Opinie
Rooms-katholicisme en Biblebelt hebben de nodige raakvlakken

De Biblebelt en het Nederlandse rooms-katholicisme staan in hun traditie veel dichter bij elkaar dan veel nieuwe kerk- of geloofsgemeenschappen, die de traditie negeren en de relatie met het hogere opnieuw willen uitvinden.

Willem Frijhoff
18 November 2019 09:36Gewijzigd op 16 November 2020 17:32

Voor mij is de geschiedenis, en zeker de religieuze geschiedenis, er een van fundamentele gelijkheid van iedereen. Wellicht is dat wel een van de belangrijke kenmerken die mij in de geschiedenis van de reformatorische kerken aantrekken. Want vanuit hun Bijbelse betrokkenheid en historische wording hebben zij de gelijkheid van alle mensen voor God steeds veel serieuzer genomen dan de veel hiërarchischer georiënteerde katholieke traditie, al kende ook die steeds accenten van terugkeer naar eenvoud en gelijkheid.

Nederland is een land van vele geloven, is wel gezegd. Maar dat betekent niet dat al de groepen en individuele gelovigen die in de verschillende gemeenschappen naast elkaar staan, ook een verschillend geloof hebben. Het gaat vaak om accentverschillen in de theologische basis, om welbewuste, kleine markeringen in de openbaarheid, in overtuigingen die worden uitgedragen, in rituelen en in gedragswijzen – dat alles om duidelijk te maken wat de ene groep van de andere onderscheidt. Dat is een van de belangrijkste indrukken die de Biblebelt op de buitenstaander maakt.

Die verschillen worden in de onderlinge verhoudingen gemakkelijk uitvergroot, omdat ze bepalend zijn voor het identiteitsgevoel van de groep en haar leden. Daar is op zichzelf niets mis mee, mits we ons blijven realiseren dat het daarbij slechts om de buitenkant van onze geloofspraktijk gaat, en dat aan de binnenkant van ons geloofsleven de overeenkomsten veel belangrijker zijn dan de verschillen.

In de Rooms-Katholieke Kerk, waarin ik ben opgegroeid, zien we dat overigens ook. Niet in de globale kerkorganisatie, maar in het brede gamma van de orden en congregaties van paters, broeders en nonnen die er tot enkele decennia geleden welig tierden, elkaar op de religieuze markt aftroefden, en als om het hardst hun identiteit verdedigden met een beroep op de heiligheid van hun stichter of doelstellingen.

Oorsprong

Gedurende de afgelopen eeuw is de splitsingsdrang op allerlei fronten sterk toegenomen, zelfs binnen de Rooms-Katholieke Kerk, die toch een schoolvoorbeeld van een hiërarchisch opgebouwde, hechte gemeenschap onder centraal gezag is.

In de reformatorische kringen zijn de richtingen kerken geworden. Daarmee hebben ze aan vastigheid gewonnen en zich een overlevingsdrang eigengemaakt die hen verhindert de relativiteit te doorzien van alle collectieve meningsvorming in een beperkte groep van gelijkgezinden, en die hen ervan weerhoudt die tijdig bij te stellen of van hun schreden in een verkeerde richting terug te keren.

Sinds de tijd van de Reformatie van Luther, Menno Simons en Calvijn, en zeker tot ver in de negentiende eeuw, werden alle splitsingen in de christelijke gemeenschap van Europa in wezen gerechtvaardigd door het verlangen terug te keren naar haar oorsprong, naar de oerteksten van de Bijbel, begrepen als het Woord van God zelf, naar een minder door allerlei wereldse overwegingen gecorrumpeerde dogmatiek of ethiek, of naar een zuiverder vorm van geloofsbeleving in het leven van alledag.

Dat gebeurde vaak vooral om in wezen politieke motieven, onder dwang van de overheid, de prins of de vertegenwoordigende staatslichamen, mede omdat naar de overtuiging van de betrokken christenen alle gezag van God komt en een christen de legitieme of gelegitimeerde dragers van het publiek gezag dus moet gehoorzamen.

Gelukkig zijn er links en rechts, van protestanten tot katholieken, steeds christenen geweest die de uitwassen daarvan doorzagen. Ze hebben zich, bijvoorbeeld, actief tegen een fundamenteel met de christelijke beginselen strijdige ideologie als het nationaalsocialisme verzet en hun overtuiging vaak met hun leven betaald.

Oranjes

De overheid is belangrijk als instituut in de samenleving, maar de afzonderlijke leden daarvan zijn niet onaantastbaar. De geschiedenis geeft tot de dag van heden vele voorbeelden van publieke ambtsdragers die hun ambt en hun persoon te schande maken door hun gedrag. Het moet ook gezegd dat veel vorsten in het verleden wel religieuze dwang oplegden, maar het zelf niet altijd even nauw namen met ethiek en rechtzinnigheid.

