Christenhomo doorbreekt na lange weg het zwijgen
Jarenlang gaan ze eenzaam hun weg. Uiteindelijk doorbreken Peter en Robert elk het zwijgen over hun homoseksuele geaardheid. Beiden ervaren het als een opluchting dat ze hun geheim met anderen hebben gedeeld. Bewust kiezen ze voor een leven zonder relatie. Robert: „Het gaat tegen mezelf in, maar de Bijbel is er duidelijk over.”
Op de lagere school merkt Robert dat hij anders is dan klasgenoten. „Als kind voelde ik me gelukkig. Maar ik was altijd wel een beetje alleen, herkende me niet in andere jongens. Ik leefde veel in een fantasiewereld”, vertelt de dertiger in de woonkamer van zijn rijtjeshuis.
Na het reformatorisch voortgezet onderwijs volgt Robert een openbare beroepsopleiding. Daar lopen soms jongens hand in hand. „Toen ik dat zag, ging er een lampje bij me branden. Hoewel ik vanaf mijn 14e al wel wist dat ik anders was, ging ik nu over de consequenties ervan nadenken.”
Vanaf het moment dat het echt tot hem doordringt dat hij homoseksueel is, voelt Robert zich ongelukkig. „Ik zocht er alleen een weg in, ben nogal een doe-het-zelver.” Zijn ouders merken dat hij niet goed in zijn vel zit. Als ze na enige tijd vragen wat er aan de hand is, speelt hij open kaart. „Natuurlijk vonden ze het moeilijk, maar ze lieten merken dat ze van me bleven houden.”
Vele jaren weten alleen zijn ouders en –vanaf een later moment– z’n zussen en broers van Roberts geaardheid. Op zijn achttiende gaat hij op zichzelf wonen. Hij is druk met zijn opleiding en stage en later het werk in een winkel. Verder leeft hij in een isolement. „Ik trok me helemaal terug.”
Geruime tijd denkt Robert: Als ik mijn gevoelens ver weg stop, veranderen ze misschien. Een paar keer heeft hij contact met een meisje, onder meer via een datingsite. Tot een verkering komt het niet. „Er ontstond al snel kortsluiting. We konden met elkaar praten, maar verder niks. Ik werd er heel ongelukkig van.”
Verstoppertje
In gesprekken vermijdt Robert thema’s zoals relaties en homoseksualiteit. Maar gaandeweg krijgt hij steeds vaker de vraag of hij niet toe is aan verkering. Als hij na jaren een andere baan krijgt en verhuist, loopt hij vast. „Ik was een periode erg druk geweest en kampte met depressieve gevoelens. De rek was eruit.”
Robert stelt zichzelf de vraag: Blijf ik verstoppertje spelen of doorbreek ik het zwijgen? Hij kiest voor het laatste, al is hij bang voor negatieve reacties. Met moeite vertelt hij onder anderen zijn collega’s bij het christelijke bedrijf waar hij werkt dat hij op mannen valt. „De meesten hadden het niet verwacht. Ik was bang voor negatieve reacties waar ik niet tegen bestand zou zijn, maar die kwamen niet. Het luchtte me enorm op dat ik open kaart had gespeeld.”
In de loop der jaren verandert zijn kijk op homoseksualiteit. „Jarenlang dacht ik dat het fout is dat ik homo ben. Intussen werd ik er iedere dag mee geconfronteerd, en dat hield ik niet vol. Voor m’n gevoel was ik niemand. Nu zie ik een verschil tussen bijvoorbeeld gierigheid en homoseksualiteit. Bij het eerste kun je er iets aan doen om het te veranderen, maar ik kan mezelf als homo niet veranderen. Ik moet het doen met wie ik ben. Ook voor mij geldt dat ik m’n naaste moet liefhebben als mezelf. Soms vind ik het verdrietig dat ik homo ben, maar het is niet onoverkomelijk.”
Psalm 139
Het geloof in God geeft Robert houvast. „David zegt in Psalm 139: Uw ogen hebben mijn ongeformeerde klomp gezien. God doorgrondt en kent mij. Hij is de Alwetende. Dat beseft helpt mij. Wij mensen zijn zonder uitzondering zondig. God is dat niet. En Zijn beloften zijn universeel. Zo krijg ik vanuit de Bijbel licht in donkere periodes.”
