Laten wij de kerk, die in een kritieke toestand verkeert, bij de Heere Jezus brengen. De Heiland maakt de dingen heel en zorgt voor eenheid die niet ten koste gaat van de waarheid.
De huidige moeiten van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) houden onder meer verband met wat de Bijbel wel en niet zegt over vrouw en ambt, over homofiele broeders en zusters en over de leer. Moeite bezorgen ook het teruglopen van kerkbezoek en ledental en het verdwijnen van gemeenten.
Deze problemen zijn allereerst geestelijk van aard. De moeite elkaar te begrijpen en offers te brengen ter wille van de ander of de moeite die we hebben met het krijgen van ambtsdragers gaat terug op geestelijke moeite. De een houdt meer van het eerste, de ander van het tweede, maar wie bekommert zich nog om het derde deel van de Heidelbergse Catechismus? Dat omvat het leven in de dankbaarheid, de verootmoediging, de toewijding en de ijver voor de kerk van de Heere. In de overgave die opbloeit uit de persoonlijke kennis van Hem die zich tot in de dood voor ons overgaf.
Kerkgeschiedenis
Bezig zijn met kerkgeschiedenis bewaart voor paniek als het in de kerk soms niet zo geweldig gaat. Er zijn immers al zo vaak van die situaties geweest, maar de Koning der Kerk heeft toch steeds weer voor Zijn gemeente gezorgd. Ze maakt ook wel wat kopschuw voor ontwikkelingen en gedachten die nieuw lijken, maar die de kerk al heel wat ellende hebben bezorgd.
Kerkgeschiedenis maakt ook actief, omdat eerdere fases laten zien dat er soms wel aangepakt en doorgepakt moet worden om de kerk in Bijbels spoor te houden. Ze maakt ook bescheiden want veel conflicten hadden meer met botsende karakters dan met botsende standpunten te maken.
Kennis van kerkgeschiedenis zou ons helpen beter met die problemen om te gaan. Dan kun je ook zien waar de christelijk gereformeerden nu eigenlijk vandaan komen. En waarom ze doen zoals ze doen.
Voor mensen die vanuit andere kerken naar de CGK komen, is die kennis van groot belang. Ik wil dat naar twee kanten uitleggen. Het is niet zo verwonderlijk dat de druk op het kerkverband, die er allang was, maar die nu versterkt is door reacties op het synodebesluit over homofilie en nog meer door plaatselijke besluiten om af te wijken van wat we samen hebben besloten over vrouw en ambt, vooral komen uit samenwerkingsgemeenten.
De spiritualiteit die eigen is aan de CGK is die van bevinding en van een prediking gericht op de vraag naar het leven in de vreze des Heeren. De spiritualiteit in kerken voortkomend uit de Vrijmaking is die van aanpakken en doorpakken en van een prediking gericht op de vraag naar het leven als gelovige. Voor mij zijn dat twee vormen van gereformeerde spiritualiteit die bij elkaar horen en elkaar in balans kunnen houden. Maar dan moet er wel sprake zijn van wederzijds begrip en nog meer van evenwichtige integratie. Volgens mij ligt daar een probleem.
Daarmee wil ik niet zeggen dat de vrijgemaakten de schuld zijn van de problemen in de CGK. Veel huidige vraagstukken waren er al voor er CGKV-gemeenten waren. Wel wil ik zeggen dat de actiegeest uit de kuyperiaanse traditie hier en daar de boventoon is gaan voeren en dat het CGK-gedeelte daar niet tegen bestand bleek. Tegelijk wil ik niet in een ”wij-en-zij-schema” terechtkomen. Door de variatie die er binnen de CGK al meer dan een eeuw is, werkt zo’n schema helemaal niet. Ik wil wel wijzen op een verschil in spiritualiteit. Als we dat niet bespreekbaar maken, verliezen we elkaar steeds verder uit het oog.
Kerkverbanden
Er is geen Bijbelse opdracht om een kerkverband te vormen. De christelijke gemeenten zagen echter, in navolging van de gemeenten uit de Schrift, al vroeg in dat het goed is met elkaar verbonden te zijn.
