Romeinen 8:32
„Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?”
Ik ken geen beter voorbeeld van wat de houding van een gelovige in bittere tijden zou moeten zijn dan dat van de vader van Richard Cameron. Deze oude gelovige zat in de gevangenis „om het Woord Gods, en om de getuigenis van Jezus Christus” (Openbaring 1:9). Het bloedende hoofd van zijn zoon, die de marteldood gestorven was, werd naar hem toegebracht door zijn wrede vervolgers, en ze vroegen hem met een spottende lach of hij dat hoofd kende. „Ik ken het, ik ken het”, zei de vader, terwijl hij het verminkte voorhoofd van zijn blonde zoon kuste. „Het is het hoofd van mijn zoon, van mijn eigen lieve zoon! Het is van de Heere. De wil van de Heere is goed. Hij kan mij of de mijnen geen kwaad doen, maar Hij zorgt dat het goede en de weldadigheid ons volgen alle dagen van ons leven. Het is wijze tucht. Degene die haar uitvoert is de alleen wijze God.”
Wat een diepe wijsheid moet er dan liggen in alles wat Hij doet! Hij weet precies wat we nodig hebben en hoe het gegeven moet worden. Hij weet wat voor kwaad er in ons te vinden is en hoe dit het beste verwijderd kan worden. De manier waarop Hij ons onderwijst en oefent, is niet willekeurig. Hij doet dit met uitzonderlijke vaardigheid.
Horatius Bonar, predikant in Edinburgh (”Vaderlijke kastijding”, 1847)