Welzijnsweek in strijd tegen studiestress
Yoga in de Janskerk, spreekuur bij de studentenpsycholoog en tips voor timemanagement. De Universiteit Utrecht bood studenten vorige week een vijfdaags programma om te leren hoe ze hun stress de baas blijven. Ook andere universiteiten hielden deze maand een welzijnsweek in de strijd tegen prestatiedruk.
Niemand in de collegezaal die deze middag even stiekem z’n WhatsApp checkt. Of onder z’n bank door de laatste Instagramupdates swipet. Je moet het ook maar durven, als je onder het gehoor zit van een aandachtsexpert.
„Vroeger kwam de postbode één keer per dag langs. Nu komt hij de hele dag door”, houdt cognitief psycholoog Stefan van der Stigchel de vijftig geconcentreerde studenten voor. In de zogenoemde Wellbeing Week op de Universiteit Utrecht vertelt hij hoe ze gefocust kunnen blijven in tijden van afleiding.
„Wie heeft alle notificaties op z’n telefoon aan staan?” Aarzelend zwaaien een paar handen door de lucht. Die meldingen, legt hij uit, „associëren wij met nieuwe informatie – een beloning. Net als de honden in het experiment van Pavlov: zij produceerden speeksel zodra het belletje rinkelde, ook al kwam hij op den duur zonder voedsel.”
De voortdurende stroom aan nieuwe informatie maakt het moeilijker dan ooit om je langer dan een paar minuten onafgebroken te concentreren, legt de hoogleraar uit. Hij doet uit de doeken hoe concentratie werkt en maakt duidelijk hoe mensen hun werkgeheugen –waar echt maar één ding tegelijk in past– soms verkeerd gebruiken.
Na allerhande praktische tips volgt een pleidooi voor meer dagdromen: het hersendeel dat actief is als je geen taak uitvoert. Het laat je gedachten alle kanten op gaan. „Veel mensen proberen dat te ontlopen, en pakken hun telefoon als ze op de trein wachten. Terwijl dagdromen zo goed is: je kijkt terug, maakt plannen en denkt na over jezelf.”
Stresskip
„Ik ga denk ik een wekker kopen”, zegt Lisa, eerstejaarsstudent psychologie, na afloop van de lezing. „Nu slaap ik altijd met m’n telefoon naast m’n bed. Als ik wakker word, bekijk ik als eerste m’n appjes.” Studiegenoot Vera heeft alle meldingen op haar telefoon al uitstaan. Het lijkt haar rustgevend om vaker te wandelen, zoals Van der Stigchel adviseerde. „Ik ben altijd al een stresskip geweest”, vertelt ze. „Met alle deadlines vraag ik me weleens af: hoe ga ik dit doen in een drukke week?”
Lisa herkent dat. „Ik wil alles graag goed doen, ben soms perfectionistisch.” Joost, student aardwetenschappen, merkt dat hij te veel ballen in de lucht probeert te houden. „Het studieballetje wordt nu zo heet dat ik dat laat vallen. Ik wil te veel: studentenvereniging, sport, commissies. Daardoor kan ik me niet meer goed focussen op de studie zelf. Nu ik op kamers zit, is er niemand die zegt wat je moet doen.”
De lezing heeft hem aan het denken gezet over zijn telefoongebruik. Al herkent hij ook het fenomeen FOMO: fear of missing out – de angst om iets te missen.
De drie studenten zijn enthousiast over de welzijnsweek. Al had die wat hen betreft wel wat meer onder de aandacht gebracht mogen worden. „We kregen er alleen een mail over. Het had ook nog wel even in een werkgroep benoemd kunnen worden. Sommige medestudenten hadden geen idee toen we vertelden dat we naar de lezing gingen.”
Behalve Vera, Lisa en Joost schreven nog zo’n 700 studenten zich in voor een of meerdere activiteiten in de welzijnsweek. Niet alleen de universiteit in de domstad kwam in actie na alarmerende berichten en onderzoeken over gestreste studenten. In oktober organiseerde de Radboud Universiteit in Nijmegen al een ”Week van het Welzijn”. Deze maand volgden de universiteiten in Wageningen (”Surf Your Stress week”), Maastricht (”Well-being Week”) en Utrecht. In Leiden en Amsterdam was eerder dit jaar een soortgelijk initiatief.
Op de programma’s stonden vijf dagen lang –zowel in de ochtend, middag als avond– activiteiten die studenten tussen de colleges en andere verplichtingen door konden volgen. Van mindfulness tot masterclasses over de kunst om te falen. Van antistresstraining en stiltewandeling tot een workshop over uitstelgedrag aanpakken.
