Joodse volgelingen van Jesjoea
De Joodse gemeenschap in Nederland werd door de nazi’s gedecimeerd en getraumatiseerd. De weinige Joodse christenen weten zich in dubbele zin een onbegrepen minderheid: onder hun volksgenoten en binnen de veelheid aan kerken waartoe ze behoren. Zoekend gaan ze hun weg.
De dunne zon die door het wolkendek breekt, verandert de Dam van een guur oord in een vrolijk plein. Zelfs de duiven lijken ervan te genieten. Voor de kraam waar Dogs & Burgers zijn te krijgen, plaatst Asaf Pelled (39) zijn whiteboard. Op advies van Ben, die hem vandaag vergezelt, schrijft hij in het Hebreeuws het slot van Spreuken 30 vers 4 op het bord. ”Hoe is de naam van Zijn Zoon, zo gij het weet?”
De vraag sluit naadloos aan bij de felkleurige Hebreeuwse tekst op de zwarte trui die de mannen dragen. ”Wie is Hij?” vertaalt Pelled. De linkermouw van het kledingstuk toont een davidsster en de letters CWI, afkorting van Christian Witness to Israël. Deze in 1842 opgerichte organisatie kwam voort uit de zendingsreis van de Schotse predikant Robert Murray McCheye en enkele collega’s naar Palestina, drie jaar eerder, en houdt zich bezig met Evangelieverkondiging onder de Joden. Voor ze aan hun werk beginnen, gaan de mannen in gebed. Om God te vragen om belangstelling onder Joodse voorbijgangers, goede gesprekken en de kracht van de Heilige Geest. Toeristen kijken verbaasd toe. Het draaiorgel aan het begin van de Kalverstraat speelt ”Zie ginds komt de stoomboot”.
Puriteinen
De tekst op het bord zorgt voor een natuurlijke selectie. Bert en kameraad Wim raken in gesprek met twee jonge Israëlische toeristen die verwonderd luisteren naar de Nederlanders die meer van de geschiedenis van hun volk weten dan zij zelf. Pelled maakt een stel met wollen mutsen op het hoofd duidelijk wat de tekst op het bord heeft te betekenen. Van Jahweh, de God van Israël, komt hij bij Jesjoea, de Messias voor Israël.
De inwoner van Ede groeide op in een seculiere kibboets in Israël, als zoon van een atheïstische Israëli en een van huis uit evangelische Nederlandse moeder. Het lezen van een Hebreeuws Nieuwe Testament was het begin van de grote verandering in zijn leven. Door de verhuizing naar Nederland in zijn tienerjaren kwam hij in contact met zowel evangelische als reformatorische christenen. Tijdens de studie Godsdienst Pastoraal Werk aan de CHE ontdekte hij via internet de puriteinen. „Bij hen vond ik een mix van evangelicale blijdschap en gereformeerde diepgang.”
In 2007 trad hij in het huwelijk met Janet, afkomstig uit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Door de baptistische overtuiging van Asaf maakten ze de overstap van de gereformeerde gemeente in Ede naar de reformatorische baptistengemeente in Overberg. „Ik heb nog altijd goed contact met het Deputaatschap Israël van de Gereformeerde Gemeenten, al denken we op onderdelen verschillend.”
Thuiskomen
Sinds 2016 is Pelled in dienst van CWI, nadat hij als vrijwilliger een periode voor Jews for Jesus had gewerkt. Vanaf zijn bekering weet hij zich geroepen tot de verkondiging van het Evangelie onder zijn volk. „Het voelde als thuiskomen toen ik daarmee begon.” Om bekendheid aan het werk te geven, houdt hij spreekbeurten in kerkelijke gemeenten door het hele land.
De medewerker van CWI evangeliseert op de Dam en andere plaatsen waar hij Joden kan ontmoeten, ook buiten de hoofdstad. Om het gesprek aan te kunnen gaan met orthodoxe Joden, bestudeert hij de laatste jaren intensief de Talmoed.
