„Onze toekomst viel in duigen”
De beelden van ver weg kwamen hard binnen. De volledige lockdown in Noord-Italië – en tegelijk die zingende mensen op de balkons. De vluchtelingenkampen, waar het niet erger leek te kunnen worden en toch erger werd. En in Spanje was de avondklok er al veel eerder.
De horecaondernemer: Ik bouwde een torenhoge schuld op
Eduard Borrull (43), eigenaar van een bodega in Barcelona
„Dit is voor mij een onthutsend jaar geweest. Echt krankzinnig. Het begon als een soort horrorfilm, iets wat niemand ooit voor mogelijk had gehouden. In die beginperiode heerste veel angst. Daarna was de situatie wat meer ontspannen. Maar het bleef raar. De mensen waren hysterisch, angstig en kwaad tegelijk.
Ikzelf was in het begin ook wel een beetje bang omdat we nog weinig wisten over het virus. Met mijn 43 jaar behoor ik niet tot de risicogroep. Ik bezag de toestand met een zekere kalmte.
Tijdens de eerste lockdown ben ik anderhalve maand thuisgebleven. Ik ging alleen de deur uit om boodschappen te doen. Mijn drie jongens –van 14, 11 en 6– zag ik alleen per videogesprek. Ik ben gescheiden en mijn kinderen wonen bij mijn ex vanwege mijn lange werkdagen. Normaal gesproken zijn ze om de twee weken een weekend bij mij. Maar we besloten ze niet te laten reizen, uit angst dat ze besmet zouden raken.
Mijn bodega –wijnbar annex tapasrestaurant– was gesloten. Toch moest ik hier geregeld heen voor het onderhoud van de wijn. Je moet de zwavel in de vaten verbranden, anders krijg je azijn. Toen ik de eerste keer na drie weken lockdown hier in de bodega kwam, kreeg ik een inzinking. Terwijl ik bezig was de zwavel te verbranden, moest ik huilen. Ik dacht dat mijn leven naar de knoppen ging. Zou ik de bodega ooit weer kunnen openen? En als dat zou kunnen, onder welke omstandigheden? Ik was ontredderd. De corona-epidemie is ernstig, maar op dat moment stelde ik me die veel ernstiger voor. Ik dacht aan zoiets als ebola. Ik schrok enorm van dat idee.
Gaandeweg werd meer duidelijk over symptomen, overbrenging en evolutie van de ziekte. Dat stelde me gerust. De toestand was ernstig, maar niet extreem. Vanaf dat moment probeerde ik mijn leven opnieuw in te richten naar de omstandigheden. Die waren niet gemakkelijk.
De bodega is een tapasrestaurant. En nu mochten mijn klanten niet langer naar binnen. Ze konden alleen afhalen. Vóór het virus had ik twee mensen in dienst. Van een van hen liep het contract af toen de pandemie uitbrak. De andere medewerker heeft in de werktijdverkorting gezeten. Tot vorig zomer, toen de lockdown versoepeld werd.
We zijn sociale wezens: een beetje gezamenlijkheid hebben we gewoon nodig
In het begin dacht ik dat ik bankroet zou gaan, want ik had een torenhoge schuld. Het begon met rekeningen die ik niet meer kon betalen, omdat ik geen omzet maakte. Leveranciers zetten me onder druk, en de bank nog meer.
Vóór de pandemie zat onze sector in Barcelona al in een neergang. Ik zat niet aan de grond, maar het liep ook niet geweldig. Dus toen de pandemie uitbrak, liepen de schulden enorm op. De bank wilde dat ik een persoonlijke lening aanging. Dat leek me een heel slecht idee, want het was onduidelijk of ik die zou kunnen afbetalen. Uiteindelijk kwam de staat met gegarandeerde leningen voor ondernemers. Daarmee kon ik mijn schulden aflossen.
Op dit moment gaat het eigenlijk best goed. Ik kan de onkosten dekken, en zelfs een beetje van mijn lening terugbetalen. Dus ik ben tevreden. Wat mijn persoonlijk leven betreft: ik spreek graag met vrienden af. Zoals nu in mijn bodega. De meesten hebben al Covid gehad, dat is alvast een zorg minder. Ik weet niet of ik het gehad heb, ben nooit getest. Mijn vrienden zijn dus minder gevaarlijk voor mij dan ik voor hen, haha.