Het basisprincipe bij het vormen van een kerkverband was steeds tweeërlei: we treden niet in elkaars rechten, maar aan wat samen besloten wordt, houdt iedereen zich ook. Deze verbinding van vrijheid en gebondenheid gaat terug op het beginsel dat lid zijn van een kerkverband berust op vrijwilligheid. Wil je bijvoorbeeld christelijk gereformeerd zijn, dan kun je rekenen op alles waar je volgens afspraak recht op hebt, maar het is dan ook je plicht je te houden aan elke gezamenlijke afspraak.
Dit principe betekent enerzijds dat het onkerkelijk en naar mijn gedachte zondig is als je besluiten naast je neerlegt die we biddend, bij een open Bijbel en na overleg samen genomen hebben. Dit principe betekent anderzijds dat het even onkerkelijk en zondig is het kerkverband te gebruiken om een ander mijn wil op te leggen.
Het mooie van het gereformeerde kerkrecht is dat het zich kenmerkt door flexibiliteit: de manier waarop je de dingen regelt, kun je veranderen als je het daar samen over eens bent. Dit betekent gesprek en overleg, maar ook luisteren en accepteren dat het niet altijd gaat zoals ik wil. In de huidige situatie is het zo dat een kerk die zich bewust niet houdt aan afspraken die samen met anderen gemaakt zijn, zich feitelijk buiten het kerkverband plaatst.
Drie sola’s
De CGK willen gereformeerd zijn. Gereformeerd hangt nauw samen met de oude trits sola gratia, sola scriptura en sola fide.
”Sola scriptura”: de Schrift als norm en bron, tegenover de visie dat de traditie gelijk staat aan de Schrift. Onder ons lijkt het soms alsof de traditie zelfs nog hoger staat dan de Schrift.
Gereformeerd zijn betekent niet: traditionalistisch denken, maar openstaan voor verandering en vernieuwing in gebondenheid aan de Schrift. Die gebondenheid is ook het wapen tegen alles wat het gezag daarvan aantast. Gereformeerd zijn houdt ook in: gehoorzaam zijn aan de Schrift, ook als die heel anders spreekt dan wat ik wil horen en dan wat past bij de cultuur.
De leden van de CGK leven eveneens bij het beginsel ”sola fide” (alleen door het geloof). Daarin zit die rijke traditie van het leven in de vreze des Heeren, waarvan de psalmen en gezangen, maar ook de liederen uit de bundel Opwekking ons zo rijk laten zingen. Geloof is de band met Christus, het leven met God, het leven uit de Geest. Geloof is het door God gegeven middel waardoor een mens behouden wordt.
Misschien zijn we dat wel kwijtgeraakt. Het besef dat een mens behouden moet worden en zonder geloof dus verloren gaat. Gereformeerd is toch dat waarin de confessie de Schrift naspreekt, als het gaat over eeuwig leven en eeuwig sterven, over hemel en hel, over vrijspraak en oordeel.
Zeker, we kunnen zo over geloof spreken en preken, dat het onaantrekkelijk en onbereikbaar wordt, dat het onmogelijk wordt om aan behoud te denken. Wie die kant op wil, moet maar eens lezen wat de reformatorischen van de Nadere Reformatie en de puriteinen daar echt over geschreven hebben. Maar veel erger nog is het als de noodzaak van geloof niet eens meer genoemd wordt. Of dat er zoveel gesproken en gezongen wordt over hoe mooi het is dat ik geloof, dat mijn geloof meer eer krijgt dan mijn God en de vraag of ik wel het ware geloof heb niet eens meer gesteld mag worden.
Juist dit gereformeerde ”sola fide” is ongekend missionair. Daarmee moeten we vandaag veel bezig zijn. In een land waar zovelen zonder kennis van God opgroeien, waar zoveel kerken sluiten en waar zoveel gedoopte mensen afscheid van God, kerk en geloof nemen. Het is ook een land waarin het Evangelie nog vrij verkondigd mag worden en waar zoveel mensen toevlucht vinden.
Daarom hoort ons gezamenlijke speerpunt missionair te zijn. Het gaat om de oproep tot geloof en het onderwijs in geloof en de geloofsopvoeding. Kortom: de boodschap van Christus naar binnen en naar buiten. In deze situatie vraag ik mij echt af of vrouw en ambt nu het thema is dat ons verder helpt. Of dat ons missionair sterker maakt, nog los van de vraag of de Schrift ons ruimte laat voor dit thema.