Mindfulness
Signalen over ongezonde stress waren in Utrecht reden om zo’n week op touw te zetten, vertelt Marieke de Bakker, hoofd studentenzaken. „Wij willen inzetten op preventie.” Een welzijnsweek moet studenten bewust maken dat „te lang doorgaan en signalen negeren schadelijk kan zijn voor hun gezondheid.”
De antistressweek reikt kennis en tips aan, maar biedt ook activiteiten als boksen, schilderen, hockeyen en djembé spelen. „Om te laten zien dat je niet 24 uur per dag met studeren, presteren en leren bezig moet zijn”, vertelt De Bakker. „Onderzoek toont aan dat creativiteit, sport en ontspanning goed zijn voor de productie.” Veel aandacht is er voor meditatie en mindfulness. „Dat zet je stil bij zingevingsvragen: waarom doe je wat je doet? Word je daar gelukkig van? Wat wil je betekenen voor de ander? Door de focus op prestaties zijn die vragen naar de achtergrond gedrongen.”
Eén week is niet genoeg, erkent De Bakker. „We bereiken niet alle 30.000 studenten. Wel een deel dat er behoefte aan heeft en ervoor openstaat.” De week laat volgens haar ook zien wat de universiteit in huis heeft aan studieadviseurs, trainers en psychologen. „Studenten vinden het fijn om met elkaar in gesprek te gaan. Vaak horen we achteraf: Ik dacht dat ik de enige was die hiermee kampte.”
Ze weerspreekt de stelling dat de universiteit de stress die ze zelf veroorzaakt met zo’n week probeert te repareren. „Het is niet de universiteit die te veel vraagt, al zijn we ons bewust van onze rol in het stimuleren van leren en presteren. Er lijkt een cultuur te ontstaan waarin studenten elkaar opjutten. Nog meer stages, nog meer bijbanen, nog een extra bestuursjaar voor een nog beter cv. Voortdurend vergelijken ze zichzelf met anderen, ook door sociale media. We willen hen daarvan bewust maken, het probleem bespreekbaar maken en helpen daarmee om te gaan.”
Zelfregie
Kees Boele, bestuursvoorzitter van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN), steekt de hand in eigen boezem. „Hogescholen en universiteiten doen ontzettend hun best met psychologische hulp en begeleiding. Maar ze kijken te weinig naar de oorzaken van het probleem.” Die liggen dieper, zegt Boele. „In de cultuur en in het onderwijs zelf.”
Zo signaleert hij een veel te optimistisch mensbeeld. „We hebben het over de autonome student, die verantwoordelijk is voor zijn eigen leertraject, over maximale zelfontplooiing en zelfregie. Als het misgaat, moet hij zichzelf helpen met zelfhulpboeken. Dat geeft een druk die veel jonge mensen niet aan kunnen”, legt hij uit. „Met verdriet, zonde, kwaad en onvolkomenheid wordt veel te weinig of zelfs geen rekening gehouden in dit mensbeeld.”
Daarnaast is het intellectuele klimaat in zijn ogen richtingloos. „Er is geen waarheid, geen zin, geen zekerheid. Dat sijpelt door in het onderwijs. Docenten mogen eigenlijk niet doen wat het woord onderwijzen in zich heeft: wijzen.” Dat maakt het voor studenten moeilijk om de zin van het leven te vinden, stelt hij. „Waarom leef ik, hoe vind ik geluk?”
Verder ziet hij dat het onderwijs sterk gericht is op resultaat voor de arbeidsmarkt. „Alles moet relevant zijn voor een toekomstig beroep. Terwijl ook muziek, kunst en filosofie ertoe doen. Studenten ervaren daardoor dat ze vooral moeten excelleren en studiesucces boeken.”
Hogescholen lopen zo het gevaar te veel bedrijven te worden, concludeert de bestuurder. „Een student die na 4 jaar zijn diploma heeft, is succesvol. Haalt-ie dat pas na 5 jaar, dan zeggen we dat het rendement daalt. Maar misschien was die vertraging wel heel zinvol in dat jonge leven. En door die economische taal gaan we anders naar studenten kijken. Zij worden klanten in plaats van jonge mensen die gevormd moeten worden.”
Het hoger onderwijs moet een warm nest zijn voor studenten, vindt Boele. „Laten we beducht zijn voor te veel onderwijs op afstand, zoals online hoorcolleges. Ontmoeting is belangrijk. De school moet een aantrekkelijke plek zijn om de dialoog te voeren, van oudsher de kern van het onderwijs.”