Mensen die weten dat hij homo is, stellen Robert geregeld de vraag hoe hij over een relatie denkt. Hij vindt dit een moeilijk onderwerp en zoekt naar de juiste woorden. „Ik weet dat een relatie niet volgens de Bijbel is, maar het gaat wel enorm tegen mezelf in. Ik wil ook graag liefhebben en geliefd worden.”
Gesprekken met een contextueel therapeut helpen hem in een periode met depressieve klachten om uit een negatieve spiraal te komen. „Ik heb geleerd een gezonde zelfwaardering te hebben. Het is belangrijk dat ik goed voor mezelf zorg, m’n huis opgeruimd houd, een lekker kopje koffie zet en daarvan geniet en mezelf af en toe een schouderklopje geef. Dat helpt me om in balans te zijn.”
Blij is hij met de komst van de organisatie Hart van Homo’s in 2016 (zie kader). Eens per maand neemt hij deel aan een Bijbelstudiegroep van deze christelijke club. Die wordt geleid door Herman van Wijngaarden, auteur van ”Oké, ik ben dus homo”. „Het helpt me dat ik merk dat ik niet alleen ben.”
De Bijbelstudies, onder meer over een aantal psalmen, gaan niet over homoseksualiteit, maar vaak ligt er wel een link met het onderwerp. „Bijvoorbeeld als de vraag aan de orde komt: Hoe kijkt God naar ons en hoe kijken wij naar God, in relatie tot onze wensen en verlangens? Ik knap ervan op als ik zulke vragen met andere homo’s kan delen.”
Haantje de voorste
Ook Peter, verpleegkundige in een ziekenhuis, bezoekt deze Bijbelstudiegroep. Hij komt rond z’n veertiende tot de conclusie dat hij anders geaard is, mede na lessen over seksualiteit in het reformatorisch voortgezet onderwijs. „Ik merkte dat jongens van mijn leeftijd veel meer bezig waren met meisjes dan ik. Het seksuele aspect vond ik juist bij jongens interessant.”
De ontdekking dat hij homoseksuele gevoelens heeft, noemt de twintiger „heel heftig. Ik was altijd bij de hand, haantje de voorste, maar ineens werd ik onzeker en terughoudend in het contact met anderen. Tijdens een voorlichtingsbijeenkomst met een hulpverlener van Eleos, in de derde klas, kwam homoseksualiteit nadrukkelijk ter sprake. Ik zat er middenin en dacht dat iedereen het aan me merkte, hoewel dat niet zo was. Heel moeilijk.”
Uit angst dat anderen hem niet zullen accepteren, zwijgt hij jaren over zijn geaardheid. „Ik voelde mezelf zondig en slecht.” Rond zijn negentiende neemt hij als eerste een vriendin in vertrouwen. „Het was niet gepland, maar toen het ter sprake kwam, draaide ik er niet omheen.”
Andere status
In zijn familie bespreekt hij het als eerste met een broer die niet meer thuis woont. Zijn ouders en andere broers en zussen informeert hij pas als hij 23 is en op zichzelf woont. „Mijn ouders hadden het wel een beetje verwacht. Ze reageerden lief en betrokken. Daar was ik blij mee. Wel merk je dat je ineens een andere status hebt in de familie, als je niet langer de schijn ophoudt dat je heteroseksueel bent. Iedereen moet weer even aftasten hoe ze nu met je omgaan. Dat gaat gelukkig goed.”
Gaandeweg geeft Peter in bredere kring –onder meer op zijn werk– openheid van zaken, waarbij de reacties altijd meevallen. Voor hemzelf is zijn seksuele gerichtheid elke dag aanwezig. „Het doordrenkt je leven.” Mede door gesprekken met een maatschappelijk werker en later een psycholoog van Eleos vindt hij meer evenwicht. „Homoseksualiteit hoort bij mij, maar het beheerst me niet. Het is er gewoon.”
