Sfeermaker in de verloskunde
Hij behoorde tot de bekendste gynaecologen van Nederland. Toch ligt zijn belangrijkste verdienste niet op wetenschappelijk gebied, vindt prof. Otto Bleker. Wat hij studenten, assistenten en promovendi vooral bijbracht, was het belang van communicatie en zelfreflectie. „Een klacht is een gratis advies.”
De pakweg 800 actuele medische boeken die zijn bibliotheek telde, gaf Otto Bleker weg. Hij behield alleen de medisch-historische collectie en zijn verzameling over de Verenigde Oost-Indische Compagnie. „In mijn studietijd las ik ”The Dutch Seaborne Empire” van Charles Ralph Boxer. Sindsdien ben ik verslingerd aan de VOC.”
De emeritus hoogleraar uit Landsmeer groeide op in de Zaanstreek als oudste zoon van een directielid van grootgrutter Simon de Wit. Na de hbs studeerde hij een jaar elektrotechniek in Delft, maar dat beviel niet. Zijn vriendin Neeltje Swart ging geneeskunde studeren en hij besloot haar spoor te volgen. Was de geneeskunde geen jongensdroom van Bleker, de keuze voor verloskunde en gynaecologie kwam evenmin voort uit een lang gekoesterd ideaal. „Ik heb voor dit vak gekozen omdat ik prof. G. J. Kloosterman, destijds hoogleraar verloskunde en gynaecologie aan de Universiteit van Amsterdam, een geweldige man vond. Hij had een enorme uitstraling en eruditie.”
De vermaarde gynaecoloog bleek bereid Bleker in opleiding te nemen. „Kloosterman was werkzaam in het Wilhelmina Gasthuis, een van de twee ziekenhuizen van de UvA, maar liet zijn assistenten beginnen aan een vroedvrouwenschool, in mijn geval de Rijkskweekschool voor Vroedvrouwen in Rotterdam. Dat bevordert het begrip tussen verloskundigen en gynaecologen.”
Geen held
Aan het Rotterdamse instituut, een combinatie van vroedvrouwenschool en verloskundige kliniek, hield Bleker spreekuur, gaf hij les en assisteerde hij bij lastige bevallingen. „Was er iets bijzonders, dan kon ik mijn baas inschakelen.” Over zijn aandeel bij de geboorten die hij begeleidde, is hij bescheiden. „Als mensen tegen me zeiden dat ik de bevalling had gedaan, was mijn antwoord: „Pardon, ik mocht erbij zijn.” Je moet niet de held gaan uithangen. Die vrouw brengt dat kind ter wereld.”
Na anderhalf jaar maakte hij de overstap naar het Wilhelmina Gasthuis, waar hij zijn opleiding vervolgde. „In februari 1976 rondde ik die af. Met mijn maatje Maarten Schutte werkte ik vervolgens afwisselend een week als staflid bij Kloosterman, daarna een week in het Burgerziekenhuis. Na drie jaar konden we allebei fulltime aan de slag in het Wilhelmina Gasthuis.”
In 1979 promoveerde Bleker aan de Universiteit van Amsterdam op de dissertatie ”On human intra-uterine growth”, een bundeling van wetenschappelijke artikelen over echografie, het geboortegewicht van tweelingen en het placentagewicht bij tweelingen. De charme van zijn vak ligt voor de specialist in de combinatie van sociale, interne en chirurgische aspecten. „Een gesprek met een echtpaar over seksuologische problemen vond ik boeiend, maar ik genoot niet minder van het opereren. Ik legde me toe op grote gynaecologisch-oncologische operaties.”
In 1984 kwamen in het Onze Lieve Vrouwen Gasthuis (OLVG) twee plaatsen voor een gynaecoloog vrij. „Daar hebben Maarten en ik op gesolliciteerd, met succes. Ik werd er hoofd van de afdeling verloskunde en gynaecologie.” De oncologische operaties besteedde hij uit. „Als je er te weinig doet, gaat je kwaliteit achteruit. Ik werd een voorstander van centralisatie van deze ingrepen in academische ziekenhuizen.”
Hoogleraar
Negen jaar bleef Bleker verbonden aan het OLVG, tot zijn benoeming als hoogleraar verloskunde en gynaecologie aan het Academisch Medisch Centrum van Amsterdam. In navolging van Kloosterman bleef hij pleitbezorger van de thuisbevalling en een minimale aanwending van techniek bij een gewone geboorte. „Bevallen is in principe een natuurlijk proces, dat moeten we niet medicaliseren. In de verloskunde ontstond de neiging om tijdens de baring van alles en nog wat te gaan registreren en controleren. Dat is de kans groot dat je nodeloos tot een keizersnede besluit, vanwege foute alarmsignalen. Intussen is vrij algemeen aanvaard dat je alleen bij vrouwen uit risicogroepen tijdens de bevalling de hartslag van het kind moet bewaken met behulp van een ctg-apparaat.”