Het aantal Joodse christenen in Nederland wordt op hooguit 750 geschat. Een onderzoek uit 2010, uitgevoerd in opdracht van Hadderech (zie ”Belijders van de Weg”), wees uit dat ruim een kwart van de 48 geënquêteerden niet tot een kerk behoorde. De rest was verspreid over alle mogelijke denominaties. Een klein aantal Joodse christenen bezoekt de diensten in een synagoge, doorgaans zonder dat de overige bezoekers weten dat ze Jezus als de Messias erkennen.
„Het is een verbrokkeld en kwetsbaar geheel”, constateert Pelled. „Wat allen gemeen hebben, is het gevoel van verbondenheid met het Joodse volk.” Dat doortrekt ook zijn eigen denken. „De kern van het christendom is het aloude Evangelie van verzoening door het kruis en de opstanding van Jezus, maar we mogen daarbij niet vergeten dat Hij behalve de Zoon van God de Koning van de Joden is. Israëls hoop en toekomst.”
Jeruzalemstraat
Voorzitter van Hadderech is oud-verpleegkundige Thea Ornstein (74) uit Amstelveen. Haar grootvader Gottlieb Ornstein, een orthodoxe Jood, reisde van Roemenië naar Rotterdam met de bedoeling naar Amerika te emigreren. Het liep anders. Door de ontmoeting met de Joodse evangelist Joseph Zalman, actief voor de Nederlandsche Vereeniging voor Zending onder Israël genaamd Elim, kwam hij tot geloof in de Messias. Hij werd gedoopt in de Amsterdamse Zionskapel, door de Duits-Joodse predikant A. C. Adler, en kreeg toen de naam Johannes erbij.
„Hij huwde een niet-Joodse Nederlandse vrouw”, vertelt Thea. „Mijn vader, ook een Gottlieb Johannes, was hun oudste kind. Toen hij zeventien jaar was, overleed mijn opa en nam hij de zorg voor het gezin op zich. Van Amsterdam kwamen ze via Den Haag in Rotterdam terecht. Daar is mijn vader getrouwd en ben ik opgegroeid. In de Jeruzalemstraat, beter hadden mijn ouders het toch niet kunnen uitzoeken?”
Hoewel de Joodse ambtenaar van de gemeente Rotterdam zich loyaal inzette binnen de christelijke gereformeerde kerk van Rotterdam-Kralingen, daar zelfs ouderling en scriba was, verloochende hij zijn afkomst niet. „Met Kerst vertelde hij ons waarom de Joden Chanoeka vieren; met Pasen kwam Pesach ter sprake. Tal van jaren is hij lid geweest van het christelijke gereformeerde deputaatschap Kerk en Israël, later werd hij ook bestuurslid en secretaris van Hadderech. Hij onderhield contacten met een brede kring van Messiasbelijdende Joden uit binnen- en buitenland. Het kon zomaar gebeuren dat er ’s morgens een gast aan tafel zat die ’s nachts had aangeklopt.”
Wortels
Ze deed belijdenis in de kerk van haar jeugd en trouwde met een lutherse man. „Na de geboorte van ons eerste kind zijn we naar Amsterdam verhuisd. Ook daar gingen we naar de christelijke gereformeerde kerk.”
Sinds haar scheiding, twintig jaar geleden, bezoekt ze de diensten met belangstellenden in de Engelse Kerk aan het Begijnhof in Amsterdam. In de christelijke gereformeerde kerk van de hoofdstad voelt ze zich niet meer thuis. „Het is me daar allemaal te vrij, en in de prediking hoor je niets over de Joodse wortels van de kerk. Er wordt zelfs niet voor Israël gebeden. Dat gebeurde in de christelijke gereformeerde kerk van mijn jeugd wel, op een heel warme manier. Er was oog voor de plaats van Israël en de toekomst van het Joodse volk. Ik zie nóg hoe bij mijn vader de tranen over de wangen liepen als daarover werd gesproken.”