Hoewel hij het soms moeilijk vindt alleen te wonen, ziet hij er ook voordelen van. „Ik heb meer vrijheid dan iemand die getrouwd is en kinderen heeft. M’n werk doe ik met plezier en ik heb goede vrienden. Relaties met familieleden en vrienden zijn verdiept nadat ik hun over mijn homoseksualiteit heb verteld. Als je zo iets heel persoonlijks met anderen deelt, krijg je er ook iets voor terug.”
Herkenning
Hart van Homo’s voorziet voor Peter in een behoefte. „In de Bijbelstudiegroep vinden we herkenning en voelen we elkaar aan.” Zowel Peter als Robert onderkent de mogelijkheid dat er in zo’n groep een verliefdheid zou kunnen ontstaan. Dat is voor hen echter geen reden om er niet naartoe te gaan.
Robert: „Het is belangrijk dat je visie op relaties helder is en dat je redelijk in balans bent als je andere homo’s ontmoet. Dan kun je zonder spanning bij elkaar zijn. Dat verschilt niet zo veel van hetero’s. Bij heterostellen zie je vaak dat het fout gaat als een van beiden niet in balans is. Op zo’n moment zoekt hij of zij eerder geluk en liefde bij een ander.”
Peter: „Je moet alert zijn en er open over praten als je zou merken dat je verliefd wordt. Maar een verliefdheid kan overal ontstaan, ook buiten zo’n groep. Belangrijk is de reden waarom we elkaar ontmoeten: Bijbelstudie doen. Dat sluit andere doelen uit.”
Voor Peter is het duidelijk dat de Bijbel geen ruimte biedt voor een homoseksuele relatie. „Het geloof is belangrijk voor me en geeft me steun. Het leven hier is tijdelijk, terwijl het leven dat hierna komt oneindig is. Dat besef helpt me om problemen te relativeren.”
Robert en Peter heten in werkelijkheid anders. Dit is het eerste deel van een tweeluik over homoseksualiteit. Donderdag deel 2: ouders en familie rondom mensen met een andere geaardheid.
Bijbelstudie met Hart van Homo’s
Het ondersteunen van christelijke homojongeren. Dat is het doel van Hart van Homo’s. De organisatie ging vorig jaar juni van start op initiatief van onder anderen Herman van Wijngaarden, die homo is en zich binnen de Hervormd-Gereformeerde Jeugdbond (HGJB) al vele jaren met het thema bezighoudt. In het bestuur in oprichting zitten leden uit de Protestantse Kerk in Nederland, de Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt.
De organisatie belandde direct na de start in onrustig vaarwater. Een Kamermeerderheid riep minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) ertoe op de subsidie voor Hart van Homo’s stop te zetten. Reden was dat de initiatiefnemers geloven dat God homo’s die Jezus willen volgen „ertoe roept om geen seksuele relatie aan te gaan met iemand van hetzelfde geslacht.” Over het afbouwen van de subsidie trof de organisatie uiteindelijk een schikking met de minister.
Inmiddels richt Hart van Homo’s, dat op korte termijn een officiële stichting moet zijn, zich volop op haar kernactiviteiten. Via e-coaching zijn er contacten geweest met zo’n vijftien orthodox-christelijke jongeren, zegt Van Wijngaarden. Zij kwamen met vragen zoals: Aan wie vertel ik dat homoseksueel gericht ben, of: Hoe kijkt God tegen mij aan? „Maar vooral merken we dat ze het belangrijk vinden dat ze hun verhaal kwijt kunnen.”
In januari ging een Bijbelstudiegroep van start onder leiding van Van Wijngaarden. Deze telt negen deelnemers, onder wie één vrouw, in de leeftijd van 17 tot 30 jaar. „Ik houd niet van zomaar een praatgroep. Het gaat over het geloof. Dat is de basis waarop je allerlei keuzes in je leven maakt. In een van de tien Bijbelstudies komt homoseksualiteit specifiek aan bod, in de andere gebeurt dat indirect.”
Van Wijngaarden merkt dat de deelnemers het „een verademing” vinden om met andere homo’s aan Bijbelstudie te doen. „Sommigen zitten ook op een kring in hun kerk. Een van hen zei: Als ik daar voorzichtig iets probeer te zeggen over mijn homo-zijn, kijkt iedereen me met grote ogen aan. Ze weten er geen raad mee. In de groep die wij hebben vinden de deelnemers herkenning.”