Eigenlijk is het nu verplichte sluitingstijd. Je hebt het gezien, het rolluik is omlaag. Maar we zijn nu eenmaal sociale wezens. Een beetje gezamenlijkheid en ontspanning hebben we nodig. Mijn vrienden vroegen of ze vanavond hier konden komen. Geen probleem, zei ik. Ik denk niet dat ik iets vreselijk illegaals doe. Ik ben tenslotte thuis, in mijn werkhuis. Maar de avondklok respecteer ik wel. Ik wil geen gedoe met de autoriteiten.”
De vluchteling: Extra spanningen in kamp op Lesbos
Masoume (35), Afghaanse vluchteling op het Griekse eiland Lesbos, ervaart dat in een vluchtelingenkamp anderhalve meter afstand houden van medebewoners nauwelijks te doen is
„Soms gaat het bericht door het kamp dat er iemand positief is getest, maar ik ken persoonlijk geen mensen die Covid hebben opgelopen. In het begin was ik erg bang dat ons gezin het zou krijgen, later werd dat minder. Je went langzamerhand wat aan de situatie, al is het nog steeds niet gemakkelijk.
We waren al op Lesbos voordat de coronacrisis uitbrak. Ik heb de Afghaanse nationaliteit, maar ben opgegroeid in Iran. Mijn man en ik hadden diverse problemen. Onze beide dochters –ze zijn nu 5 en 7 jaar– werden vanwege het ontbreken van bepaalde documenten niet toegelaten tot een school en kregen dus geen onderwijs. Anderhalf jaar geleden besloten we Iran te ontvluchten.
Via Turkije kwamen we in november 2019 op Lesbos aan. Lange tijd zaten we in vluchtelingenkamp Moria. Daar hadden we het erg moeilijk. Samen met drie andere Afghaanse families deelden we één tent. Het was heel lastig om met ongeveer twintig personen dicht op elkaar te zitten. Toen we Iran verlieten, droomden we van een mooie toekomst, maar die viel hier in duigen.
Het leven in kamp Moria was al slecht. Door corona werd het nog moeilijker
Omdat ik graag iets voor anderen wil betekenen, meldde ik me aan als vrijwilliger bij een van de vele hulporganisaties. Ik werkte elke ochtend van negen tot twaalf in het kantoor van een kledinguitdeelpunt. In maart 2020 ging dat van de ene op de andere dag dicht vanwege corona.
We konden toen ook niet meer overal naartoe gaan waar we wilden op het eiland. Als je een speciale reden had om Moria te verlaten, bijvoorbeeld een ziekenhuisbezoek, moest je een dag van tevoren toestemming vragen. Het aantal mensen dat het kamp uit mocht, was beperkt tot bijvoorbeeld twintig of dertig per uur.
In het kamp kregen we voorlichting over bescherming tegen het coronavirus, zoals onderling afstand houden. Maar hoe kan dat als je met twintig personen in één tent leeft, als er niet genoeg water in het kamp is en als honderd mensen dezelfde douche moeten gebruiken?
Het leven in Moria was al slecht en door corona werd het nog moeilijker. Kantoren van hulporganisaties waren de eerste periode dicht, activiteiten lagen stil. We zaten zo’n beetje de hele dag in de tent met onze kinderen en buren.
De gebeurtenissen van 8 september zal ik nooit vergeten. Die nacht vernietigde een grote brand het kamp. Ik weet niet waar het begon, maar zag in de verte de vlammen en schrok vreselijk. We moesten midden in de nacht halsoverkop weg, op de vlucht voor het vuur. Buiten het kamp zwierven overal mensen rond. Onze kinderen waren heel bang. De jongste huilde en zei: Waarom zijn we hier en wanneer gaan we naar huis? Na de brand leefden we zo’n tien dagen op straat. Af en toe werd er drinkwater of eten gebracht. Wat de oorzaak van de brand is geweest, kan ik niet zeggen. Volgens sommigen hebben vluchtelingen die veroorzaakt omdat ze boos waren over de coronamaatregelen, maar ik zou het echt niet weten.
Sinds half september verblijven we in het nieuwe kamp Mavrovouni, met meer dan 7000 vluchtelingen. We zitten nu in een tent voor twee families. In het begin hadden we niets, we sliepen onder een jas. Later werden er kleren en andere spullen uitgedeeld. Organisaties doen hun best om ons te helpen, zodat er bijvoorbeeld warm water is om te douchen. Kinderen kunnen naar school. Nou ja, het is geen echte school, maar ze leren twee uur per week wat Engels. Mijn oudste dochter vindt dat erg leuk. De jongste speelt liever. Sinds oktober doe ik vrijwilligerswerk voor de organisatie EuroRelief. Ik help onder meer als vertaler. Ik werk graag, wil niet de hele dag in mijn tent zitten. We mogen nog steeds het kamp bijna niet uit. Dat levert geregeld spanningen op onder bewoners. Mensen zijn nerveus.