Van een bezoek aan de synode van de Protestantste Kerk, enkele jaren geleden, kwam ze lamgeslagen terug. „De Hervormde Kerk toonde nog betrokkenheid op Israël; de situatie in de PKN is dieptreurig. Over de Bijbelse betekenis van Israël wordt niet gesproken; de insteek is uitsluitend politiek en dan ook nog heel eenzijdig. Daar word ik ontzettend verdrietig van. Mijn voortdurend gebed is dat de kerk terugkeert naar haar bron en dat ik een plek vind waar ik me weer thuis voel.”
Frits de Zwerver
De Joodse ouders van Joop Akker (63), publieksarchivaris en collectiebeheerder bij archief Eemland, kwamen in de Tweede Wereldoorlog tot geloof door hun verblijf bij protestantse christenen. Zijn moeder zat anderhalf jaar ondergedoken bij ds. F. Slomp, in het verzet bekend als Frits de Zwerver. „Mijn ouders vonden elkaar in 1954 bij Hadderech. Ze gingen in Amersfoort wonen en werden lid van de gereformeerde kerk.”
Vanwege de toenemende negatieve houding van de Gereformeerde Kerken ten opzichte van Israël verliet het gezin de gemeente. „Mijn vader was toen al overleden, mijn moeder heeft zich nooit meer bij een kerk aangesloten.” Joop leerde door zijn studie in Wageningen de evangelische studentenvereniging Ichthus kennen. „Daar kwam ik tot persoonlijk geloof.”
In de jaren die volgden, werd hij zich steeds meer bewust van zijn Joodse achtergrond en identiteit. Na een kerkelijke zwerftocht kwam hij bij een evangelische gemeente in Baarn terecht. „Daar vond ik een zeker zicht op Israël. In die gemeente leerde ik ook mijn vrouw kennen. Na ons trouwen sloten we ons aan bij de dichtstbijzijnde kerk, een hervormde wijkgemeente in Amersfoort.”
Vergeleken met andere landen staan de kerken in Nederland nog altijd relatief positief tegenover Joden, vindt de inwoner van Amersfoort. „Naarmate de vervangingstheologie prominenter aanwezig is, neemt bij Joodse christenen het gevoel van vervreemding ten opzichte van het christendom toe en groeit de neiging zich naar de synagoge te wenden. Of volledig terug te keren tot het jodendom, met verloochening van de Messias. Daar kregen we helaas ook bij Hadderech mee te maken.”
Messiaans verlangen
Bekeringen van het jodendom naar het christendom komen in Nederland zelden voor. „Mijn ouders kregen veel mensen over de vloer die Joods waren opgevoed en Jezus bewust als de Messias hadden aanvaard”, zegt Thea Ornstein. „Dat maken we vandaag niet meer mee.” Vrijwel niet, nuanceert Asaf Pelled. „De laatste tien jaar zijn hier bij mijn weten drie Joodse mensen tot geloof gekomen. Een van hen is kort daarna overleden, de tweede is naar Israël geëmigreerd, de derde naar Amerika.”
Christen worden staat voor veel Joden gelijk aan het opgeven van de eigen identiteit, weet de evangelist van Christian Witness to Israël. Zeker binnen de door de Sjoah gehavende Joodse gemeenschap in Nederland. Bij Israëlische Joden bespeurt hij veel meer belangstelling, zelfs als ze beweren atheïstisch te zijn. „Je kunt afstand willen doen van het jodendom, het jodendom neemt geen afstand van jou. De gedachte dat we als Joden geroepen zijn tot hoger zaken, ten diepste een messiaans verlangen, leeft heel breed.”
