Lhbtiqa+ is fictieve gemeenschap met enorme invloed, tot in klaslokaal
„Zorg voor jongeren met genderdysforie gebaat bij open gesprek” (RD 9-8), schreven Diederik van Dijk en ondergetekende deze zomer. Maar zal dat open gesprek er ooit komen? Wie heeft er iets bij te winnen?
U heeft ongetwijfeld gehoord van de lhbti-gemeenschap. De L staat voor lesbiennes, de H voor homo’s, de B voor biseksuelen, de T voor transgenders (mensen die ongelukkig zijn met hun biologisch geslacht) en de I voor intersekse (mensen met een aangeboren afwijking van de uitwendige of inwendige geslachtsorganen).
Er bestaan ook langere varianten, zoals lhbtiqa+. De Q kan staan voor zowel queer (mensen die zichzelf niet in een hokje willen plaatsen) als ”questioning” (mensen die het niet weten); de A staat voor aseksueel (weinig of geen behoefte aan seks met een ander). De + staat voor alle andere groepjes van deze bonte, immer uitdijende ‘gemeenschap’. Ik denk dat de MAP’s op termijn ook zullen toetreden (Minor Attracted Person, een persoon die zich (seksueel) aangetrokken voelt tot minderjarigen, een pedofiel of pedoseksueel dus).
Feitelijk is er van een echte gemeenschap geen sprake. Al die groepen hebben weinig gedeelde belangen. De genderactivisten komen vooral uit kringen van personen die zichzelf als transgender of queer zien. Hun gemeenschappelijke belang is om biologie ondergeschikt te maken aan genderideologie. Je mag, zo leert de ideologie, zelf kiezen wat je bent, de biologische realiteit doet er niet toe.
Zelfbevestiging
De term lhbti-gemeenschap is van vrij recente datum. Google Ngram laat zien dat het begrip ”LGBTQ community” voor het jaar 2000 nauwelijks voorkwam, vervolgens nam het gebruik ervan toe en na 2010 steeg het explosief. Dat viel samen met de massieve toename van het aantal meiden die in transitie de oplossing voor al hun problemen zagen. Problemen die voortvloeiden uit angststoornissen, trauma, depressie en autisme, maar ook uit twijfels over hun eigen seksuele geaardheid. Ze konden elkaar dankzij sociale media snel vinden en ze bevestigden elkaar in het idee dat ze „geboren waren in het verkeerde lichaam”.
Dit onwetenschappelijke concept begon in de jaren 90 van de vorige eeuw aan een opmars en verbond zich met het concept genderidentiteit. Aanvankelijk had het begrip gender slechts betrekking op mannen en vrouwen. Maar al snel kwamen daar transgenders en intersekse personen bij, gevolgd door queers en aseksuelen en nog vele andere genderidentiteiten, volgens sommigen meer dan honderd.
Het begrip genderidentiteit duikt de laatste jaren ook steeds vaker op in de wetgeving. Overal komen we het duo ”seksuele geaardheid en genderidentiteit” tegen. Beide worden gezien als aangeboren en elk kritisch geluid wordt uitgelegd als een uiting van haat. Wie vragen stelt bij meiden die zeggen trans te zijn, wordt gezien als een slecht mens. En waarom zou de lhbti-gemeenschap in gesprek gaan met slechte mensen? Daar praat je niet mee, die snoer je de mond.
De genderactivisten hebben de afgelopen vijftien jaar enorme terreinwinst geboekt. Zij maken dankbaar gebruik van de goodwill die homo’s en lesbiennes hebben opgebouwd. Maar er komt verzet uit lhb-kringen. Zo werd in 2019 in Groot-Brittannië de LGB Alliance opgericht. Deze organisatie stelt dat lesbiennes, biseksuelen en homoseksuele mannen het recht hebben om zichzelf te definiëren als ”zich aangetrokken voelen tot hetzelfde geslacht”. Dat recht wordt bedreigd door genderactivisten die verwarring scheppen tussen biologische sekse en het begrip gender. Deze activisten vinden namelijk dat heteroseksuele mannen die zich als vrouw identificeren als lesbiennes geaccepteerd en dus ook toegelaten moeten worden tot ruimtes die lesbiennes voor zichzelf gereserveerd hebben.
Nieuwe doelgroepen
De in Nederland woonachtige Bev Jackson is een van de oprichters van de LGB Alliance. Ze komt aan het woord in het boek ”Gender rebels. Kritische verhalen voor moedige meiden”: „Laatst ontmoette ik een lesbische meid van negentien die mij vertelde dat ze elke dag op school te horen kreeg dat ze „eigenlijk een jongen was”, Omdat ze op meisjes valt en zich anders gedraagt dan van meisjes verwacht wordt. Zij is sterk en gaat daar niet in mee. Maar veel lesbische tieners vinden de lokroep van een nieuwe, liefdevolle online ‘community’ waar mensen veel aardiger zijn dan hun ouders, onweerstaanbaar.” Dergelijke communities zetten deze lesbische meiden aan tot transitie.
Wat doet het onderwijs? Bieden leerkrachten tegenwicht? Op die laatste vraag is het antwoord zowel ja als nee. Leerkrachten zijn misschien alerter op pestgedrag dan vroeger, maar zij gaan veelal wel mee in de genderideologie. Daarbij krijgen ze hulp van COC Nederland. Het COC heeft een belangrijke rol gespeeld in de emancipatiestrijd van homo’s en lesbiennes. Maar die strijd is twintig jaar geleden al gewonnen, dus ging men op zoek naar nieuwe doelgroepen. Op de website lezen we: „Het COC zet zich actief in voor een diverse en inclusieve samenleving. We verbinden de regenboogbeweging en komen op voor emancipatie, acceptatie en gelijke rechten voor alle lhbti+ personen.”
Zwijgen
Paarse Vrijdag (een geregistreerd merk van COC Nederland) wordt sinds 2010 in Nederland ‘gevierd’. In 2023 deden er zo’n 1850 basisscholen en 1000 middelbare scholen en mbo’s aan mee. Op de website van het Expertisepunt Burgerschap lezen we: „Paarse Vrijdag is een jaarlijkse dag waarop leerlingen en leraren zich solidair tonen met de LHBTQIA+ gemeenschap door het dragen van de kleur paars. Het doel van Paarse Vrijdag is om inclusie en acceptatie van LHBTQIA+ personen in het onderwijs te bevorderen. Door paars te dragen, tonen mensen dat iedereen zichzelf mag zijn, ongeacht seksuele geaardheid of genderidentiteit.” Verder lezen we dat COC Nederland diverse hulpmiddelen en pakketten kan leveren. Zo is er het Astra-lespakket voor kinderen van 6 tot 8 jaar. Bij het onderdeel ”Hoe voel jij je van binnen?” kunnen de kinderen kiezen uit tien mogelijkheden: stoer, nieuwsgierig, vrolijk, verlegen, ik durf veel, creatief, somber, aardig, lief voor dieren en… tussen een jongen en een meisje.
Een open gesprek over jongeren met genderdysforie is tot op heden uiterst moeilijk gebleken, maar zwijgen is zeker geen optie, want dan worden juist die jongeren de verliezers. Moeten we trouwens niet eens serieus gaan praten over de invloed van genderideologie op de pabo’s?
De auteur is bestuurslid van De Vrije Gedachte, samensteller van het boek ”Het gender-experiment” en levenslang PSP- en GroenLinksstemmer.