Van Wijngaarden verwacht dat er in april of mei een tweede Bijbelstudiegroep van start gaat met gemiddeld iets oudere deelnemers. Ook wil de organisatie voor de zomer een weerbaarheidstraining aanbieden. Op de planning staat eveneens een achterbandag. „We gaan dan in gesprek met ambtsdragers en gemeenteleden die in hun kerk een veilige omgeving voor homo’s willen bieden. Daarnaast willen we een cursusavond organiseren voor leidinggevenden in het jeugdwerk.”
Aandachtspunt voor de organisatie is ook het werven van financiële steun vanuit de kerken. „We merken dat we in een behoefte voorzien. Nu we geen subsidie meer krijgen, zijn we afhankelijk van bijdragen uit de achterban om ons werk ook na dit jaar te kunnen blijven doen.”
„Aandacht in de kerk van belang”
Het is belangrijk dat er in de kerk aandacht is voor homo’s en lesbiennes, vinden Robert en Peter, beiden lid van een reformatorische kerk. Zelf hebben ze uiteenlopende ervaringen met onder meer pastorale zorg en voorbede in een kerkdienst.
In zijn vorige kerkelijke gemeente had Robert goed contact met een ouderling en een pastoraal werker. „Het onderwerp was bespreekbaar en er werd naar me geluisterd.” Wel noemt hij de opmerking van een ambtsdrager dat een homo kan trouwen met iemand van het andere geslacht als er voldoende geestelijke herkenning is „vrij ver gezocht. Dat lijkt me erg complex.”
Toen Robert zich vorig jaar na een verhuizing bij een andere kerk aansloot, merkte hij bij de ambtsdragers verlegenheid met het onderwerp. „Ze zeiden dat ze er niet eerder mee te maken hadden gehad en wisten er niet goed raad mee. Maar ik weet zeker dat ik niet de enige homo in de gemeente ben. Ik heb nog maar één keer bezoek van de ouderling gehad, dus verder heb ik er nog niet over kunnen praten.”
Bij enkele bevriende gemeenteleden is het onderwerp bespreekbaar. „Een van hen zei: „Je bent gewoon Robert. Als je het erover wilt hebben is het goed, en anders is het ook goed.” Op die manier voel ik me gewaardeerd en gerespecteerd. Dat lijkt me voor iedereen belangrijk in contact met anderen.”
Toen Peter aan zijn predikant vertelde dat hij homo is, ervoer hij openheid en begrip. „Ook tijdens een huisbezoek is het aan de orde geweest. De moeite van homoseksualiteit werd erkend. Ook wezen de ambtsdragers op alle zonden die ermee gepaard kunnen gaan. Ik vind dat er bij dit onderwerp in de kerk wel eens te snel op allerlei uitwassen zoals de Gay Pride wordt gewezen. Daardoor krijgt het een extra negatieve lading.”
Peter vindt het positief dat er in zijn gemeente een jongerenavond met een spreker over homoseksualiteit is gehouden. Op die avond las iemand ook een –anoniem– ervaringsverhaal van een jongere voor. „Toch is er volgens mij nog meer openheid nodig. Er zijn nog steeds jongeren die het moeilijk vinden om ermee naar buiten te komen, uit angst voor negatieve reacties. Misschien kunnen ambtsdragers jongeren wat actiever benaderen als ze weten dat dit speelt en informeren hoe het met hen gaat.”
Peter en Robert wijzen ook op het belang van voorbede voor homo’s en lesbiennes. Peter zegt dat dit in zijn gemeente wordt gedaan en dat hij dit als positief ervaart. In Roberts kerk wordt er soms gebeden voor alleenstaanden en voor mensen die een kruis hebben te dragen. „Ik ben ook alleenstaand. Toch zou ik graag zien dat homoseksualiteit expliciet wordt genoemd. Als dat niet gebeurt, heb je het idee dat het onder het vloerkleed wordt geschoven. En spreek dan niet over mensen die ermee worstelen, maar die ermee te maken hebben. Anders klinkt het meteen zo zwaar.”