Zelf wil hij het Jood zijn niet verheerlijken. Wel hecht hij aan de Joodse traditie als onderdeel van zijn etniciteit. „Daarom komen bij ons op vrijdagavond de sjabbatkaarsen en de challa-broden op tafel en vieren we de Bijbelse feesten, als een vorm van zichtbare catechisatie. Ik vertel mijn kinderen over de oorsprong ervan en hoe ze in Jezus tot vervulling zijn gekomen.” Afgezien van Pasen zeggen de christelijke feesten hem veel minder. „Omdat een Bijbelse basering ontbreekt, en door mijn achtergrond. Mijn opa en oma, afkomstig uit Oost-Europa, herinnerden zich nog goed dat de kerken in Moldavië juist rond de christelijke feestdagen opriepen tot pogroms, een geweldsuitbarsting tegen Joden.”
Chanoeka
In de woning van Thea Ornstein wijst alleen een wandbord met daarop Shalom en een tekst uit Jesaja 2 op de etnische achtergrond van de bewoonster. De Joodse identiteit zit naar haar overtuiging vooral in dat wat niet wordt gezien. „Mijn hele denken is Joods. Ik ben geabonneerd op het Nieuw Israëlietisch Weekblad, lees graag boeken van Joodse schrijvers, ga vaak naar Israël en volg nauwgezet de ontwikkelingen daar. Dat is voor mij wezenlijker dan het onderhouden van Joodse tradities. Wel ga ik met Chanoeka met mijn kleinkinderen naar het Gelderlandplein, om te zien hoe de kaarsen voor de grote menora worden aangestoken.”
Joop Akker knikt instemmend. Ook hij houdt zich niet zo bezig met Joods-godsdienstige gebruiken, hoewel hij zich tot in zijn vezels Joods weet. „Voor mij ligt het accent op wat God voor de mens wil doen, niet op wat de mens voor God doet. Minder Mozes en meer Abraham. Aan het geloofsvertrouwen van Abraham op Gods beloften heb ik als Jood mijn bestaan te danken. En staat er niet geschreven dat de rechtvaardige uit geloof zal leven?”
Wel gebruikt hij voor zijn stille tijd de Siddoer, het Joods gebedenboek. Op zaterdagavond leest hij daaruit de Schriftgedeelten die de dag ervoor in de synagoge zijn gelezen. Soms noemt hij zich gekscherend een Jood 2.0. „Een Jood die weet dat zijn zonden vergeven zijn door Jezus, de Messias. De verzoening met God door het geloof in Jezus is volgens mij de essentie van het Nieuwe Testament. Daardoor ontvangen we een persoonlijke relatie met God en uitzicht op het eeuwige leven. Wat wil een mens nog meer? Het christendom heeft er veel bij bedacht wat met die kern niets van doen heeft.”
Kritisch
Naar de kerk gaat hij vooral vanwege het contact met medegelovigen. Bij de prediking heeft hij meer dan eens zijn vragen. „Belangrijk is voor mij dat in de uitleg recht wordt gedaan aan de Bijbelse en historische context van het Schriftgedeelte en aan de grote lijn in de Bijbel. Daarin neemt het Joodse volk een belangrijke plaats in, tot in het Nieuwe Jeruzalem. Je mag verwachten dat een voorganger dat ziet en het volk die plek geeft. Dat is helaas lang niet altijd het geval. Joodse gemeenteleden raken daardoor meer dan eens vervreemd van hun identiteit. Een ander gevolg kan zijn dat we op het hier en nu gericht raken in plaats van op de hereniging met onze Heer. De Heilige Geest mag nog wel komen, maar we hebben liever dat de Messias in de hemel blijft. Als ik eerlijk ben, moet ik bekennen dat ook ik die neiging heb. De gelijkenis van de vijf wijze en vijf dwaze maagden staat niet voor niets in de Bijbel.”
„Misschien zijn we te kritisch”, verzucht Thea Ornstein. „Dat is kenmerkend voor het jodendom: zelf nadenken en niet zomaar aannemen wat anderen beweren. Veel Joodse christenen zijn de kerk uit gepreekt. Ze horen te vaak dingen die niet in de Bijbel te vinden zijn. Voor de betekenis van het Joodse volk is al helemaal geen oog.”
