Waarheid en leugen in de politiek
Liegen politici vaker dan doorsnee burgers? Vast niet. Wel leven ze in een glazen huis, waardoor politieke Pinokkio’s, die met de waarheid slordig omgaan, sneller opvallen. Bovendien verwachten we van ministers en Kamerleden een extra hoge morele standaard. Een introductie op het fenomeen van de politieke leugen.
Van lichte onwaarheid tot inktzwarte leugen
Bijna twee jaar geleden onthulde oud-premier Balkenende het, tijdens een lezing in Schipluiden. Ooit had hij, als minister-president, bier laten binnensmokkelen in het paleis van een emir, in één van de Golfstaten. Alles was aanwezig in dat schitterende onderkomen, behalve bier. En laat de CDA-politicus daar, ‘s avonds laat, nu net zo’n trek in hebben gehad.
Een medewerker van de Nederlandse ambassade bracht uitkomst. Hij meldde zich met een Rode Kruiskoffertje bij de poort van het paleis. Toen een wacht hem vroeg wat erin zat, antwoordde die met een stalen gezicht: „The medicine for the Prime Minister”. Waarop hij met zijn koffertje, met daarin verstopt enkele blikjes Heineken, mocht doorlopen.
Ach ja, om zó’n leugentje kunnen de meeste burgers wel grinniken. En misschien ook nog wel om de onbeholpen wijze waarop het vroegere PVV-Kamerlid De Mos probeerde recht te praten dat hij op zijn cv ten onrechte vermeld had dat hij directeur van een basisschool was geweest. Betrapt op deze leugen sputterde De Mos dat hij het weliswaar nooit was geweest, maar dat hij er wel voor gestudeerd had en het dus had kunnen zijn.
Moeizame relatie
Politici en de waarheid, ze lijken nogal eens een moeizame relatie met elkaar te hebben. Niet voor niets prijken politici in onderzoeken naar betrouwbaarheid, samen met autoverkopers, bovenaan de rij van minst vertrouwde beroepen.
En het zijn niet alleen gewone burgers die zo oordelen. Ook zelf geven politici het soms ronduit toe. „Je moet heel goed kunnen liegen. Dat hoort erbij”, zei CDA’er Ger Koopmans, nu gedeputeerde in Limburg en tussen 2002 en 2012 lid van de Tweede Kamer, ooit over zijn eigen beroep.
Over die stelling valt natuurlijk te twisten. Vast staat dat zich in de politiek regelmatig situaties voordoen waarin het lastig, ja haast onmogelijk is om niet te jokken. Zo vereist het landsbelang, vinden veel politici, dat zij zich regelmatig optimistischer uitlaten over de economische situatie dan op grond van de feiten verantwoord is. Zo van: „Als zelfs ik ga lopen somberen, daalt het consumentenvertrouwen nog sneller, en raakt onze economie nog verder in het slop.”
Een zelfde soort geval: DDR-politicus Walter Ulbricht ontkende in 1961 bij hoog en laag dat de communisten bezig waren een muur te bouwen tussen het oosten en het westen. Begrijpelijk. Had hij het toegegeven, dan zouden op het laatste nippertje nog duizenden ossi’s gepoogd hebben naar het vrije westen te vluchten.
Heel moeilijk wordt het ook als een politicus bezig is van baan te veranderen. Toegeven dat je gesolliciteerd hebt naar een nieuwe functie jaagt het geruchtencircuit aan en leidt er soms toe dat je in je oude job meteen elk gezag verliest. En dus antwoordde CDA’er Donner in 2011 –toen minister van Binnenlandse Zaken– ontkennend op de vraag of hij soms in beeld was om vice-president van de Raad van State te worden. „Ik speculeer nooit verder dan de dag dat ik leef.” Na verder aandringen door journalisten sprak de steile christendemocraat zelfs van „baarlijke nonsens”. Het jaar daarop werd hij wel degelijk in dat ambt benoemd.
Stoppen met het leiderschap van een partij is ook zo’n dingetje. Toen PvdA-voorman Bos van zijn hart geen moordkuil maakte en in een interview twijfelde of hij wel door wilde gaan als leider, werd dat meteen voorpaginanieuws. Geen wonder dat hij, toen hij in 2010 als sociaaldemocratisch kopstuk écht de benen nam en zijn vertrek achter de schermen zorgvuldig voorbereidde, in het openbaar tot de laatste dag bleef beweren dat hij bleef.
Beloften breken
Bestaat voor dit type leugens bij insiders nog wel enige clementie, het grote publiek is er snel klaar mee: draaikonterij. Nog minder begrip heeft de burger voor politici die hun verkiezingsbeloften breken. Zo beloofde VVD-leider Rutte in de verkiezingscampagne van 2012 dat elke werkende Nederlander er duizend euro bij zou krijgen, dat aan de hypotheekrenteaftrek niet gemorreld zou worden en dat er „geen cent meer” naar Griekenland zou gaan. Geen van de drie beloften wilde of kon hij in de jaren daarna gestand doen.
