Baudet promoot seculier nationalisme
Thierry Baudet, de grote winnaar van de Statenverkiezingen, presenteert zich als de kampioen van de Nederlandse natie. Zijn proefschrift ging ook over de natiestaat. Maar het is bij hem wel een seculier nationalisme.
Trots op Nederland, zo heette de partij die Rita Verdonk, voormalig minister voor Vreemdelingenzaken, in 2008 presenteerde nadat het tot een breuk met de VVD gekomen was. In de peilingen schoot die partij als een komeet omhoog. Op een gegeven moment stond ze op 24 Tweede Kamerzetels. Jammer genoeg voor haar waren er toen geen verkiezingen. Toen die twee jaar later gehouden werden, kwam ze niet verder dan 0,56 procent van de stemmen.
Kennelijk is er een forse groep kiezers die je (althans voor korte tijd) met een nationalistische boodschap kunt mobiliseren. Mensen die ervoor uit willen komen dat ze trots zijn op Nederland. Moet dat aIs iets waardevols gezien worden of als een gevaar?
Trots geldt niet als een positieve eigenschap. Maar als je die wat afzwakt, is het niet a priori verkeerd als mensen ergens veel waardering voor hebben, zich ermee verbonden voelen en bereid zijn zich ervoor in te zetten. Dat geldt zeker voor de eigen natie.
Drievoudig snoer
In de orthodox-protestantse traditie was vaderlandsliefde vanzelfsprekend. Men voelde zich verbonden met het eigen land, met het nationale verleden, met koningshuis, vlag en volkslied. Dat had ook een religieuze dimensie. Niet voor niets hanteerde men de drieslag God, Nederland en Oranje. Dat was een drievoudig snoer dat niet haast gebroken zou worden (Prediker 4:12).
De ontstaansgeschiedenis van Nederland werd nauw verbonden met de Reformatie. De Tachtigjarige Oorlog was de strijd tegen de Spaanse en roomse onderdrukker. De Gouden Eeuw die daarop volgde, was ook de tijd dat de Gereformeerde Kerk een invloedrijke en gerespecteerde positie in de samenleving innam.
Door protestantse leiders in de 19e en de 20e eeuw werd daar veelvuldig op teruggegrepen. Zo poneerde de door Kuyper opgerichte ARP in artikel 1 van haar beginselprogram dat zij „den grondtoon van ons volkskarakter” vertegenwoordigde „gelijk dit, door Oranje geleid, onder invloed der hervorming, omstreeks 1572, zijn stempel ontving.” Ook Kersten, de oprichter van de SGP, liet zich in zijn politieke optreden sterk leiden door een ideaalbeeld van kerk en staat in de 17e eeuw.
Het zal duidelijk zijn dat dit een volstrekt ander nationalisme, een volstrekt andere oriëntatie op de natie is dan we bij Baudet aantreffen. Bij hem vinden we een seculier nationalisme. Hooguit een vorm van cultuurchristendom, dat gebruik maakt van theologische begrippen. Zo sprak Baudet op de verkiezingsavond in zijn overwinningstoespraak over de wederopstandingsgedachte. Zijn partij was de partij van de wedergeboorte. Hij was naar het front geroepen om het land te redden. De nationale trots moest hersteld worden. Op die rots wilde hij zijn zuil bouwen.
De verworvenheden van de laatste halve eeuw (ruimte voor abortus, euthanasie en homoseksualiteit, devaluatie van de zondag en het huwelijk) staan bij hem niet ter discussie. Integendeel, die moeten zo nodig verdedigd worden tegen bedreigingen door nieuwkomers uit andere culturen.
Natiestaat
Ook de natiestaat is het volgens Baudet waard om verdedigd te worden tegenover internationale en supranationale bedreigingen. Vandaar ook zijn diepe aversie tegen de EU. De brexit zou gevolgd moeten worden door een nexit. Weg onder het juk van Brussel.
De natiestaat is inderdaad de belichaming en beschermer van de natie en als zodanig waardevol als uitgangspunt in de internationale verhoudingen. Is er sprake van etnische minderheden in eigen land of wonen belangrijke delen van de eigen volksgemeenschap aan de andere kant van de grens, dan wordt het ingewikkelder. Dergelijke situaties leiden gemakkelijk tot grote spanningen.
Partijen als SGP en GPV stonden vanaf het begin afwijzend ten opzichte van de Europese integratie. De SGP sprak in haar beginselprogram uit dat zij samenwerking tussen meerdere landen op verschillend gebied niet afwees, maar dat zij zich tegen „de Europese eenwording onder een supra- of boven-nationale regering” keerde. Daarvan gold immers dat „de invloed van Rome en het humanisme sterk wordt bevorderd” en „het werk der Reformatie al meer zal worden afgebroken.”
Bijbelse normen en waarden zag men destijds in Nederland toch altijd nog meer doorwerken dan in andere West-Europese landen. Helaas is daar nu weinig meer van te bespeuren. Nederland was het eerste land dat het homohuwelijk invoerde. En Rome is zowel in Nederland als elders in Europa duidelijk op z’n retour.
Gemakkelijk werd in het verleden het project van de Europese integratie verbonden met het streven naar de wereldheerschappij. Werd hier niet opnieuw gepoogd een Toren van Babel op te richten? Inmiddels is wel duidelijk dat ook een verenigd Europa in de nieuwe wereldverhoudingen maar een beperkte rol speelt.
Nieuw rechts
De grote moeilijkheden rond de brexit laten wel zien hoezeer in de loop der jaren de Europese landen op allerlei gebied met elkaar verweven zijn geraakt. Ook gezien de assertiviteit (om niet te zeggen agressiviteit) van Poetin is het gewenst om de Europese samenwerking in stand te houden.
Daarom is het verstandig om niet mee te gaan met uitgesproken anti-EU-geluiden zoals die door Baudet en Wilders en in het buitenland onder anderen door Le Pen geventileerd worden. Blank racisme (Baudets verheerlijking van de boreale volken) is helemaal iets waar we ons van moeten distantiëren. Dat zal hopelijk duidelijk zijn.
De christelijke partijen werden in het verleden aangeduid als rechts. Zij beriepen zich op Gods openbaring. De Nederlandse natie zagen zij als een christelijke of zelfs een protestantse natie. Dat is een heel ander spoor dan het nieuw rechts van Baudet, Wilders en andere populisten.
De kiezers van Baudet bij de Statenverkiezingen kwamen vooral weg bij de PVV en ook wel bij de VVD en het CDA. De vraag is in hoeverre hij er ook in geslaagd is om in refokring stemmen te trekken. De uitslag op Urk, waar Wilders en Baudet samen boven de 30 procent uitkwamen, kan niet los gezien worden van de relletjes kort voor de verkiezingsdatum. Over het geheel genomen is het beeld echter wel dat ook in refokring de keuze bij de stembus minder dan vroeger ingegeven wordt door principiële motieven.