In messiaanse gemeenten is dat wel het geval, maar daar voelt ze zich nog minder thuis. „Die bestaan voor het overgrote deel uit niet-Joodse christenen die zijn gegrepen door het jodendom zonder de kern ervan te begrijpen. Marjorie Eberlé, mijn voorgangster bij Hadderech, noemde het ”Joodje spelen”. Het is absoluut on-Bijbels om christenen te verplichten sjabbat te onderhouden en de Joodse feesten te vieren. Dat wordt een wettische godsdienst. Het komt me ook heel gemaakt over.”
Onwennig
Bij de bijeenkomsten van Hadderech –het Pesachweekend, de algemene ledenvergadering en het jaarlijkse uitje– voelt Joop Akker zich wel thuis. Op 17-jarige leeftijd trad hij al toe tot het bestuur van de vereniging. Hij werd er wegwijs gemaakt door Thea Ornsteins broer Gottlieb, die vader Gottlieb opvolgde in het deputaatschap Kerk en Israël van de Christelijke Gereformeerde Kerken en het bestuur van Hadderech.
„Eerst liep ik er wat onwennig rond. Ik ben in een kerkelijke sfeer opgegroeid, met weinig aandacht voor de Joodse identiteit. Bij Hadderech kreeg ik Joodse schrijvers aangereikt en leerde ik Joods-christelijke theologen kennen, zoals David Baron en Alfred Edersheim, waardoor ik de Bijbel anders ging lezen. Veel historischer.”
Vooral het werk van Adolf Saphir betekent veel voor Akker. „Tijdens het lezen van een van zijn geschriften besefte ik ineens dat de Bijbel geen dogmatisch boek is, zoals ik vanuit mijn opvoeding dacht, maar dat in die verhalen de levende God tot ons spreekt. In het christendom zijn fantastische dogmatieken opgesteld óver God, waardoor Hij zelf door al het getheoretiseer gemakkelijk verdwijnt. Er zou veel gewonnen zijn wanneer christenen de Bijbel weer met een meer onbevangen blik gingen lezen.”
Vooral Marjorie Eberlé (1914-2009), die door het hele land haar ‘leerhuis’ hield, zette een stempel op het denken van de Joodse christen uit Amersfoort. „Dat was een vrouw met uitstraling en een geweldige Bijbelkennis.” Thea Ornstein nam in 2006 het voorzitterschap van de markante Jodin over. Het kostte haar slapeloze nachten. „Marjorie zwaaide bijna vijftig jaar de scepter bij Hadderech en was een begrip. Die plaats zal ik nooit krijgen, maar ik durfde het verzoek niet naast me neer te leggen. Ik ben met de vereniging vergroeid en vind het een voorrecht deze functie te mogen vervullen. Er zijn in de loop der jaren vriendschappen ontstaan die heel belangrijk voor me zijn. Sinds enige jaren is mijn zoon Philip algemeen bestuurslid.”
Met grote waardering denkt ze terug aan pedagoog, filosoof, theoloog en psycholoog Henri van Praag. Jarenlang volgde ze zijn leerhuis in Hilversum. „Het Nieuwe Testament kende hij zo’n beetje uit zijn hoofd; daar was hij heel positief over. Ook over Paulus sprak hij met grote waardering, dat is uitzonderlijk onder Joden.” Door de lessen van de Joodse geleerde ging ze de Bijbel minder dogmatisch lezen. „In de Christelijke Gereformeerde Kerken van mijn jeugd wisten ze precies hoe God in elkaar zit. Van Praag liet me zien dat God zo groot is, dat we nooit meer dan een klein stukje van Hem en Zijn waarheid zullen kennen. Dat was voor mij zó bevrijdend. Heel bijzonder vond ik ook dat hij nooit veroordelend sprak over andere godsdiensten en stromingen.”
Drie-eenheid
Een lastig punt voor veel Joodse christenen is het dogma van de Drie-eenheid. Ze hebben vragen bij de goddelijkheid van Jesjoea. Onder de deelnemers aan het onderzoek in opdracht van Hadderech gold dat voor bijna 70 procent van de ondervraagden.