Hoe hij zelf als bestuurder van een grote hogeschool het tij probeert te keren? Niet met ellenlange strategische plannen vol targets en getallen. „Een beleidsdocument moet vooral een inhoudelijk perspectief geven: wat willen we en waarom doen we het? Zo’n boodschap inspireert. En die breng ik ook telkens voor het voetlicht in toespraken, bij een jaaropening of als ik docententeams bezoek.”
De bestuurder wijst ook op investeringen. Zo steekt zijn hogeschool „relatief veel” geld in studentenbegeleiding, psychologen en pastores. Ook trok hij de portemonnee voor een experiment waar studenten terechtkunnen als ze bijvoorbeeld zijn gestopt met hun studie. In een programma van een halfjaar gaan ze aan de slag met persoonlijke vorming en de zin van het leven. Als Boele er te gast is, vertelt hij over zijn drijfveren. „Dat ik geloof in God en op Hem vertrouw, ook al is dat niet altijd makkelijk.”
De welzijnsweken noemt hij een mooi initiatief. „Maar laten we ervoor beducht zijn dat het daarna 51 weken stil blijft. De overtuiging dat er meer is dan een studie moet de hele hogeschool doorsijpelen.”
Betrokkenheid ouders bij studie vermindert druk
Carolien Gravesteijn, lector ouderschap aan de Hogeschool Leiden:
„Het is een illusie om te denken dat jongeren geen ondersteuning meer nodig hebben als ze op het vervolgonderwijs zitten. Sterker nog: betrokkenheid van ouders vergroot het studiesucces juist. Het helpt bijvoorbeeld om uitval tegen te gaan en sneller door de studie heen te komen.
Het idee dat studenten volwassenen zijn die hun eigen boontjes moeten doppen, klopt niet, zo blijkt uit recent hersenonderzoek. Dat laat zien dat de hersenen van jongeren nog niet uitontwikkeld zijn als het gaat om plannen en organiseren. Naar mijn idee vragen we soms meer van studenten dan ze aankunnen, waardoor ze kampen met stress en burn-outklachten. Bovendien geven studenten zelf aan dat ze de betrokkenheid van ouders belangrijk vinden. Praten met ouders helpt ook: dat vermindert hun stress.
De manier waarop dat gebeurt is wel van belang. Je hoeft niet constant iemand achter de broek te zitten met de vraag of het huiswerk en de opdrachten af zijn. Wees er als begeleider en gesprekspartner. Stuur niet, maar adviseer. Vraag bijvoorbeeld: Hoe gaat het? Heb je hulp nodig? Toon begrip en vertel wat je zelf in een bepaalde situatie deed of zou doen. Zonder te stellen dat je kind het ook op deze manier moet doen.
Als studenten op kamers gaan, blijf je door WhatsApp dicht bij elkaar. Vraag of je kind je op de hoogte houdt van spannende momenten, zoals een tentamen of presentatie. Dan toon je betrokkenheid en leef je mee.”
Kerk kan tegenwicht bieden aan prestatiecultuur
Arjan van Vugt, opleidingsdirecteur aan de Christelijke Hogeschool Ede en jeugdouderling in de hervormde gemeente in Lienden:
„De christelijke gemeente kan zich in onze prestatiecultuur onderscheiden door een duidelijk tegengeluid te laten horen. Het Evangelie leert ons dat we niet hoeven te presteren om gelukkig te zijn en dat we als christen onze identiteit niet ontlenen aan wat we bereiken. In het christelijk geloof gaat het niet om ons succes of falen, maar om het volbrachte werk van Christus.
Jongeren hebben soms het idee dat ook in de kerk veel moet: je moet naar catechisatie, je moet naar de club, je moet je talenten gebruiken. Het zou mooi zijn als dat moeten een ontmoeten wordt. Ontmoeten van elkaar en van de levende God. Zo is in onze kerkelijke gemeente een paar jaar terug de mentorcatechese ingevoerd. Na een gemeenschappelijke inleiding praten de catechisanten in vaste groepjes met elkaar door, onder begeleiding van een mentor. Daar is ruimte om je hart te luchten en te spreken over dit soort thema’s. Mijn ervaring is: wie als predikant of jeugdleider aan de relatie met jongeren werkt, zal in inhoudelijke gesprekken dichterbij komen.
In de kerk zijn oefenplekken van rust nodig. Plekken waar jongeren worden ontvangen, zonder dat het ertoe doet wie ze zijn en wat ze doen. Niet voor niets worden kloostergemeenschappen populairder.
Voor mezelf is een wekelijkse rustdag waanzinnig belangrijk. Een dag waarop je echt kunt ontspannen, niet hoeft te werken, maar naar de kerk mag gaan om in alle rust naar de stem van God te luisteren.”