Maar ja, wat zijn leugens? Volgens de gangbare definitie: uitlatingen over iets of iemand waarvan de spreker weet dat ze in strijd zijn met de waarheid. Dat er bewust onwaarheden worden gedebiteerd, kan heel vaak niet worden vastgesteld, of op zijn best pas jaren later. Want was er nu eigenlijk van leugens sprake toen de Amerikaanse regering van George W. Bush beweerde dat Saddam Hoessein beschikte over massavernietigingswapens en nauwe banden onderhield met terroristen? De beschuldiging had in elk geval ingrijpende gevolgen: een slepende oorlog met Irak. Maar na die strijd werden de betreffende wapens niet gevonden.
De waarheid geweld aandoen, dat kan met woorden, maar ook met beleid. CDA-politicus Lubbers startte als jong minister van Economische Zaken in het kabinet Den Uyl (1973-1977) met maatregelen en aansporingen die veel weghadden van een leugen. Burgers moesten de kachel op 15 graden te zetten, truien aantrekken en autoloze zondagen houden. Maar Lubbers promootte dit gedrag alleen om een psychologisch schrikeffect te bereiken. In feite was er in Nederland nooit zo’n grote olievoorraad aanwezig als in die tijd. Daar had de minister nu juist zelf voor gezorgd.
Grijs gebied
Zeker, de politieke leugen kán zich hullen in een inktzwart gewaad. Zoals bij de communistische dictator Stalin, die in 1935, terwijl de collectivisatie van de landbouw miljoenen Russische levens had gekost, met droge ogen beweerde: „Het leven is beter geworden, kameraden, vreugdevoller.”
Maar niet zelden doen politici de waarheid tekort zonder bewust en keihard te liegen. In de Trouw-serie De Tien Geboden zei CU-politica Schouten: „Er ligt een grijs gebied tussen liegen en de waarheid niet helemaal recht doen, en ik merk dat in de politiek die ruimte behoorlijk wordt benut. Ook door mij, natuurlijk. Over het ene onderwerp houd je je mond en in een ander geval benadruk je juist bepaalde kanten. Soms gaat het erom wie het best kan framen: hoe prijs ik iets de hemel in, of hoe breek ik het tot op de grond toe af?”
Tja, als zelfs een oer-degelijke, calvinistische politica als Schouten het bestaan van dit ruime grijze middengebied erkent en zegt royaal te benutten, hoe moet het met andere Kamerleden en ministers dan zijn gesteld?
Is het liegen als PVV-leider Wilders zegt dat de EU een Nederlands gezin 40.000 euro kost? Het komt er dicht bij in de buurt. Is het jokken als SP-parlementariër Leijten klaagt dat het basispakket in de zorg de afgelopen tien jaar steeds kleiner is geworden? Niet meteen, want er zijn inderdaad behandelingen (rouwverwerking) en medicijnen (maagzuurremmers) uit het pakket gehaald. Maar wat Leijten gewoonlijk niet vermeldt, is dat er ook medicijnen (zoals een duur middel tegen taaislijmziekte) bij zijn gekomen.
Nog een voorbeeld. „Het is Sinterklaas bij Rutte III… voor de belastingontwijkers”, twitterde PvdA-leider Asscher op 5 december in reactie op het nieuws dat Nederland in Europa nog altijd dwars ligt bij het aanpakken van belastingontwijking. Maar is het beleid dat van Nederland een belastingparadijs maakt, niet mede een uitvloeisel van –zoals CDA-Kamerlid Omtzigt meteen twitterde– maatregelen van de vorige regering, ook wel het kabinet-Rutte-Asscher genaamd?
Nepnieuws
De geest van Pinokkio waart rond op het Binnenhof. Zeker nu populistische partijen in opmars zijn en politici, met de Amerikaanse president Trump als voorbeeld, ontdekken dat grossieren in nepnieuws en het presenteren van „alternatieve feiten” electoraal niet verkeerd hoeven uit te pakken.
Nee, burgers houden, zeggen zij, niet van liegende politici, maar volksvertegenwoordigers en bestuurders komen er op verkiezingsdagen vaak wel prima mee weg. Schaadde het Rutte dat hij drie verkiezingsbeloften schond? Bij de laatste Kamerverkiezingen werd zijn VVD desondanks weer de grootste.
Nu ja, soms komt boontje wel om zijn loontje. Bijvoorbeeld in het geval van uitgesproken criminele leugens. Zo werd de Franse oud-president Chirac eind 2011 strafrechtelijk veroordeeld omdat hij als burgemeester van Parijs louter denkbeeldige banen toebedeelde aan vrienden, familie en bekenden, ten laste van de overheid.