Opvallend is voor Joop Akker dat zelfs de orthodox christelijke Adolf Saphir wat afstand leek te nemen van de klassiek christelijke opvatting over de Drie-eenheid. „In een van zijn boeken zegt hij dat we ons moeten richten op wat de Vader, de Zoon en de Heilige Geest doen en betekenen, elk in Hun eigen rol en taak. Dat vind ik een nuttig advies. Het voorkomt dat we met ons menselijk verstand het mysterieuze wezen Gods denken te kunnen doorgronden. Daar is de Bijbel niet voor bedoeld.”
Marjorie Eberlé, de vrouw die jarenlang leiding gaf aan Hadderech, liet zich in nog veel duidelijker bewoordingen uit. Haar opvolgster heeft daar geen behoefte aan. „Het is geen onderwerp dat speelt in de vereniging.”
Als ze over Jezus spreekt, raakt ze zichtbaar ontroerd. „Je kunt nooit goed onder woorden brengen wie Hij is en wat hij heeft gedaan. Voor mij, voor Zijn volk, voor de hele wereld.”
Het ledental van Hadderech is intussen gezakt tot honderd. Thea Ornstein geeft al jaren aan het stokje over te willen dragen, maar tot nu toe is er geen opvolger beschikbaar. „Het hoofdprobleem is dat hier zo weinig mensen vanuit het jodendom tot geloof in de Messias komen”, stelt Joop Akker vast. „Van die eerste generatie moet je het hebben. Hun vurigheid trekt anderen aan.”
Marjorie Eberlé was fel gekant tegen Jodenzending, vanuit de overtuiging dat God Zelf Zijn volk tot kennis van de Messias zal brengen. Het huidige bestuur is op dit punt minder uitgesproken, al zien Ornstein en Akker hun primaire taak binnen de christelijke gemeente liggen. „De uitverkiezing van het Joodse volk is niet alleen voor ons, maar ook voor God een belangrijke zaak”, motiveert Akker. „Hij heeft er Zijn naam aan verbonden, door zich de God van Abraham, Izak en Jacob te noemen. Jezus werd spottend de Koning der Joden genoemd, maar Hij wíst zich ook de Koning der Joden. Je berooft God en Jezus van iets wezenlijks als je Hun bijzondere band met het Joodse volk verzwijgt. Dan wordt Abraham uitsluitend de vader van alle gelovigen. Dat is hij óók, maar Hij blijft in de eerste plaats de stamvader van het Joodse volk.”
Thea Ornstein raakt er zichtbaar geëmotioneerd van. „De Messias is niet los verkrijgbaar. In veel gemeenten is met Kerst weer de lofzang van Maria of die van Zacharias gezongen, mogelijk is er zelfs over gepreekt. Die liederen spreken over Gods trouw aan Zijn verbond met Abraham en Zijn zorg voor Israël. Waar hoor je dat vandaag nog?”
Toch wil Joop Akker niet in mineur eindigen. „Laat niet de indruk ontstaan dat we zielig zijn. Het heeft moeilijke kanten om als Jood in Jezus te geloven, maar de blijdschap vanwege de Messias voert de boventoon. Dankzij Hem zijn we immers schatrijk!”
Loofhuttenfeest onder een golfplaten dak
In de hal staat een melkbus met daarop een afbeelding van de Klaagmuur. Ruth (30) erfde die van haar oma, die de Holocaust overleefde dankzij gereformeerde christenen die haar een schuilplaats boden. Verder verwijst niets in de woning naar de Joodse achtergrond van de bewoner. Ook dat erfde ze van haar oma. „Die was door haar levensgeschiedenis terughoudend in het uiten van haar Joodse identiteit. De verhalen over wat ze had meegemaakt in de Tweede Wereldoorlog, hebben me ongetwijfeld beïnvloed.”