Hoe ik naar de toekomst kijk? We hebben inmiddels een vluchtelingenstatus en kregen bericht dat we naar Duitsland zullen gaan, maar ik weet niet wanneer. Net als iedereen hoop ik dat er snel een eind komt aan de coronacrisis. Het leven is kort en vol gevaren. Ik wil graag gelukkig zijn.”
De buitenlandse docent: Zonder synagoge is de sabbat anders
Shaya Rodal (51), leraar Engels in Jeruzalem
„Een jaar geleden was ik op weg naar de bar mitswa van mijn Nederlandse neef in Amsterdam. Ik had toen nog niet van het coronavirus gehoord. Ik zag enkele mensen een mondmasker dragen en ik vroeg mij af wat er aan de hand was. Op de terugweg sprak iedereen erover. Er waren problemen op de luchthaven. Ik realiseerde me dat er iets ernstigs aan de hand was.
Ik had nooit kunnen denken dat we er een jaar later nog mee zouden zitten. Ik dacht dat het misschien zoiets als SARS zou zijn en dat het binnen een paar weken weer zou verdwijnen. Dit is een grote teleurstelling.
De crisis heeft mij op vele manieren geraakt. Ze heeft mijn sociale leven stopgezet. Ik kan niet uitgaan om vrienden te ontmoeten. Ik ontmoette wel een vriend, maar we zaten 6 meter van elkaar af.
Mijn hele leven speelt zich af op Zoom. Ik heb mijn familie al een jaar niet meer live gezien. We hebben Zoommeetings met de familie, die ik leuk vind. Maar het is niet zoals elkaar in het echt zien. Tijdens Pesach hadden we de seider met de familie via Zoom. De seider vierden we in Israël. De seideravond was nog niet begonnen voor onze familie in Canada en de VS, maar ze keken toch mee.
Als leraar Engels werd ik gedwongen via Zoom les te geven. Dit jaar geef ik les aan klassen van dertig scholieren van 17 en 18 jaar oud. Ik hoefde mijn appartement niet meer uit. Ik heb veel geleerd over de inzet van de technologie. In zekere zin was het gemakkelijker. Maar het is niet hetzelfde als voor een klas te staan. Ik voel dat ik niet dezelfde band met de leerlingen heb als normaal.
Ik ben optimistisch. Ik bid dat het leven met Pesach weer normaal zal zijn
Ik ging sinds een aantal jaar naar de synagoge Beit Chabad. Daar namen ze echter niet de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen. Mensen droegen geen mondkapjes en hielden te weinig afstand van elkaar. Dus ik ben niet meer regelmatig naar de synagoge gegaan.
Mijn synagogebezoek nam altijd een groot deel van mijn sabbat in beslag. Elke vrijdagavond ging ik erheen om de gebeden te zeggen voor het begin van de sabbat. Daarna ging ik ergens heen om te eten, bijvoorbeeld bij vrienden. En op de sabbatmorgen ging ik opnieuw naar de synagoge voor de gebeden en de wekelijkse Thoralezing. Het coronavirus heeft dit allemaal stopgezet.
De sabbat is er natuurlijk nog. Het is nog altijd een dag van rust, maar het is minder speciaal dan in gewone tijden. Ik heb tijdens corona het grootste deel van de sabbat alleen in mijn appartement doorgebracht. Ik ben ook niet naar de Westelijke Muur geweest. Maandenlang waren daar restricties om te bidden.
Ik maak ook muziek. We konden als musici niet meer bij elkaar komen. We maken Israëlische muziek en we improviseren blues of jazz. Op een zeker moment bleek iemand in de band positief getest op het coronavirus. Toen moest ook ik twee weken in isolatie. Daarna wilden we samen muziek maken op Zoom. Maar er is een vertraging van een halve seconde of zo, zodat het onmogelijk was. Ik ga door met het maken van muziek, maar ik speel nu alleen.
Ik moest twee keer veertien dagen in quarantaine. Enkele mensen waren heel behulpzaam. Een vriend zette eten voor de deur. Mijn zus in Toronto betaalde bonnen voor me, waarmee ik eten kon bestellen.
Inmiddels heb ik beide vaccinaties ontvangen. Het vaccineren ging zeer georganiseerd. Ik hoop dat de situatie in de komende maanden zal verbeteren. Maar ik hoop ook dat we niet te onvoorzichtig worden.
