Zondag is jarig: 1700 jaar officiële rustdag
De Romeinse keizer Constantijn de Grote vaardigde op 7 maart van het jaar 321 –deze week precies 1700 jaar geleden– een zondagsedict uit. In die wet werd bepaald dat de zondag voortaan een rustdag zou zijn. Vier vragen en antwoorden.
Wat staat er in dat document?
Constantijn de Grote, de eerste christelijke keizer van het Romeinse Rijk, bepaalde onder meer in zijn edict: „Laat de magistraten en inwoners van de steden op de eerste dag van de zon rusten, en laat alle werkplaatsen gesloten zijn. Op het platteland echter mogen allen die in de landbouw werkzaam zijn, hun arbeid in vrijheid en op legale wijze beoefenen omdat het vaak voorkomt dat een andere dag niet geschikt is voor het zaaien of planten van wijnstokken.” Na dit edict volgden nog meer decreten die het rusten op „de dag van de zon” regelden.
Met zijn voorschriften heeft Constantijn, voor alle onderdanen van zijn rijk, de zondag of ”dag des Heeren” willen onderscheiden van de overige dagen. Het was een dag bestemd voor gebed en eredienst.
Christenen gingen toen op zondag samenkomsten houden?
Nee, de wekelijkse erediensten vonden al sinds de eerste eeuw op die dag plaats. Joodse christenen gingen op sabbat –zaterdag– naar de synagoge, totdat ze daar niet meer welkom waren. Na de sabbatsviering in de synagoge kwamen ze samen om het brood te breken en te bidden (Handelingen 2:42). Mogelijk gebeurde dat na de zonsondergang van de sabbat. Volgens de Joodse traditie is de nieuwe dag dan begonnen.
De aanduiding ”dag des Heeren” voor de eerste dag van de week komen we voor het eerst in Openbaring 1:10 tegen. In Handelingen 20 lezen we over een vroegchristelijke samenkomst „op de eerste van de week.” Voor de christenen was van meet af aan de eerste dag van de Joodse zevendaagse week een bijzondere dag.
Wat deden christenen tijdens hun samenkomsten?
Het is niet bekend hoe de erediensten er in de eerste eeuwen van a tot z uitzagen. Christenen vierden in ieder geval het avondmaal, ze baden samen, zongen psalmen en hymnen en lazen uit de Schrift, die vervolgens werd uitgelegd.
Hoe zag de zondag er na het edict van Constantijn uit?
Christenen kregen steeds meer ruimte om de zondag helemaal in het teken van de dienst van de Heere te stellen. Latere edicten legden de nadruk op de beoefening van werken der barmhartigheid. Een decreet uit het jaar 386 bepaalde uitdrukkelijk dat op zondag geen publieke vermakelijkheden mochten worden gehouden, opdat niemand daardoor van de christelijke godsdienstoefening zou worden afgetrokken. Ook werd het houden van de zondag steeds vaker in verband gebracht met het vierde gebod: „Gedenkt de sabbatdag dat gij die heiligt.”