Klimaatcrisis illustreert dat botsende stemmen in kerk elkaar nodig hebben
Zaterdag vond in het Dominicanerklooster in Zwolle de bijeenkomst ”Groen geloven” plaats, een bezinningsdag van een scala aan christelijke organisaties over de betekenis van het christelijk geloof voor de klimaatcrisis. Rentmeesterschap, verduurzaming van kerkelijke gemeenten en de persoonlijke levensheiliging stonden centraal.
De reacties op sociale media logen er niet om. De strekking ervan lag in het verlengde van een recente blogpost van Dirk van Genderen, voormalig redacteur van EO-Visie: „Ik verbaas me erover dat mensen er alles voor over hebben om het klimaat te “redden”. Het is een nieuwe religie geworden, een heidense religie. Het schepsel wordt aanbeden, in plaats van de Schepper. Het mag geld kosten, veel geld, tijd, inzet. Hadden christenen maar zoveel over voor hun geloof in de Heere Jezus.”
Deze tegenstem staat niet op zichzelf. Secularisatie en ontkerkelijking hebben in kerk en theologie een bezinning teweeg gebracht die zich laat samenvatten met de woorden die aan Fransciscus van Assisi worden toegeschreven: „Verkondig het Evangelie, desnoods met woorden.” Deze ”diaconale wending” van de kerk roept ook een stevig tegengeluid op: Verdwijnen zo het spreken over zonde en genade en de geestelijke toekomst van Gods Koninkrijk niet uit beeld? Soortgelijke kritiek klinkt op de theologie van de populaire nieuwtestamenticus N. T. Wright. Hij inspireert immers mensen die met de Bijbel in de hand het goede zoeken voor mens en wereld. Maar is zijn nadruk op de roeping van christenen hier en nu niet in strijd met de diepte van het evangelie? Met het evangelie zelf?
Dit zijn grote woorden. Sluiten beide vormen van profetisch spreken elkaar werkelijk uit? Ook in Zwolle wilden mensen echt wel weten van persoonlijke schuld die moet worden verzoend. Dirk van Genderen vindt rentmeesterschap vast een belangrijk thema. En Wright schrijft niet veel over de persoonlijke dimensies van de rechtvaardiging en het ingrijpende komen van God, maar hij doet het wel. Blijkbaar kent het Evangelie meerdere dimensies, die voor beperkte mensen elk pas oplichten als ze met een zekere eenzijdigheid worden verwoord. Niet voor niets zegt Paulus dat we in de gemeente alleen samen de hoogte, diepte, lengte en breedte van de liefde van Christus leren kennen.
Juist de klimaatcrisis illustreert treffend dat de stevig botsende stemmen in de kerk elkaar nog heel hard nodig gaan hebben. Er wordt misschien best veel gepraat over een diaconale wending van de kerk. Maar gezien de ernst van de situatie blijft het daarnaar handelen nog altijd ver achter. Op de meeste kerkdaken liggen nog geen zonnepanelen. Voor kritische profeten alle reden stevig van zich te laten horen – om te dringen tot een verandering in gedrag en mentaliteit, maar ook om besef van zonde tegen God en zijn schepselen concreter te verdiepen dan ons lief is.
Als het waar is dat we de schepping nodeloos hebben uitgeput en we op een andere manier moeten leren leven, kan er niet genoeg worden gepraat over een gezond geestelijk leven en vertrouwen op God. Het is immers bepaald niet ondenkbaar dat we binnen een of twee generaties te maken krijgen met grote nationale en internationale spanningen vanwege verplaatsingsoperaties, land dat moet worden prijsgegeven aan het water en stromen klimaatvluchtelingen. Wie zich de gevolgen daarvan concreet indenkt, houdt gauw zijn mond over maakbaarheid. Maak je borst maar nat. De kerk zal ál het Bijbelse spreken over zonde en verootmoediging, rentmeesterschap, goed doen, Gods oordeel en barmhartigheid, en Gods nieuwe wereld hard nodig hebben om gelovigen pastoraal te motiveren los te laten, zich te verootmoedigen én de hand aan de ploeg te slaan.
In de woorden van Franciscus (maar dan nu écht de zijne, uit 1221): „Ja, de ware dienaar berispt de goddelozen onophoudelijk, maar hij doet het vooral door zijn gedrag; tegelijk schijnt de waarheid in zijn woorden, door het licht van zijn voorbeeld, door de hele uitstraling van zijn leven.”
Koert van Bekkum is hoofddocent Oude Testament. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.