Ik geloof niet dat de regering overdreven gereageerd heeft. In vergelijking met andere delen van de wereld hebben we juist gereageerd. De gevaren van het coronavirus zijn zeer reëel. We hebben ons best gedaan de schade te beperken. Ik ben optimistisch. Ik bid dat het leven met Pesach weer normaal zal zijn.”
Het bruidspaar: De trouwdag duurde maar twee uur
Elijne (24) en Frederik (30) de Vree uit Manchester (Verenigd Koninkrijk), Elijne doet promotieonderzoek, Frederik werkt voor een Nederlands technisch bedrijf, ze trouwden en verhuisden naar Engeland in coronatijd
„Veel dingen gingen het afgelopen jaar anders dan we ons hadden voorgesteld. Maar de mensen om ons heen hadden daar misschien meer moeite mee dan wij. We zijn zelf juist dankbaar voor hoe het allemaal is gegaan.
We zijn op 4 juni getrouwd. De plannen voor die dag hebben we vanaf het begin van de eerste lockdown continu herzien. Omdat Elijne meer van het plannen is, was het voor haar wel even lastig om de oorspronkelijke opzet van onze trouwdag los te laten. Frederik denkt sowieso hoogstens twee dagen vooruit – als je je in je hoofd nog geen concrete voorstelling hebt gemaakt, kan er ook niets in duigen vallen.
We stelden onszelf de vraag: wat is nu eigenlijk de essentie? Het antwoord was dat we graag wilden trouwen samen met de mensen die ons lief zijn: ouders, familie, vrienden. We vonden het ook belangrijk om het burgerlijk huwelijk en de kerkelijke ceremonie op één dag te laten plaatsvinden. En zo is het ook gebeurd.
De bijzondere omstandigheden maakten bepaalde keuzes eenvoudig. Omdat er maar een beperkt aantal mensen aanwezig kon zijn, hoefden we ons niet druk te maken over wie we verder allemaal wilden uitnodigen. Daar was ook alle begrip voor. De dag zelf was heel ontspannen. Samen dineren was niet toegestaan. Binnen twee uur was alles achter de rug.
Toen we in quarantaine zaten, kwam onze Iraakse buurman dagelijks langs
We hadden in het voorjaar bedacht om de fotosessie, het diner en de receptie naar september te verschuiven. In de hoop dat er dan meer mogelijk zou zijn. Gelukkig was dat nog net voor de tweede lockdown.
We zijn half oktober naar Engeland verhuisd, een paar maanden eerder dan we hadden gepland. Dit omdat de regels voor immigratie door de brexit zouden veranderen. We moesten bij aankomst eerst twee weken in quarantaine. Die periode was wel een beetje vervelend. We kenden niemand, we konden niet naar de supermarkt en bijvoorbeeld de monteur die een internetverbinding aan moest leggen, mocht niet binnenkomen.
We moesten eigenlijk helemaal binnenblijven. Daar hebben we ons voor 99 procent aan gehouden. We zijn wel een paar keer even naar buiten gegaan om wat daglicht op te vangen.
Ook qua werk liep het anders dan gedacht. We zijn naar Manchester verhuisd vanwege Elijnes onderzoek. Maar het contact met haar begeleiders verloopt tot op heden digitaal; ze heeft ze nog niet in persoon ontmoet. Frederik wilde in eerste instantie in Engeland op zoek gaan naar een andere baan. Maar uiteindelijk bleek het ook mogelijk om voor zijn Nederlandse werkgever te blijven werken. Sinds maart deed hij dat ook in Nederland al vooral op afstand.
Wat onze sociale contacten betreft is er niet veel veranderd. We spreken regelmatig digitaal af met familie en vrienden. Maar dat zouden we misschien als we in Nederland waren blijven wonen ook wel op die manier hebben gedaan. Onze ervaring is dat contact via internet prima gaat als je mensen al kent. Maar nieuwe contacten leer je op die manier niet echt kennen. We zijn, toen dat mocht, wel een paar keer naar de kerk geweest. Maar de kerkgangers houden zich keurig aan de regels, dus niemand maakt na afloop van de dienst een praatje. We hebben het erg getroffen met de wijk waar we wonen. Toen we in quarantaine zaten belde een Iraakse buurman regelmatig aan om te horen hoe het ging of om ons iets te brengen. Dat doet hij eigenlijk nog steeds, dus we zien bijna elke dag wel iemand. Het is wel grappig dat de mensen in onze wijk elkaar pas door de eerste lockdown hebben leren kennen. Toen was het een tijdje de gewoonte om op een vaste tijd op straat voor de zorg te applaudisseren. Vrij heen en weer reizen zit er voorlopig niet in. Dat vindt vooral Elijne soms lastig, bijvoorbeeld als ze een lief kaartje van haar opa en oma krijgt. De gedachte dat je niet naar ze toe kunt om ze te omhelzen kan je dan wel aanvliegen.”