Zijn oratie met de titel ”Bezint eer gij bemint” wijdde Bleker voor een belangrijk deel aan de preventie van geslachtsziekten. Hij begon het betoog met een terugblik vanaf zijn geliefde Gouden Eeuw. Achter het opereren van gynaecologische afwijkingen zette hij als hoogleraar een punt. „Helaas, maar je moet in het leven soms keuzes maken.”
Naast zijn werk als opleider, stafvoorzitter en hoofd van de afdeling verloskunde en gynaecologie, die hij weer vrouwenkliniek ging noemen, bleef hij wel actief in de verloskunde. „Je moet patiënten blijven zien en zelf risico’s lopen om met meer gezag anderen te kunnen adviseren of bij te staan.”
Hongerwinter
In de dertien jaar van zijn hoogleraarschap begeleidde Bleker zo’n 25 promovendi. Het wetenschappelijke werk veranderde radicaal door de komst van internet. „Je kon ineens veel sneller communiceren met collega’s over de hele wereld en veel gemakkelijker onderzoeksresultaten uitwisselen. We brachten ook meer structuur in het onderzoek aan. Vroeger waren dissertaties publicaties over individueel gekozen onderwerpen; los rijdende autootjes. Dat zijn treinen geworden. Als iemand naar het eind van zijn traject gaat, is zijn opvolger al ingestapt, waardoor het onderzoek veel dynamischer, effectiever en stimulerender wordt.”
Van de onderzoekslijnen waarbij hij intensief betrokken was, vond Bleker het Hongerwinteronderzoek de boeiendste. „We volgden de gezondheidssituatie van mensen die in de Hongerwinter in het Wilhelmina Gasthuis zijn geboren, om te zien wat de voedingstoestand van de moeder tijdens de zwangerschap voor gevolgen heeft. Daarbij maakten we onderscheid tussen kinderen die in het eerste, het tweede of het derde trimester van de zwangerschap waren blootgesteld aan honger. Tekort aan voeding in het laatste trimester leidde tot een lager geboortegewicht, maar de gevolgen in het latere leven waren minimaal. Tekort aan voeding in het eerste trimester had nauwelijks invloed op het geboortegewicht, maar de gevolgen voor het latere leven waren groot. Meer diabetes type 2, meer hart- en vaatziekten, een verstoring van leverfuncties en een verstoring van de bloedstolling. Tekort aan voeding in het tweede trimester geeft later meer long- en nierziekten.”
Gedrag
Op advies van Bleker werd Fulco van der Veen tot hoogleraar voortplantingsgeneeskunde benoemd. „Samen met embryoloog Sjoerd Repping heeft hij ons ziekenhuis op dit gebied wereldwijd bekendheid gegeven.”
Zelf hield Bleker zich intensief bezig met het verbeteren van de opleiding. Binnen het Centraal College Medische Specialismen was hij betrokken bij het harmoniseren van de algemene opleidingseisen voor de verschillende specialisten. „We zijn ook onderwijsdoelen gaan definiëren. Die waren er niet. In discussies ontdekten we dat klachten van patiënten over artsen vrijwel altijd te maken hebben met het gedrag van de dokters. Slecht communiceren, beloften niet nakomen… Dat heeft ertoe geleid dat we het in Canada ontwikkelde CanMeds Model overnamen. Daarin zijn de vereiste algemene competenties voor specialisten vastgelegd, zoals zelfreflectie en communicatie.”
Beide zijn volgens Bleker niet alleen van cruciaal belang in het contact tussen arts en patiënt, maar ook in de relatie tussen opleider en assistent. „Belangrijk is dat je assistenten niet alleen goed observeert, maar ook meteen feedback geeft. Dit deed je goed, dat kon beter, in die volgorde.”
Teamgeest
Binnen zijn eigen kliniek besteedde hij veel aandacht aan het versterken van de teamgeest. „Ik zag mezelf als de sfeermaker. Elke morgen hadden we van acht tot negen het ochtendrapport met de stafleden, coassistenten, assistenten-in-opleiding, verpleegkundigen, maatschappelijk werkers… Ieder moest kunnen zeggen wat hij wilde zeggen of vragen. Als we iets niet wisten, gingen een coassistent en een staflid op zoek naar het antwoord. De belangrijkste taak van een hoogleraar is in mijn optiek het motiveren en inspireren van het team.”
Zijn colleges gaf Bleker altijd met een patiënt erbij. „Tijdens zo’n college werd een patiënt boos vanwege een opmerking die ik op de polikliniek had gemaakt. Natuurlijk is dat even slikken, maar ik zei tegen de studenten: „Denk erom, dames en heren, dit kan u dus ook overkomen. Vergeet dan niet dat een klacht een gratis advies is.” Zo kom je met elkaar verder.
De communicatieve kant van het vak ging Bleker steeds meer boeien. „Aan het eind van mijn carrière hield ik door het hele land lezingen over dat onderwerp. Als je in gesprek gaat met een paar dat enkele weken eerder op de verloskamer een ramp is overkomen, moet je niet beginnen met de feiten maar met de emoties. Mensen in stress kunnen niet redelijk redeneren. Wat ze nodig hebben, is empathie. „U hebt iets vréselijks meegemaakt.” De feiten komen in een later gesprek wel aan de orde.”
