Mijn hartenkreet gelezen door de bril van een hoogleraar
Prof. dr. M. J. Kater reageert op mijn artikel ”Dringend advies vanuit overheid aan kerken is stap te ver” in dezelfde krant (RD 24-12). Graag ga ik daarop in.
Ik heb zijn artikel met instemming gelezen. Van harte deel ik zijn wens dat de minister van Eredienst ons door zijn optreden wakker mag schudden uit onze kerkelijke slaap. Dat is hoog tijd! Toch staan er enkele stukjes in het artikel van mijn collega die van mijn kant een nadere toelichting verdienen.
Getuigenis
Prof. Kater schrijft: „Het lijkt me niet wijs om „de wereld” te verwijten dat die „nooit en te nimmer solidair zal zijn met de kerk.” Zeker niet als „geestelijke afweging”. Immers, dit kan nooit een reden zijn om dan als kerk ook maar niet solidair met de nood van een samenleving te zijn.”
Wat ik heb willen stellen, is dat, als solidariteit in de zin van: ”zij mogen niks, wij doen ook niks” het enige motief vormt om onze fysieke diensten aan banden te leggen, deze basis te smal is. Dan mis ik de geestelijke afweging hoe wij ons hebben te verhouden tot Gods heilige inzettingen. Wij moeten zeer zeker solidair zijn met de nood van de samenleving in deze tijd, niet in de laatste plaats met de geestelijke nood, waar mijn collega terecht de vinger bij legt.
Als het om de bestrijding van het virus gaat, tonen wij solidariteit door kerkelijk alle maatregelen in acht te nemen die voorhanden zijn. Maar hebben wij juist door onze kerkgang ook geen getuigenis af te geven? Ik beweer niet dat collega Kater dat niet onderschrijft, maar van mijn kant wil ik dat nogmaals onderstrepen. Hebben wij juist daarin de wereld niet te laten zien hoe heilig en lief Gods inzettingen ons zijn, en vanwaar wij in tijden van nood onze hulp verwachten?
Is het: ”kom ga met ons en doe als wij”, of is het: ”stoor je vooral niet aan ons, wij doen het wel net als jullie”? Gingen vroeger, in tijden van nood, juist de deuren van de kerken niet open, en dat zelfs op last van de overheid? Laten we het nu niet wat al te makkelijk afweten, omdat we huiverig zijn voor de snoeiharde kritiek vanuit de samenleving?
Oneigenlijke dilemma’s
Verderop schrijft Kater: „Laten we elkaar geen oneigenlijke dilemma’s opdringen. Het lijkt me een vals dilemma om te stellen: óf solidair met de samenleving óf trouw aan Gods inzettingen.”
Dit is mijn intentie in ieder geval niet geweest. Lezend door de ‘bril’ van Kater kan ik wel begrijpen dat hij dit uit mijn artikel heeft afgeleid, maar ik hoop dit hierboven wat nader te hebben toegelicht. Het aantal dilemma’s vergroten en uitvergroten, is wel het laatste wat ik zou willen in deze tijd. Meer eenduidigheid zou te wensen zijn, ook in de ons adviserende kerkelijke organen binnen de gereformeerde gezindte.
Beroep op geweten
Mijn laatste reactie betreft deze zin: „Collega Huijser meent een beroep te moeten doen op zijn geweten. Dat lijkt me te snel en ook niet nodig zolang er Bijbels-theologische redenen genoeg zijn om ter verdediging aan te voeren.” Dit is een terecht punt. Het laat misschien zien dat ik mijn bijdrage vooral als een hartenkreet geschreven heb, en niet als een Bijbels-theologisch exposé.
Ik zie uit naar een dergelijke bijdrage van Kater en enkele andere kundige mannen uit onze achterban die ons daarin als kerken een Bijbels-ethisch gefundeerde handreiking kunnen doen. We hebben dat in deze tijd meer dan nodig. Laat dit artikel daar een dringende oproep toe zijn. De coronaperiode zou weleens een oefenschool kunnen zijn ter voorbereiding op nog moeilijker tijden, ook als het gaat om de verhouding kerk en overheid.
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente in Sliedrecht.