Onvrede in samenleving schreeuwt om conservatieve politiek
De staat krijgt de samenleving steeds verder in zijn greep. Het is de tragiek van onze tijd dat kerken en christelijke politieke partijen het radicale karakter van deze ontwikkeling nauwelijks doorzien. Een conservatieve politiek zet een rem op deze overheidsbemoeienis.
In politieke beschouwingen wordt het conservatisme al gauw geïdentificeerd met rechtse politiek. Maar ondanks de opleving van ‘rechts’ en verschillende vormen van populisme is er in Nederland nauwelijks sprake van een conservatieve beweging. Dit maakt het moeilijk belangrijke politieke en maatschappelijke ontwikkelingen te duiden. Er is veel ongenoegen, maar slechts weinigen zien in het conservatisme – bij uitstek de ideologie van de vrijheid – een alternatief. Sterker nog: in tal van actuele debatten over bijvoorbeeld klimaat, immigratie en gender verwacht zowel links als rechts het heil van de staat. Voor conservatieven is de toenemende staatsmacht juist de oorzaak van veel problemen.
Om dat te kunnen begrijpen, moeten we eerst kijken naar de ontwikkeling van het conservatisme in de VS. Conservatieven als Nisbet en Kirk zagen dat na de Tweede Wereldoorlog de rol van de federale overheid in Amerika enorm toenam. De conservatieve beweging zag dat hierdoor de kleinschalige samenleving, de burgerlijke autonomie en het traditionele en agrarische leven in de verdrukking kwamen. Nisbet wees op het belang van ”het voorpolitieke”. Het sociale leven berust op familie, geloof, traditie en gemeenschap. Dat voorpolitieke verdient bescherming. Vrijheid betekent daarom primair: vrij zijn van de willekeur van de staat.
Dit conservatisme (ook wel paleo-conservatisme genoemd) moeten we onderscheiden van het neoconservatisme dat nu zo dominant is. Het neoconservatisme was vooral een reactie op de culturele revolutie van de jaren 60 en de dreiging van het communisme. De paleo-conservatieven hadden een ander front: de staat.
Hoe staat het met onze huidige samenleving, bezien vanuit deze fundamentele intuïtie van het conservatisme? Die wordt beheerst door de staat en semi-statelijke actoren. Denk aan de naoorlogse nationalisering van de gezondheidszorg en het onderwijs in verschillende Europese landen. En aan pogingen om traditionele gezinspatronen en morele overtuigingen te veranderen. De staat spreekt zich inmiddels uit over de waarde van het menselijk leven, de rol van vrouwen in het arbeidsproces en de betekenis van huwelijk en seksualiteit. Voor conservatieven behoren al deze domeinen tot het voorpolitieke. Het zijn geen beleidsterreinen van de overheid.
Kerntaken als rechtspraak en veiligheid komen onder druk te staan, nu de overheid haar werkterrein merkbaar uitbreidt. Want ook dat is een bron van ongenoegen en onveiligheid voor de burger. Die merkt dat de overheid maar nauwelijks in staat is om organisaties als de politie en de belastingdienst efficiënt te besturen. Terwijl ze op het terrein van onderwijs, emancipatie en zelfs het ’redden’ van het klimaat grenzeloos ambitieus is.
Paradepaardje
De verzorgingsstaat is wel het paradepaardje van het moderne staatsdenken. Historisch gezien valt de verzorgingsstaat niet rechts of links te plaatsen. De Europese verzorgingsstaat gaat zelfs terug tot de ‘conservatieve’ Bismarck. Zijn sociale politiek was in de 19e eeuw erop gericht de revolutionaire arbeidersklasse (door sociale uitkeringen) direct aan de staat te binden. In de 20e eeuw gaan in heel Europa de centrale overheden, van links tot rechts, het complete sociale domein beheersen. Door zich de rol van ”vadertje Staat” aan te meten, kan de overheid tegelijk haar macht over de bevolking consolideren. Burgers zullen zich immers niet snel tegen een overheid keren waarmee zij zich steeds meer identificeren, omdat die in al hun noden voorziet.
In het maatschappelijk debat worden de bezwaren van conservatieven nogal gemakzuchtig verklaard vanuit xenofobe, homofobe of racistische motieven. Hun bezwaren tegen homohuwelijk en meerouderschap betreffen de teloorgang van het gezin als de primaire plek waar een mens gevormd wordt. Het hedendaagse emancipatiebeleid stelt echter het individu centraal dat (als kind, ouder, partner) steeds meer in contractuele, kortdurende relaties met andere individuen staat.
De bezwaren rond immigratie betreffen niet zozeer de islam of vreemdelingen, met wie zij doorgaans juist een sterk traditioneel en religieus levensbesef delen. Hun bezwaren richten zich tegen een overheid die, onder verwijzing naar deugden als diversiteit en emancipatie, een bevolkingspolitiek bedrijft die de natuurlijke cohesie van de samenleving onder druk zet. Het resultaat is voorspelbaar. Als er dan gemeenschappen blijken te zijn die de dominante cultuur niet delen, zit er volgens veel politici niets anders op dan de vrijheid van onderwijs voor christenen en moslims in te perken.
Taal van rampspoed
Het procedé is herkenbaar. De overheid grijpt actief in om burgers te vervreemden van hun natuurlijke milieu. En dreigt de samenleving uiteen te vallen in talloze individuen en subculturen, dan presenteert die overheid zich als de enige instantie die nog een zekere sociale en morele orde kan garanderen. In dit verband is het belangrijk om de sturende rol van de overheid in het onderwijs, met name rond seks- en burgerschapseducatie kritisch te volgen.
De klimaatpolitiek is het recentste voorbeeld van de ontembare behoefte van (supra)nationale overheden om de samenleving opnieuw in te richten. Met een omvangrijk stelsel van belastingen, reguleringen en subsidies wordt de autonomie van boeren, vissers, ondernemers en ook burgers gefrustreerd. Premier Rutte noemde dit klimaatbeleid de „grootste verbouwing van Nederland sinds de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog.” De taal van rampspoed en mobilisatie is nooit ver weg als de overheid haar greep op de bevolking wil verstevigen.
Terug naar de VS. Nisbet laat in ”Conservatism. Dream and reality” de bloeiperiode van het conservatisme eindigen met het presidentschap van Reagan. Dat is nogal contra-intuïtief. Reagans beleid staat te boek als toonbeeld van conservatieve politiek. Maar volgens Nisbet maakte het neoconservatisme juist toen het eigenlijke conservatisme onschadelijk. Voortaan zouden bijvoorbeeld ”evangelicals” hun bezorgdheid om ethische kwesties als abortus en seksualiteit paren aan een kritiekloos enthousiasme voor een militaristische overheid en economische liberalisering.
Bezemwagen
Is dat in Nederland zoveel anders? Het is de tragiek van onze tijd dat kerken en christelijke politieke partijen het radicale karakter van deze ontwikkeling nauwelijks doorzien. Ze zijn verworden tot de bezemwagen van de liberale karavaan van dominante overheden, ngo’s en internationale ondernemingen. Zij doen hun best om met mantra’s als diversiteit, duurzaamheid, rentmeesterschap en solidariteit dit nog een menselijk gezicht te geven, maar betonen daarmee slechts een opmerkelijke dienstbaarheid aan dit project.
Zolang het primaat van de staat niet bevraagd wordt, kunnen we niet van conservatieve politiek spreken. Het ongenoegen over de staat zal regelmatig leiden tot oplevingen van populisme, nationalisme en boerenprotesten, zonder dat de dieperliggende oorzaken aangewezen worden. De ironie van onze tijd is dat het liberalisme leidde tot een verstikkende bureaucratie en een alomtegenwoordige overheid. De enige ideologie van de vrijheid is het conservatisme dat mensen echt aanspreekt op hun verantwoordelijkheid en autonomie. Maar wie durft zoveel vrijheid aan?
De auteur is predikant van de hervormde gemeente in Nieuwkoop.