Infecties
Infecties, vroeger een belangrijke oorzaak van perinatale sterfte en aangeboren afwijkingen, werden door medicatie en vaccinatie sterk teruggedrongen. „Aan vroeggeboorte is helaas nog steeds weinig te doen. Dankzij de ontwikkeling van de neonatologie kunnen we wel meer vroeggeboren kinderen in leven houden. Toen ik begon, lag de behandelgrens bij zo’n 26 weken zwangerschap. Nu is dat in ons land ongeveer 24 weken.”
Veruit de belangrijkste verandering tijdens zijn loopbaan was de stormachtige ontwikkeling van de prenatale diagnostiek. „Denk aan de verfijning van de echoscopie, de markers in het moederlijk bloed, het genetisch onderzoek, het foetaal DNA... In korte tijd kunnen we daardoor veel meer te weten komen over de foetus.”
De voortplantingsgeneeskunde hield gelijk tred met de prenatale diagnostiek. Tijdens Blekers jaren in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis kwam in-vitrofertilisatie (ivf) op: bevruchting in het laboratorium. Daarbij werd samengewerkt met het AMC. De volgende stap was ICSI, het injecteren van één spermatozo in een eicel. Later kwam er de pre-implantatiegenetische diagnostiek bij, ter voorkoming van de geboorte van kinderen met bepaalde erfelijke ziekten. „Het Maastricht Universitair Medisch Centrum heeft de leiding; andere academische ziekenhuizen doen de intake en de bijbehorende ivf-procedure.”
De ontwikkeling had tot gevolg dat hij onderdeel werd van een keten waarin ook de klinisch geneticus, de microbioloog en de neonatoloog een belangrijke plaats hebben. „Dat vond ik geen probleem. Je kunt veel van elkaar leren en je hebt elkaar nodig. Het AMC heeft een paar zeer bekwame interventieradiologen die een tweede operatie vanwege nabloedingen kunnen voorkomen door het stelpen van de bloeding via een katheter die ze via een bloedvat inbrengen. Dat is fascinerend en een zegen voor de patiënt.”
Abortuswetgeving
Voor de abortuswetgeving en de seksuele opvoeding in Nederland heeft Bleker niets dan lof. „In de meeste gezinnen wordt al vroeg en op een gezonde wijze over seksualiteit gesproken. In Amerika en Engeland komen nog steeds veel tienerzwangerschappen voor en vinden ook veel abortussen plaats.”
In de ethische standpunten van de emeritus hoogleraar staat de autonomie van de patiënt centraal. Daarom had hij van meet af aan geen principiële bezwaren tegen abortus, maar vindt hij tegelijk dat ouders ruimte moeten hebben om een kind met een ernstige handicap geboren te laten worden. Bij het kunstmatig insemineren van lesbiennes met een kinderwens had hij aanvankelijk zijn aarzelingen. „Nu niet meer. Ook zij hebben het recht om kinderen te kunnen krijgen.”
Op 16 juni 2006 hield Bleker zijn afscheidsrede ”Bemint eer gij begint”, een terugblik op 35 jaar verloskunde en gynaecologie. De gedreven hoogleraar ervoer zijn pensionering allerminst als een drama. „Ik bleef nog een poosje lesgeven aan studenten die hun doctoraal combineerden met promotieonderzoek en ben van 2006 tot 2012 voorzitter van de Algemene Doopsgezinde Sociëteit geweest.”
Hij kreeg nu ook tijd voor zijn grote hobby: medische geschiedenis. In 2013 verscheen zijn boek over VOC-chirurgijn Ferdinand Dejean, dat hij samen met de historicus Frank Lequin schreef. Momenteel werkt hij aan een uitgebreide Engelstalige versie. Ook leverde hij een bijdrage aan het in 2017 verschenen boek ”Geloof alleen je eigen ogen. Een actuele kijk op de anatomische preparaten van Frederik Ruysch (1638-1731)”.
De nieuwe ontwikkelingen op zijn vakgebied houdt Bleker niet meer bij. En hij laat zich maar zelden zien op de ledenvergaderingen van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie. „Er is een nieuwe generatie aangetreden, daar heb ik alle vertrouwen in. Nee, ik heb geen behoefte om me nog met de gang van zaken te bemoeien.”
Biografie
Otto Pieter (Otto) Bleker
Geboren 23 april 1944
Emeritus hoogleraar verloskunde en gynaecologie aan het Academisch Medisch Centrum Amsterdam (1993-2006)
Oud-bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)
Oud-voorzitter van het Centraal College Medische Specialismen
Fellow ad eundem van het Royal College of Obstetricians and Gynaecologists
Erelid Ned. Vereniging Studie van Seksueel Overdraagbare Aandoeningen
Kanjers in hun vak
Gepensioneerde medische topspecialisten blikken terug. Deel 6. Woensdag 2 oktober deel 7 (slot): oud-hoogleraar sociale geneeskunde prof. dr. Doeke Post.