De Italiaanse priester: We zongen elkaar toe vanaf de balkons
Francesco Pesce (55), priester in Rome
„Het coronavirus heeft ons in Italië volkomen verrast. Het eerste geval was hier om de hoek. Op 30 januari 2020 doken de eerste twee patiënten van Europa, toeristen uit China, op in dat hotel daar.
Ik ken het hotelpersoneel. Natuurlijk, ze waren bezorgd, ook om hun werk, omdat het hotel minder gasten kreeg. Maar zij konden niet weten wat hun boven het hoofd hing.
Een maand later greep de epidemie om zich heen. Op 9 maart ging ons land als eerste ter wereld in volledige lockdown. De situatie was vooral ernstig in Noord-Italië, maar ook wij in Rome hebben ervan langs gekregen. Ik heb van zeker dertig parochianen afscheid moeten nemen.
Tijdens de eerste weken van de lockdown bestond er een grote solidariteit tussen de mensen. Wie herinnert zich niet dat wij elkaar toezongen en moed inspraken vanaf onze balkons?
Een bejaard stel dat tegenover de kerk woont gaf me in die tijd wel een waarschuwing. Ze hadden de aardbeving van 1976 in Friuli meegemaakt. Tijdens die tragedie voelde iedereen zich ook met elkaar verbonden, zo zeiden ze, maar daarna was het weer snel ieder voor zich.
Het leven draait om de essentie: drie of vier dingen zijn echt van belang
Ik wil er maar mee aangeven dat het helemaal niet zeker is dat de pandemie ons iets heeft geleerd. Er zijn twee opties: we komen er beter óf slechter uit.
Ik denk toch wel dat de wijzer de goede kant op draait. De coronacrisis heeft hoe dan ook tot blijvende solidariteit geleid. Parochianen geven geregeld geld en goederen voor het goede doel. We hebben ook een paar keer ’s nachts rondes gemaakt om zwervers van eten te voorzien.
Maar het gaat hun niet alleen om eten. Zo klaagden daklozen weleens als we langskwamen in hun portiek of in het park dat we al de derde waren die hun die nacht eten brachten. Zij hadden meer behoefte aan een slaapplaats.
Wat me is opgevallen is dat er geen capaciteit bestaat voor daklozen met een hond. We hebben het aangekaart bij de gemeente.
Hulp hebben we ook verleend door rekeningen voor gas en elektriciteit te betalen van mensen in de buurt die in economische problemen zijn gekomen. Het vangnet van de parochie is heel stevig, ook al was de kerk bijna drie maanden dicht. De parochie is goed bij elkaar gebleven.
Wat mogelijk geholpen heeft, is dat ik in maart 2020 begonnen ben met een dagelijkse evangelielezing en korte uitleg die 500 mensen via WhatsApp bereikt. Maar hoe dan ook is het pastoraal werk bemoeilijkt.
In de eerste lockdown, die twee maanden duurde, mocht niemand het ziekenhuis bezoeken, wegens besmettingsgevaar. Dat gold ook voor ons, geestelijk verzorgers.
Het lukte me toch om er een keer heen te gaan om een parochiaan te bezoeken, die het helaas niet heeft gered. Ze zei tegen mij: „Ga alstublieft naar mijn man en mijn kinderen en zeg hun dat ik ze liefheb.” Ik heb dat gedaan, en ik voelde me toen zo nuttig, als een bijna goddelijke boodschapper.
De bezorgdheid om elkaar geldt ook parlementariërs. Als kapelaan van het Huis van Afgevaardigden voel ik me verantwoordelijk voor hun geestelijk welbevinden. Ik merkte dat er veel ongerustheid bij hen heerst, vanwege ziekte in hun eigen families, maar ook in de zorg om het land goed door deze crisis te loodsen.
Wat de pandemie mij heeft geleerd is dat het leven draait om de essentie. Er zijn uiteindelijk maar drie of vier dingen belangrijk: de gezondheid, elkaar liefhebben, waardig werk, een dak boven het hoofd. Ik ben wel positief. De toekomst is immers in Gods handen.”