Dat geldt ook voor de Oranjes. Die zijn in reformatorische kringen het object van een verering die in katholieke ogen soms sterk tegen de heiligenverering aanleunt. Hun religieuze praktijk was, voor zover we dat weten, vaak nauwelijks exemplarisch te noemen. De verering van het Oranjehuis in gereformeerde kring zou daar naar mijn gevoel iets minder de ogen voor moeten sluiten. In feite lijkt geen enkele Oranjevorst een klare keus voor een strakke uitleg van de geloofsbelijdenis of een heldere koers in de leer te hebben gevolgd. Te beginnen met de vaak wat opportunistisch handelende Willem van Oranje en de nog onduidelijker koers van zijn zoon Maurits, die in zijn keus voor de Dordtse belijdenis vooral door eng-politieke motieven werd bezield.

In de loop van twintigste eeuw is het religieuze landschap echter overal fors veranderd, op sommige punten misschien wel fundamenteel. Nieuwe geloofsgroeperingen en kerkgemeenschappen zijn ontstaan, en ontstaan nog dagelijks, die zich minder, of zelfs heel weinig gelegen laten liggen aan een historische terugkeer naar de bronnen. Integendeel, ze grabbelen van her en der teksten, rituelen en beelden bijeen om aan nieuwe vormen van geloof en geloofsbeleving gestalte te geven die nog maar een flinterdunne band hebben met de grondteksten, de grondslagen en de religieuze belevingswereld van het christendom.

Ondanks alle vaak grote verschillen zijn er soms verrassende parallellen tussen de rooms-katholieke subcultuur en die van de Reformatie. Bij rooms-katholieken komt de Biblebelt, met haar typische kenmerken, zoals haar unieke woordcultuur, haar volstrekt eigen gedragscodes en haar uitgesproken morele waarden, vaak even exotisch over als de roomse bedevaarts- en processiecultuur en de expressieve uitingsvormen van de heiligenverering dat vermoedelijk lang hebben gedaan in de wereld van de Reformatie. Maar al werd op totaal verschillende wijze gezongen, beide religieuze werelden leefden (en leven nog) van een zangcultuur die de gemeenschap vormt. De officiële rooms-katholieke moraal is heel lang zeker even streng gebleven als die van de Biblebelt.

In Nederland ontstond in de zeventiende eeuw het jansenisme. Deze strenge genadeleer werd geformuleerd door Cornelius Jansenius, de Leuvense theoloog die een zoon was van een boer uit Acquoy bij Leerdam: jawel, in het hart van de Biblebelt, waarvan hij een perfecte voorloper is geweest.

Het jansenistische gedachtegoed sloot goed aan bij de gereformeerde leer, en juist daarom werd hij bestreden door een belangrijke theoloog als Voetius, die het gevaar van ontoelaatbare vermenging van de kerkelijke tradities helder doorzag. Bovendien droeg dit gedachtegoed bij sommige katholieke auteurs ook duidelijk een bevindelijk karakter. Onder de spirituele schrijvers heeft dat trouwens tot wederzijds begrip bijgedragen en enige tijd een gemeenschappelijke spirituele traditie gevormd. Thomas à Kempis’ ”Navolging van Christus” werd dan ook zowel bij katholieke als bij protestantse uitgevers keer op keer herdrukt, met inleidingen uit die verschillende geloofsgenootschappen. Dat bracht wederzijds begrip op spiritueel vlak.

Het jansenisme heeft het Nederlandse katholicisme een duidelijk en duurzaam stempel gegeven, dat altijd moeilijk te verenigen is gebleven met de laksere opstelling in morele zaken uit veel andere landen waar het katholicisme dominant was. De Nederlandse katholieken voelden zich dan ook als het ware de protestanten van de katholieke wereldkerk. En ze keken neer op wat zij als het gebrek aan geloofsijver en morele ernst van vrijwel alle andere nationale gemeenschappen zagen. Ik heb de indruk dat we in de Biblebelt een soortgelijke houding ten aanzien van andere reformatorische kerken en geestelijke stromingen terugvinden.

Er zijn dus zeker wel overeenkomsten en raakpunten tussen het geloofsleven in de Biblebelt en de historische identiteit van het Nederlandse rooms-katholicisme. Toch is er een evident verschil tussen beide, liever gezegd, een uiteenlopende waardering voor elkaar. Die bestaat wellicht hierin dat de religieuze cultuur van de Biblebelt in katholieke ogen heel lang eigenlijk niet méér is geweest dan een op de spits gedreven uitingsvorm van de reformatorische basiswaarden. In wezen zijn die niet in tegenspraak met wat in het katholicisme als de kern van het christelijk geloof wordt beschouwd.