De maatschappelijk werker, lid van een PKN-gemeente, wil haar achternaam en woonplaats daarom liever niet vermeld hebben, al schaamt ze zich niet voor haar Joodse wortels. Integendeel. „Ik heb een Joodse vader; zijn ouders waren allebei Joods. Daar ben ik trots op, al voel ik me in de eerste plaats Nederlandse.” Ook in het ouderlijk huis was het Jood-zijn niet overduidelijk aanwezig. Het zichtbare bleef beperkt tot extra aandacht voor de warme maaltijd op vrijdagavond. „Dan aten we niet aan tafel, maar in alle rust op de bank, bij kaarslicht. Het werd verder niet heel Joods ingevuld.” Tijdens het Loofhuttenfeest gebruikte het gezin de avondmaaltijd in de houten schuur achter het huis, met een golfplaten dak erop. „Dat was onze loofhut. Met Joods Nieuwjaar aten we zoete appeltjes. Hoogtepunt van het jaar was de Pesachviering in het paasweekend met andere leden van Hadderech, in een conferentiecentrum in Woudenberg. Nu ga ik er met mijn eigen gezin naartoe.”
Terwijl haar vader zich steeds meer bewust werd van zijn Joodse identiteit, verdwenen de laatste aan het jodendom verbonden rituelen uit het ouderlijk huis. „Het gaat hem om het wezen van het jodendom, de innerlijke kant ervan. Dat zie ik ook bij mezelf.” Vooral tijdens het paaskamp van Hadderech voelt ze de diepe verbondenheid met het Joodse volk. „Ik ervoer die ook heel sterk bij mijn eerste bezoek aan Israël, in 2011.”
In 2018 organiseerde ze voor leden van Hadderech met uitsluitend een Joodse vader een aparte bijeenkomst. „We hadden een huiskamer vol –mensen van dertig tot pakweg tachtig jaar oud– en gaan er nu een vervolg aan geven. Volgens orthodoxe rabbijnen mag je je alleen Joods noemen als je een Joodse moeder hebt. Dat doet iets met een aantal zogeheten vader-Joden, een vreselijke term. We hebben het gehad over de beleving van onze Joods-christelijke identiteit, aansluitend was er een gezamenlijke lunch. Bij zo’n ontmoeting ervaar ik heel sterk mijn Joodse identiteit. Veel meer dan op de Bijbelkring van de kerk.”
Hoewel ze loyaal lid is van de kerkelijke gemeente waartoe ze behoort, weet ze zich daar soms een eenling. „God heeft met mijn volk een eeuwig verbond gesloten. Daarover hoor ik in de kerk vrijwel nooit.”
Beducht voor een overwaardering van Joodse riten
Henry Rosier (85) was al hoog en breed volwassen toen hij hoorde dat zijn vader een Jood was. Zijn moeder werd vanuit het wezendorp Neerbosch bij Nijmegen als kinderverzorgster in een Joods gezin in Leiden geplaatst. Daar werd ze in 1934 bezwangerd door de heer des huizes, Benjamin Salomon van Kloeten, eigenaar van een boekhandel in de Breestraat. „Hij hield de boot af; mijn moeder kwam op straat te staan.”
Henry groeide op bij een tante in de Haarlemmermeer; de oorlogsjaren bracht hij deels door op een onderduikadres. Na de oorlog trad zijn moeder in het huwelijk met ”vader Jacob”. „Met hem kreeg ik een goede band. Over mijn biologische vader wilde mijn moeder niets kwijt. Het was door vragen van mijn kinderen dat ik op zoek ging naar mijn roots.” Een dochter van de tante in de Haarlemmermeer wist hem te vertellen dat zijn vader ene Van Kloeten uit Leiden was. De speurtocht leidde uiteindelijk naar Amiran van Kloeten in Israël. „Dat is de zoon van mijn halfbroer Salomon Benjamin. Hij was dolgelukkig toen ik contact legde; ik was zijn enige overgebleven familielid.”
