Theologenblog: Vergoddelijking
God is God en de mens is mens. Het fundamentele onderscheid tussen Schepper en schepsel vormt een grondlijn van gereformeerd denken. Wie gaat vermengen, maakt God menselijk en de mens goddelijk - dan kom je in een soort pantheïsme terecht: alles is dan God. En toch: de apostel Petrus schrijft wel degelijk dat christenen „deel krijgen aan de goddelijke natuur” (2 Petrus 1:4). Wat betekent dat dan?
Afgelopen vrijdag promoveerde de Indonesische theoloog Audy Santoso op een onderzoek naar ”vergoddelijking” (theosis) bij de Amerikaanse lutheraan Robert Jenson (1930-2017) en bij Johannes Calvijn. Ik ben niet alleen blij dat mijn eerste promovendus de eindstreep heeft gehaald, maar ook het resultaat mag er zijn. Bij alle nadelen van de coronatijd was er ook een voordeel: omdat de promotie via Zoom moest plaatsvinden, konden we het zo organiseren dat geleerden vanuit Vancouver, Kaapstad, Londen en Jakarta mee konden doen met de promotieplechtigheid, terwijl de promovendus zelf ook in Jakarta zat. Santoso vertelde over het belang van zijn onderzoek in de Indonesische context, zijn liefde voor Calvijn en het belang van ”theosis”.
Het lastige ten aanzien van ”theosis” is wat je vaker ziet in systematische theologie: je wilt twee lijnen vasthouden die elkaar lijken uit te sluiten. Enerzijds zullen gelovigen maximaal dicht bij God leven, in de levensgemeenschap aan zijn tafel, participeren in Gods leven. Anderzijds is God wel God en dat moet Hij ook blijven: als schepselen in God zouden vervloeien, is er van liefde geen sprake meer: die veronderstelt immers een Ander om lief te hebben.
Tegen deze achtergrond doet Jenson een paar forse ingrepen. Hij breekt met de klassieke metafysica, die al van alles over God weet voorafgaand aan de openbaring, zoals dat God onveranderlijk en onlichamelijk is. Jenson ziet dit als een heidense invasie van christelijke theologie. Het begint allemaal bij wie God is, niet bij wat Hij is. En als de Drieënige God is Hij fundamenteel open voor anderen dan Hijzelf. Wie God is, blijkt namelijk in zijn zelfidentificatie in de geschiedenis. God openbaart zich door de uittocht uit Egypte en met de opgestane Jezus Christus. Intussen staat de Geest voor Gods toekomst, waarin Jezus Christus nu leeft. Met de klassieke metafysica wijst Jenson ook de traditionele leer van tijd en eeuwigheid af. Wat er in de tijd gebeurt, doet er voor de eeuwige God toe. Tijd heeft plaats in de eeuwigheid. Zo kunnen mensen ”vergoddelijkt” worden: God is het leven dat de Vader en de Zoon leven in de Geest, en in dat leven worden mensen participanten.
Bij Jensons theologie kom je in een andere wereld dan bij Calvijn, voor wie de klassieke metafysica nog wel domineerde. Calvijn kan de tekst uit Petrus wel uitleggen in termen van gemeenschap en als gelijkvormig worden aan God in Christus. Gelovigen participeren in Christus, maar wel naar zijn menselijke natuur. Zij zullen God zien, maar dat is niet hetzelfde als een complete identificatie met God. Zo blijft Calvijn Schepper en schepsel nauwkeurig onderscheiden.
Het bijeenbrengen van Calvijn en Jenson levert theologie op die knettert. Vanuit Calvijn kun je Jenson verwijten dat hij Schepper en schepsel vermengt en dat hij naar pantheïsme neigt. Maar Jenson kan Calvijn verwijten dat hij te weinig vanuit Gods openbaring in Christus denkt en te veel vanuit metafysische vooronderstellingen die op zichzelf niet Bijbels zijn. Uiteraard is de argumentatie van Santoso veel subtieler, maar duidelijk is dat er wat op het spel staat. Santoso laat dit vooral zien in de avondmaalsleer, die zowel voor Calvijn als voor Jenson van cruciaal belang is. Uiteindelijk gaat Santoso meer met Calvijn dan met Jenson mee: theosis vindt volgens hem allereerst plaats in Christus.
Het interessante van dit type onderzoek is dat achter één vraag de hele theologie meekomt: Godsleer, scheppingsleer, mensleer, heilsleer, avondmaalsleer en eschatologie. Daarom heet het ook systematische theologie. Intussen zijn niet alle vragen opgelost. Wie eenmaal de tekorten ziet van een traditioneel-metafysische benadering, zal de nadelen proberen te verminderen en de positieve punten ervan behouden. Het onderscheid tussen Schepper en schepsel is onopgeefbaar – maar je theologie beginnen waar God zich openbaart, in Jezus Christus, is dat ook. Beide vasthouden is een van de grootste opgaven voor gereformeerde theologie in de 21e eeuw.
De auteur is hoogleraar systematische theologie. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep Biblical Exegesis and Systematic Theology (BEST) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.