En dan als derde ”sola gratia”. Dan gaat het alleen nog maar over God. Over genade. Daar is dus niets van ons bij. Juist dat zou ons in deze tijden van kerkelijke verwarring ootmoedig moeten maken. Dat er een kerk is waarin we met elkaar moeilijk kunnen doen, is te danken aan de genade van God.
Gereformeerd is niet: ”ik heb gevonden”, maar: ”ik ben gevonden”. Dan gaat het over verkiezing, over de rijkdom die in de Dordtse Leerregels beschreven wordt. Niet over de wens ooit eens gevonden te worden, maar om de zekerheid van het gevonden zijn. Die zekerheid maakt gereformeerd zijn zo aantrekkelijk en zo activerend. Dat gevonden zíjn maakt gereformeerden zo rijk en zo nederig. ‘Dordt’ spreekt zo mooi over de verschillende wegen waarlangs God mensen in die genade laat delen. Dat is de variatie in Gods gezin, een variatie die eigen is aan de gereformeerde traditie.
Lichaam van Christus
Het synodale beleid van de CGK is sinds 1892: wij ‘vrijen’ met velen, maar ‘trouwen’ met niemand. Het aantal relaties die wij op dit moment onderhouden, is dusdanig, dat het in principe mogelijk is dat binnen de termijn van twee zondagen predikanten van vier verschillende kerken voorgaan, zonder dat er één CGK-dominee bij is. Het is veelzeggend dat wij aan vele partners het hoge Woord van God toevertrouwen, maar met geen van deze partners willen trouwen. Zijn wij wel eerlijk tegenover anderen en onszelf?
Er is geen kerk in Nederland met zoveel vaste relaties als de CGK. Daarom is er ook geen kerk die zich zo zou moeten beijveren om haar jarenlange quasi-oecumenische geknutsel tot een einde te brengen en bereid te zijn het eigen kerkverband op te heffen of in ieder geval ter discussie te stellen.
Wij zijn een kerk waarin velen onderdak vonden en vinden. Een kerk die het nooit op de spits dreef, maar steeds zocht te verbinden. Een kerk die probeert hete hoofden te vermijden, maar de harten warm voor God te krijgen. Zetten wij al die dingen nu op het spel? Dat wil niemand.
Maar hoe voorkomen we dan dat we deze dingen toch verliezen? Dat werkt niet via een kerkelijke vergadering of een kerkvisitatie. Die moeten er wel zijn, maar we moeten vooral gezamenlijk luisteren naar de Schrift, bidden en spreken.
Overigens: de kerk, dat ben ik zelf. In die zin dat ik eerst maar eens naar mijzelf moet kijken. Zingen met Psalm 55 over het geroep des vijands dat mij doet beven, is niet zo moeilijk. Ernst maken met Psalm 139 en beven onder de vraag of er bij mij misschien wel een verkeerde weg is, is veel moeilijker. Maar beter voor de kerk.
En die kerk is niet een club waar wij onze experimenten op loslaten en ook niet de kluis waarin wij onze tradities bewaren, maar het levende lichaam van Christus. Het is die kerk die het in Nederland verschrikkelijk moeilijk heeft en waaraan de satan met succes lijkt te sjorren en te trekken. Het is die kerk waarin op zondag mensen zitten die zich zorgen maken over hun gemeente, die verdriet hebben over veranderingen of het uitblijven daarvan. Het is die kerk waarin ouders zitten met verdriet over kinderen die niet meer naar de kerk gaan. Daarvoor willen wij ambtsdragers, dienaren, opzieners, herders, volgelingen van de Heere van die kerk.
Laten wij deze kerk, die in kritieke toestand verkeert, bij de Heere Jezus brengen. De Heiland maakt de dingen heel en zorgt voor eenheid. Eenheid die niet ten koste van de waarheid gaat. Zonder de Heiland zijn we en gaan we allemaal verloren. Zou dat besef ons niet dichter bij Hem en bij elkaar kunnen brengen?
De auteur is hoogleraar kerkgeschiedenis en kerkrecht aan de TUA. Dit artikel is gebaseerd op zijn lezing op de landelijke ambtsdragersconferentie van de Christelijke Gereformeerde Kerken, op 30 maart in Apeldoorn.