenswandel elke dag, het meeleven met mensen in moeilijke omstandigheden, in verbinding met de Levende Die ons voor Zijn rekening heeft genomen, dat is denk ik de sterkste evangelisatie.”
Aanknopingspunt
Wel bieden juist de naderende paasdagen een extra gelegenheid. „Zeker in deze tijd van onzekerheid vanwege de coronacrisis. We ervaren veel gebrokenheid om ons heen. Dat kan een aanknopingspunt zijn om iets te vertellen over Christus Die gekomen is om ons mensen en om onze zaligheid. Als je daar een goed gesprek over hebt, kun je misschien ook iets zeggen over de vraag waar het lijden vandaan komt, over onze schuld en verantwoordelijkheid. Maar ook over de opstanding, dat er een andere werkelijkheid is die allesbeslissend is. Heel mooi vind ik dat onze geloofsbelijdenis zegt dat Hij is opgestaan „uit de doden.” Niet uit de dood, maar doden, meervoud, dat zijn mensen, dat zijn wij eigenlijk. Hij is uit het midden van ons mensen opgestaan aan de andere kant van de doodsjordaan in het eeuwige leven. Dat perspectief mogen we juist met Pasen onder woorden brengen.”