De inwoner van Soest, lid van een evangelische gemeente, had al een warm hart voor het Joodse volk. Dat werd nog sterker toen hij ging beseffen dat hij Joods bloed heeft. Hij schafte zelfs een keppeltje aan en hing een mezoeza aan de deurpost. „Op een gegeven moment dacht ik: waar ben je mee bezig? Ik voel me in de eerste plaats christen: een kind van God door de Heere Jezus; daarna Nederlander, dan pas Jood.”
Wel bleef ”shalom” zijn vaste groet, sloot hij zich aan bij Hadderech en gingen de oudtestamentische profetieën meer voor hem leven. „Door de ontdekking dat ik tot Gods oude volk hoor, neem ik ze veel letterlijker dan vroeger. Het stoort me zeer als zelfs in deze tijd, waarin we de profetieën over Israël zien uitkomen, het Joodse volk geen plaats heeft in de prediking.”
Tegelijk is hij beducht voor een overwaardering van Joodse riten. „Bij een deel van de Joodse christenen proef ik iets wettisch. De Joodse feestdagen en gebruiken spelen soms een wel érg belangrijke rol. Het gaat mij om de Heere Jezus, Hem wil ik volgen. Wat dat betreft ben ik echt een Messiasbelijdende Jood.”
Met Amiram moet hij er niet over beginnen. Die wil niet praten over politiek en al helemaal niet over religie. Zijn dochter Efrat is opener. „Het is ons dagelijks gebed dat de familie in Israël de Heere Jezus zal ontmoeten. Dat willen we ook in de kerk horen: het gebed om de vrede voor Jeruzalem. Ja, dat mis ik heel erg. Gelukkig wordt bij ons wel oprecht en helder de Heere Jezus gepredikt. Daarom ga ik niet naar de messiaanse gemeente van Soest, waar ze Joodje spelen ten koste van Zijn naam en werk. Dat vind ik verschrikkelijk.”
Belijders van de Weg
Een deel van de Joodse christenen in Nederland is lid van Hadderech (de Weg). De organisatie ontstond in 1928 als de Nederlandsche vereniging van Joden-christenen (NVJC). Ook niet-Joden konden lid worden, maar alleen de Joodse leden ontvingen stemrecht. De vereniging had tot doel Joodse christenen in Nederland te verenigen, te getuigen van de vernieuwende kracht die er voor het jodendom uitgaat van het geloof in Jezus Christus, de Messias, en onder christenen aandacht te vragen voor de blijvende bijzondere positie van Israël in de heilsgeschiedenis. De idealen werden onder meer uitgedragen via het blad ”De Getuige”.
Na de Tweede Wereldoorlog, die de Joodse gemeenschap in Nederland decimeerde, richtten jonge Joodse christen de jeugdvereniging Hadderech op. Ze leerden het christelijk geloof kennen door hun onderduikperiode in een christelijk gezin. Het bestaan van de NVJC was hun onbekend. In 1947 kwam het tot samenwerking, zes jaar later fuseerden beide verenigingen. Ze gingen verder onder de naam van de oudste van de twee; het verenigingsblad kreeg de naam ”Hadderech”. Het groeiende besef onder Joodse christenen van hun Joodse identiteit, gevoed door de stichting van de staat Israël, leidde in 1968 tot een naamsverandering van de vereniging. Die ging Hadderech, Nederlandse vereniging van Jesjoea Hammasjiach belijdende Joden heten.
Bij alle onderlinge variatie weten de leden zich één in het miskend zijn binnen het jodendom en het vaak onbegrepen zijn binnen het christendom. Hadderech wil hun een geestelijk thuis bieden zonder alternatief voor een kerkelijke gemeente te zijn. Het bestuur van de vereniging is van mening dat Joodse christenen niet geroepen zijn de wetten van de Thora op traditioneel Joodse wijze na te leven, maar laat alle ruimte aan hen die dat wel willen. Het aantal leden van Hadderech is gedaald tot ongeveer honderd, voor het merendeel ‘slapend’. Ruim dertig van hen hebben Joods bloed. Het gelijknamige maandblad, met Joop Akker als drijvende kracht, telt zo’n 300 abonnees.