Anderzijds, als ik de boude uitspraken van een aantal gereformeerde oude schrijvers mag geloven, grenst de katholieke doe-religie en haar soms inderdaad tegen het bijgeloof aanhangende uitwassen in de ogen van de kerkgemeenschappen uit de Biblebelt aan wat de Bijbel expliciet als afgoderij afwijst, zodat ze voor hen volstrekt onacceptabel zijn. Een oordeel dat overigens ook in de Rooms-Katholieke Kerk zelf vaak is gehoord uit de mond van heiligen, ordestichters en bevlogen groepen leken die een terugkeer naar het zuivere Woord Gods of naar het eenvoudige geloof van de oertijd preekten. Maar hoe verschillend ze ook mogen lijken, toch staan beide tradities, en beide uitingsvormen van geloof, veel dichter bij elkaar dan veel van de nieuwe kerk- of geloofsgemeenschappen, die de traditie juist links laten liggen en de relatie met het hogere opnieuw willen uitvinden.

Priesterschap

Door alle wisselvalligheden van mijn leven heen ben ik een gelovig mens gebleven, een belijdend christen. Ik geloof in Jezus Christus als mijn enige Zaligmaker en in zijn Woord als de bron van heil en heling. Maar ik ben reeds lang niet meer kerkelijk actief. Ik voel mij wel solidair met de kerkgemeenschap van de rooms-katholieken, in Nederland zo goed als over de continenten, zonder onderscheid, en in bredere zin ook met heel de christelijke wereld, inclusief de Biblebelt.

Ik ben geboren en opgevoed als oudste van vier kinderen in een rooms-katholiek middenstandsgezin in Zutphen. Door het katholieke opvoedingsklimaat zag ik, als kind uit een weinig bemiddeld en vooral ook weinig intellectueel gezin, maar behept met de wil om vooruit te komen, de gang naar het priesterschap als een logische weg. Dat was de manier om je geloof te verdiepen en uit te dragen, om je intellectueel te vormen, maar ook om iets te bereiken in een wereld die niet op je stond te wachten. Het groot- en kleinseminarie waren voor mij vormingsinstituten die mij diep doordrongen van vertrouwdheid met de Bijbel, van theologie, liturgie en spiritualiteit. Onze opleiding was in de jaren 50 en 60 veel minder rooms dan men geneigd zou zijn te denken.

Wat in mijn opleiding ontbrak, en daar raak ik weer de Biblebelt, was een inhoudelijke voorbereiding op het predikambt. Het valt niet moeilijk te raden dat dit samenhing met de prioriteiten die voor het geestelijk ambt in de rooms-katholieke kerk werden gehanteerd. De priester was een man van de bediening van het sacrament, niet, of veel minder, van het woord. Op die prachtige, soms te prachtige cultuur van het woord, die echte woordreligie in de Biblebelt, ben ik wel eens jaloers geweest, ook al staat de overwegend Bijbelse kleur daarvan vrij ver van de meer seculiere kleur die mijn geloofservaring heeft aangenomen. Vooral de grote nadruk van de reformatorische traditie op het Oude Testament staat in contrast met de bijna exclusieve aandacht die het Nieuwe Testament toen in de katholieke wereld kreeg, en wellicht nog steeds krijgt.

Geloofsbeleving

Na vele jaren opleiding op seminaries ben ik in 1966 priester gewijd. Het trof mij dat juist mijn oom die gereformeerd predikant was, aanwezig heeft willen zijn bij mijn priesterwijding. Was het belang van de familie dat wat hem motiveerde en de kerkelijke verschillen overtrof? Of zag hij in die gebeurtenis een eenheid in het geloof die sterker was dan het kerkelijk onderscheid?

Zulke handelingen sterken mij in de overtuiging dat we subtiel met religieuze verschillen moeten omgaan. Kerk en geloof vallen niet samen, zeker niet altijd in de geloofsbeleving. Als één sector in Nederland van die zekerheid doortrokken zou moeten zijn, dan wel de Biblebelt, met haar vele kerkelijke varianten en subtiele opsplitsingen binnen de toch als gemeenschappelijk ervaren bevindelijke leef- en gevoelswereld van het christelijk geloof.

Na enkele jaren, waarin ik mijn ambt met enige regelmaat maar zonder vast dienstverband uitoefende en vooral in de lange vakanties priesters in Frankrijk verving, heb ik dat ambt weer neergelegd en ben beroepshistoricus geworden. Dat was vermoedelijk al heel lang mijn heimelijke eindbestemming

De auteur is emeritus hoogleraar cultuur- en religiegeschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Dit artikel is gebaseerd op de Derde Biblebelt Lezing, die hij zaterdag hield in Gouda.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer