Geloof en politiek houden verband met elkaar, ook anno 2021
Hebben geloof en politiek anno 2021 nog veel met elkaar van doen? Soms krijg je het idee van niet. Een kwart eeuw geleden, ten tijde van de paarse kabinetten, leek het politieke krachtenveld overzichtelijker. Paars stond voor antichristelijk. Een christen die tegengas wilde geven tegen het beleid van Kok I en II, stemde CDA, SGP, RPF of GPV. En een volle eeuw geleden waren de begrippen links en rechts zo’n beetje synoniem aan seculier en confessioneel. Lekker duidelijk.
Tegenwoordig liggen die zaken, althans op het oog, anders. De lijsttrekkers van zowel VVD (Rutte), D66 (Kaag) als PvdA (Ploumen) noemen zich zonder schroom „gelovig”, „protestant” of „rooms-katholiek.” En partijen als D66 enerzijds en ChristenUnie anderzijds, lange tijd als antipoden beschouwd, werken in één coalitie samen.
Ook aan de kant van de kiezer lijkt geloof niet meer tot een heldere cesuur te leiden. De helft van alle kerkgangers, dat wil zeggen mensen die tenminste één keer per maand een (online)kerkdienst bijwonen, stemt op een seculiere partij, concludeerden vorige week onderzoekers van bureau Direct Research. Blijkbaar is op het punt van geloof en politiek alles vloeibaar geworden. En kun je met het christendom, in politiek opzicht, vele kanten op.
Maar schijn bedriegt. Uiteindelijk is het immers geen beslissend punt of lijsttrekkers zich gelovig noemen of niet, al is het op zichzelf prettig dat politici als Rutte en Kaag vaak positief over het christelijk geloof spreken, waar toonaangevende politici van enkele decennia terug, zoals Van Mierlo of Kok, zich vaak korzelig en met dedain over christendom en religie uitlieten. Evenmin is beslissend welke politieke keuze kerkgangers van allerlei snit, van orthodox tot vrijzinnig, precies maken.
Waar het op aankomt, zijn vooral twee dingen. In de eerste plaats: hoe ziet een politicus of kiezer de Bijbel? Als het onfeilbare Woord van God, dat op alle terreinen van het leven, ook ten aanzien van de ongeboren vrucht of het aftakelende leven, ook ten aanzien van huwelijk en gezin, voor ieder mens gezag heeft? Of als een boek dat weliswaar wijze gedachten bevat, maar waaruit we naar eigen inzicht kunnen putten wat ons aanstaat?
In de tweede plaats: hoe ziet een politicus of kiezer het navolgen van Jezus Christus? Zegt hij: „Ja, dat wil ik –in alle gebrek– onvoorwaardelijk doen”? Of zegt hij: „Ach, die Jezus, Zijn leer heeft wel tot een superieure cultuur geleid, maar de Zoon van God was Hij natuurlijk niet. En met Zijn levensdevies ”als iemand je op de ene wang slaat, keer hem ook de andere toe” kan ik niet uit de voeten; dat leidt maar tot een impotent christendom”?
Bezien vanuit déze vragen blijft er voor Bijbelgetrouwe christenen wel degelijk een sterk verband bestaan tussen geloof en politieke keuze. Ook in de 21e eeuw.