Of als het fabuleren zulke grenzeloze vormen gaat aannemen als in 2012 bij PvdA-Kamerlid Leerdam. Die meldde tegenover journalist Lex Uiting het „schandalig” te vinden dat straatterrorist Jael Jablabla vervroegd zou worden vrijgelaten en dat hij deze kwestie al had aangekaart bij zijn fractiebestuur; niet beseffend dat de figuur Jablabla in het geheel niet bestond. Leerdam restte niet anders dan beschaamd zijn Kamerzetel op te geven.
Binnen de politiek heeft jokkebrokkerij met name consequenties als ministers het parlement verkeerd of bewust onvolledig informeren. Dat was, is en blijft een politieke doodzonde, zoals de VVD’ers Opstelten en Van der Steur en Hennis in de achterliggende twee jaar tot hun eigen schade ondervonden.
„Belubberen” veranderde in „leugens, leugens!”
Of in de politiek meer gelogen wordt dan vroeger, valt niet gemakkelijk vast te stellen. Zeker is dat het wóórd leugen aan het Binnenhof vaker valt dan in het verleden. „Leugens, leugens!”, riep CDA-Kamerlid Verhagen in 2003 tijdens het debat over de mislukte formatiepoging van CDA en PvdA vanuit zijn Kamerbankje richting de aan het woord zijnde PvdA-leider Bos. En PVV-voorman Wilders peperde het zijn gehoor in het debat over de regeringsverklaring van Rutte III bij herhaling in: „Deze premier is een politieke oplichter, de grootste leugenaar die Nederland ooit gekend heeft.” Niemand kijkt ervan op, niemand grijpt in.
Dat zou in het verleden niet zijn voorgekomen. Tot 2001 hield de Kamervoorzitter nog streng de hand aan het zogeheten parlementaire taalgebruik. Noemde een Kamerlid iets ”lulkoek”, dan kwam dat in het stenografisch verslag terecht als ”nulkoek”.
En CPN-Kamerlid Wagenaar kreeg in 1952 van Kamervoorzitter Kortenhorst te horen dat „een Nederlandse minister-president nooit leugens verkoopt”. Jawel, een premier kan dingen zeggen die „verkeerd zijn weergegeven”, die misschien „onjuist” zijn of –als het dan per se gezegd moet worden– „in strijd zijn met de waarheid”. Maar liegen doet een bewindsman niet.
Met het schrappen van het zogeheten lijkenregister (de lijst met uitdrukkingen die uit het stenografisch verslag verwijderd zijn) kwam zestien jaar geleden een einde aan de gewoonte van versluierend taalgebruik. Zorgde in de jaren tachtig PvdA-Kamerlid Van Dam nog voor de nodige ophef toen hij –met het oog op de misleidende vaagtaal van CDA-premier Lubbers– de term ”belubberen” introduceerde, tegenwoordig lachen we om zo’n woordspeling.
Met alle gevolgen van dien. Want het mag dan hypocriet lijken in de vergaderzaal van de Tweede Kamer het woord ”leugenaar” te vermijden, de andere kant van de zaak is dat het elkaar frequent publiekelijk en ongeclausuleerd van leugens beschuldigen, het imago van de politiek als één grote firma List & Bedrog onmiskenbaar versterkt.
Liegen alsof het gedrukt staat
Over waarheid en leugen in de politiek zijn in het verleden rake en grappige dingen gezegd. Enkele opmerkelijk uitspraken:
„De waarheid in de politiek is iedere bewering waarvan niet kan worden bewezen dat ze gelogen is.” - Antony Jay, Britse co-auteur van de populaire comedyserie Yes Minister
„Politiek is liegen alsof het gedrukt staat, en als het dan gedrukt staat zeggen dat het gelogen is.” - bron onbekend
„Een politicus spreekt alleen maar de waarheid als hij een andere politicus een leugenaar noemt.” - Harvey Kurtzmann, Amerikaans cartoonist
„Mensen zeggen altijd: Jij bent artiest, vertel eens een grap, en nooit: Jij bent politicus, vertel eens een leugen.” - bron onbekend
„Een afspraak met een CDA’er is als een scheet in een netje.” - de vroegere PvdA-voorman Jaap Burger
„Liegen mag niet. Maar eerlijkheid is niet hetzelfde als de hele waarheid vertellen.” - de vroegere CDA-spindoctor Jack de Vries
„Wat is de waarheid? Ik sta voor de politieke werkelijkheid van mijn minister.” - Anne Marie Stordiau, oud-directeur voorlichting van het ministerie van Justitie
serie Waarheid & leugen
Dit is het eerste deel in een serie artikelen over hoe politici omgaan met dilemma’s rond waarheid en leugen.