Begrensde gastvrijheid
Migratie is inmiddels een megaprobleem. Wereldwijd zijn er miljoenen mensen op zoek naar een beter vaderland. Oorlogsdreiging, onderdrukking, honger en economische nood drijven hen voort. Zonder de vaak reële nood te ontkennen, zien bewoners van veel toevluchtsoorden de immigranten als een bedreiging. Daar is ook wel enige aanleiding toe.
Het zijn niet alleen extreemrechtse politici en kiezers die waarschuwen dat de migratiedruk een risico is. Ook bij andere groepen leeft er bezorgdheid, bijvoorbeeld bij mensen die behoren tot reformatorische kerken.
De argumenten die daarvoor gebruikt worden, zijn soms wel verschillend: de vluchtelingen komen alleen maar vanwege onze welvaart; ze zuigen onze uitkeringenkas leeg; een groot deel gaat straks de criminaliteit in; asielzoekers bedreigen onze cultuur; straks hebben wij (de Hollanders) niks meer in eigen land te vertellen.
De een weet dit onbehagen te beheersen, de ander spuit dat in de vorm van vreemdelingenhaat. Helaas komt dat laatste ook onder reformatorische christenen voor. Leerkrachten uit het middelbaar onderwijs weten daar bijvoorbeeld van mee te praten. Te vrezen valt dat sommige jongeren dit van huis uit hebben meegekregen.
Richtinggevend
Het is opvallend dat mensen die zeggen dat de Bijbel absoluut gezag moet hebben soms de Bijbelse richtlijnen voor het omgaan met vreemdelingen gemakkelijk naast zich neerleggen. Terwijl die overduidelijk zijn. Ze zijn zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament te vinden. En dan rest maar één conclusie: in de Bijbel wordt de vreemdeling hartelijk welkom geheten; hij heeft daar een beschermde status.
Het grondbeginsel voor deze hartelijkheid is dat Israël zelf als vreemdeling in Egypte heeft verkeerd (Exodus 22:21). Dat verleden verplichtte de kinderen van Jakob tot gastvrijheid. De sociale positie van vreemdelingen was in het oude Israël wettelijk geregeld. Zij moesten rechtvaardig behandeld worden. Vervloekt was de Israëliet die dat niet deed (Deuteronomium 27:19).
De vreemdeling deelde ook in de voorzieningen voor de armen. Net zoals de wees en de weduwe mocht de ”bijwoner” de restanten op de graanakker en in de wijngaard oprapen. De landbezitter die deze rest voor deze nooddruftigen overliet, zou door de Heere gezegend worden (24:19-22). Ook deelde de vreemdeling, net als de leviet, wees en weduwe, eens in de drie jaar in de tienden die elke Israëliet moest afstaan (14:28-29).
Natuurlijk gaat het niet aan om de omstandigheden in het oude Israël één op één over te zetten naar de huidige, Nederlandse samenleving. Israël was een theocratisch ingericht land, Nederland kent een democratie. En veel oudtestamentische voorschriften hebben met de komst van de Messias hun vervulling gevonden.
Niettemin zijn de Bijbelse voorschriften uit het Oude Testament wel richtinggevend. Gastvrijheid jegens vreemdelingen is ook een nieuwtestamentische gedachte. De Heere Jezus Zelf zegt dat in de Dag der dagen mensen veroordeeld zullen worden omdat ze Hem als vreemdeling niet hebben geherbergd (Mattheüs 25:25-36).
In de Bijbel komen er ook verschillende voorbeelden voor van typen vluchtelingen of zo men wil asielzoekers. Zowel Abraham als Jakob ging naar Egypte vanwege de hongersnood. Men zou hen vandaag de dag economische asielzoekers noemen. Mozes vluchtte naar Midian, nadat hij een Egyptenaar had doodgeslagen. Hij is te vergelijken met een politiek vluchteling. En laten we ook niet vergeten dat de Heere Jezus Zelf moest vluchten naar Egypte, vanwege het wrede regiem van koning Herodes.
Wie de Bijbel ernstig wil nemen, ontkomt er niet aan gastvrijheid te betonen aan vreemdelingen. In de Bijbel gold wel één restrictie. Zij moesten de dienst aan God niet hinderen. Zo mochten zij tijdens het feest der ongezuurde broden, het Pascha, geen zuurdesem in huis hebben (Exodus 12:19). Op de sabbat was het hun verbonden werk te doen (20:10). Zij dienden zich te onthouden van het eten van voedsel waar nog bloed in zat (Leviticus 17:10). Zij mochten de naam van de Heere niet lasteren (24:16) en het was hun verboden hun kinderen aan de Moloch te wijden (20:2).
Let wel, het betrof hier vreemdelingen die niet waren overgegaan tot de Israëlitische godsdienst. Wie dat wilde, moest aan veel meer voorschriften voldoen. Maar de conclusie kan zijn: Binnen het theocratische bestel van Israël hadden de vreemdelingen enige ruimte om hun culturele eigenheid te behouden, zolang de dienst aan de Heere niet werd gehinderd.
Dat was ook de lijn die de Gereformeerde Kerk in ons land in de 17e en 18e eeuw voorstond als het bijvoorbeeld ging om de opvang van Joden of om het herbergen van kleine groepen sektariërs, zoals de quakers of brownisten, die vanuit Engeland naar ons land kwamen. Zij waren welkom, mits ze de goede voortgang van de gereformeerde prediking niet hinderden. Wel toonden predikanten in preken en geschriften de dwalingen van deze groepen aan.
Orthodoxie
Wie deze restrictie uit de Bijbel in zijn overwegingen meeneemt, zal bij de huidige toestroom van immigranten zich zorgen (moeten) maken over de toevloed van bijvoorbeeld moslims. Als het goed is, wordt dat niet primair ingegeven door de getalsmatige groei. Die is er zeker. Zowel door de komst van nieuwe groepen in de laatste decennia als door het betrekkelijk hoge geboortecijfer bij moslims neemt de omvang van de islamitische gemeenschap toe. Maar denken dat Nederland binnenkort een moslimland is, is misplaatst. Nog steeds vormt deze groep een kleine minderheid.
De reden dat er bezorgdheid moet zijn, is dat deze islamieten een bedreiging zijn voor de christelijke kerk. Niet omdat veel orthodoxe christenen overgaan naar de islam, al zijn daar wel voorbeelden van te geven. Problematischer is dat de moslims met hun strikte opvattingen voor veel Nederlanders het woord ”orthodoxie” kleuren. Dat wordt steeds meer synoniem met fanatiek, onverdraagzaam en soms zelfs terroristisch. Soms worden die etiketten ook geplakt op orthodoxe christenen. Dat is schadelijk.
Daarom moeten orthodoxe christenen zich in gedrag en uitspraken juist hoeden voor ongenuanceerde en onverdraagzame uitspraken over immigranten. Dit om te voorkomen dat ze op één hoop met intolerante moslims worden gegooid. Een christen is gastvrij, ook tegenover andersdenkenden. Maar die herbergzaamheid is niet onbeperkt. Zoals de Bijbel leert: begrensde gastvrijheid.