Zo ga je om met kou: dertien tips
De lage temperaturen van deze week zorgen voor sneeuwpret, maar leiden ook tot praktische problemen. Nederland is deze kou ontwend. Dertien tips om ermee om te gaan.
In de werk-/studeerkamer
In een tijd waarin we bijna allemaal thuiswerken, brengen we veel tijd door op onze werk/-studeerkamer. Stichting Milieu Centraal geeft vier tips om die duurzaam te verwarmen.
Verwarm je stoel. Dit kun je doen door een elektrische deken op je stoel te leggen. Zo verwarm je jezelf, maar niet onnodig de ruimte om je heen.
Maak kieren dicht. Door kieren komt veel kou naar binnen. Denk aan schuimband of tochtstrips. Als je werkt op een open zolder, kijk dan of je die kan afsluiten met een deur of een gordijn. Wel is het van belang te blijven ventileren.
Schaf een slimme thermostaat aan. Zo hoef je niet te stoken in een ruimte waar toch niemand is.
Als je een kacheltje hebt in je werk- of studeerkamer, neem dan infraroodpanelen. Infraroodpanelen geven gerichte stralingswarmte bij je werkplek. Daardoor kan de thermostaat omlaag en bespaar je gas.
In de tuin
De tuin kan een flinke klap krijgen van de kou. Veel planten zijn niet aan de kou gewend. Hoe zorg je goed voor de tuin en (je) dieren in deze weersomstandigheden?
Strooi zout met mate. Zout in de grond is niet goed. Je kunt je tuin beter sneeuwvrij maken door de sneeuw weg te scheppen of te vegen.
Maak je vijver sneeuwvrij en houd er een wak in. Dat kan je het beste doen door een rubberen bal op het water te laten drijven. Hak geen gat, want dat verstoort het leven in het water. Het sneeuwvrij maken van de vijver is goed voor waterplanten. Zo krijgen zij zonlicht.
Gooi geen sneeuwballen naar een hond. Die hapt er graag naar, maar als hij ze opeet, kan hij maag- en darmklachten krijgen.
Voer tuinvogels bij. Het op peil houden van hun lichaamstemperatuur in de winter vergt veel van vogels. Het beste kun je ze bijvoeren met vetbollen en pinda’s. Dit geeft ze veel energie. Ook kunnen vogels vaak moeilijk aan water komen in de winter. Bied ze daarom water aan.
Op de weg
Sneeuw en ijs op de weg geven veel ongemakken bij het autorijden. Snelwegen zijn doorgaans goed begaanbaar, maar met binnenwegen is dat heel anders. Vijf tips van de ANWB over autorijden in de winter.
Houd extra afstand. Vuistregel: halveer je snelheid en verdubbel de afstand tot je voorganger. De extra afstand geeft meer tijd om op onverwachte gebeurtenissen te reageren. Daarbij heb je vaak een langere remweg bij sneeuw.
Trek rustig op. Met sneeuw en ijs op de weg of de parkeerplaats vinden banden soms moeilijk grip. Ze slippen of spinnen als je wilt optrekken. In het laatste geval hebben de wielen geen contact met het wegdek, waardoor ze wel draaien, maar de auto niet vooruitkomt. Wegrijden in de tweede versnelling kan helpen. Geef weinig gas en laat de koppeling heel rustig opkomen.
Neem bochten met beleid. Als je te hard een bocht ingaat en je bedenkt dat je moet remmen, kan de auto rechtdoor rijden. Probeer juist niet te remmen, maar laat het gas los en stuur. Dan krijgt de auto zijn grip terug.
Als je moet remmen, rem dan hard. Moet je een noodstop maken, dan wil je dat het ABS (antiblokkeersysteem) optimaal functioneert. Als dat systeem werkt, kun je blijven sturen terwijl je maximaal remt. ABS werkt alleen bij maximale remdruk, dus als je het rempedaal tot op de bodem blijft intrappen.
Zet je auto niet op de handrem. Als het vriest, kun je de auto het beste in de eerste versnelling of in zijn achteruit zetten. Anders kan de handrem vastvriezen. Is de handrem toch vastgevroren, laat dan de motor draaien. Dan komt de handrem vanzelf los. Een elektronische handrem vriest vrijwel nooit vast.